Loading...
kunst & cultuur2020-11-02T13:27:01+00:00

Artikelen over Kunst & Cultuur

A life on our planet

Oktober 2020

Voorafgaande aan de jongste documentaire van David Attenborough A life on our planet wordt een documentaire over Greta Thunberg aangeprezen. Een documentaire die ik niet zal gaan zien, ook al kan ik niet precies aangeven waarom niet. Ik vermoed dat de leeftijd hier een grote rol speelt. Ik wil zeker niet badinerend over de Zweedse klimaatactiviste spreken, het is verfrissend en opmerkelijk dat zij zo’n rol kan spelen in het debat over de opwarming van de aarde. Volwassenen die haar proberen af te serveren, en er zijn er genoeg die dat menen te moeten doen, zouden zich diep moeten schamen.

Maar in wat ik tot nog toe van Greta Thunberg waarnam, ontbreekt de zin voor betrekkelijkheid. Zij lijkt behalve door oprechte en helaas terechte zorgen over het klimaat vooral door woede gedreven te worden. Hoe begrijpelijk en gerechtvaardigd die woede ook is, ik prefereer toch nadrukkelijk de lankmoedigheid van de 94 jarige David Attenborough. Bij hem geen woede of opgewonden verhalen maar een rustige verteltrant, even prachtige als indrukwekkende en vooral zorgwekkende beelden, een onontkoombaar verhaal. Waar Thunberg uitroept ‘I want you to panic!‘ zegt Attenborough ‘There is still hope!’

Deze documentaire geeft een overzicht van de zeventigjarige carrière van de bioloog Attenborough en hij schetst de ontwikkeling van het ecosysteem aarde aan de hand van drie waarden die hij voor elk decennium sinds 1950 weergeeft: de wereldbevolking, de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer en de resterende wildernis. In 1950 bedroeg de wereldbevolking 2,6 miljard en nu in 2020 zitten we al op 7,8 miljard. Het aandeel koolstof in de atmosfeer is gestegen van 300 naar 400 ppm en de resterende wildernis bedraagt nog slechts zo’n 30%. Meer getallen hebben we niet nodig om ons de ernst van de situatie te doen realiseren.

Het probleem is dat deze documentaire vooral preken voor eigen parochie is. Ik denk niet dat klimaatontkenners hier naar willen kijken. Toch is het verhaal van Attenborough onvermijdelijk en onweerlegbaar. Het zou verplichte kost moeten zijn op alle scholen in de hele wereld maar vooral voor alle parlementen en alle regeringen overal ter wereld. Of dat voldoende is om het gevoel voor urgentie te kweken dat nodig is om de wereld te behoeden voor een catastrofaal einde van de menselijke soort? Je moet je zelfs afvragen of het wel zo’n ramp is als de menselijke soort zichzelf ombrengt. Misschien dat er dan een nieuw evenwicht kan ontstaan, misschien dat zich dan nieuwe biodiversiteit kan ontwikkelen, wij mensen voegen niets toe, we breken slechts af.

Ik ga niet meer in gesprek met klimaatontkenners, zoals ik ook gelovigen en complotdenkers bij voorkeur links laat liggen. Gelukkig zijn er genoeg anderen die zich ervoor in willen spannen onvermoeibaar het belang van wetenschap te blijven bepleiten. Maar juist bij klimaatontkenners, gelovigen en complotdenkers valt wetenschap niet in vruchtbare aarde. De essentie van wetenschap is dat zij betwijfeld moet worden maar niet door de eerste de beste nitwit die een mening belangrijker vindt dan een feit. De wetenschap moet juist door de wetenschap betwijfeld worden. Iets is wetenschappelijk juist en waar zolang experimenten uitgevoerd en herhaald kunnen worden en tot nieuwe experimenten aantonen dat een these wetenschappelijk onderuit kan worden gehaald.ok al was hij voor eigen parochie, het is een indrukwekkende, even prachtige als zorgwekkende documentaire, dit A Life on our Planet.

A life on our planet – trailer

Lara

Oktober 2020

Lara is de jongste film van regisseur Jan Ole Gerster, van wie ik niet eerder een film zag. Deze film gaat over de pianolerares Lara, die zelf ooit een talentvol pianiste was maar er de brui aan gaf toen haar pianoleraar haar uitdaagde met uiterst onaangename en ontmoedigende commentaren. Alleen de echt goede pianisten trekken zich dat niet aan, was zijn overtuiging. Behalve pianolerares is Lara ook moeder, van een pianospelende zoon. De moeder brengt haar zoon de beginselen van het pianospel bij. En dat doet ze rücksichtslos, met volledige veronachtzaming van het feit dat ze ten minste af en toe, zeker op cruciale momenten, eerst en vooral moeder moet zijn. De zoon moet de geknakte carrière van de moeder waarmaken.

We krijgen in deze film alleen de pianolerares te zien, haar moederrol heeft Lara nooit vorm en inhoud weten te geven. En als pianolerares deugt ze ook al niet, didactische vaardigheden heeft ze nooit opgestoken. Daardoor krijg je geen moment in deze film het gevoel dat je naar een vrouw van vlees en bloed zit te kijken. Geen seconde krijg je het gevoel dat ze gered kan worden, zichzelf kan redden. Geen nanoseconde waarin zich iets van zachtheid of moederlijks laat zien. Lara is onuitstaanbaar, ik heb dan ook geen moment met haar te doen en als ze op een zeker moment voor een open raam driehoog staat, denk je inderdaad: laat je maar vallen, meid, er is niets meer aan te doen.

Jammer dat de regisseur van Lara geen gelaagde vrouw heeft gemaakt.Dat had de film maar vooral haar personage meer diepgang gegeven. Wat mij betreft een gemiste kans. En er was nog een voorbeeld van een ingreep door de regisseur die ik niet begreep: de film opent met een scene waarin de politie in een van de appartementen in de flat waar Lara woont huiszoeking moet doen. Kennelijk is het in Duitsland noodzakelijk dat daarbij burgers als getuige aanwezig zijn. We zien politieagenten het pand doorzoeken en alle door hen onderzochte spullen zoals boeken en dergelijke achteloos over hun schouder op de grond smijten. Ik geloof niet dat het er in de praktijk zo aan toe gaat en ik begrijp niet waarom de regisseur in de eerste scene van zijn film al terug moet vallen op zo’n onzinnig cliché.

Voor het overige heb ik wel geboeid naar de film zitten kijken en Corinna Harfouch blijkt een uitstekend actrice. Maar van mij had ze veel méér in haar rol mogen stoppen. Maar Gerster en niet ik was de regisseur.

Lara- trailer

Carlijn Kingma

Oktober 2020

Er is een waanzinnige expositie te zien in Rijksmuseum Twente in Enschede. Van Carlijn Kingma, opgeleid tot architect maar gaandeweg steeds meer geïnteresseerd geraakt in de menselijke geschiedenis, de staat waarin wij verkeren, ons verleden en onze toekomst, ons lot. Met alleen de taal van de architect kon zij haar verhaal niet vertellen. Net zo min als zij haar verhalen kan vertellen gebaseerd enkel en alleen op haar eigen ideeën, fantasie, blik en kijk op de wereld. Zij noemt zichzelf cartograaf.

Carlijn Kingma ging haar verhalen vertellen op basis van talloze gesprekken met denkers, schrijvers, dichters en wetenschappers en de weerslag daarvan is te vinden in ongelooflijk gedetailleerde tekeningen, telkens op basis van een zeker thema. In Enschede zagen we The Fabric of Humankind, Spolia of a Thousand Expectations, The Chronicle of Gaia, The Babylonian Tower of Modernity, Stargazers & Gravediggers, A History of the Utopian Tradition en The Objective Truth Factory.

Stuk voor stuk tekeningen waar je uren naar kunt kijken omdat ze zijn opgebouwd uit werkelijk talloze verhalende details. Het is buitengewoon aanlokkelijk en uitdagend om te proberen aan de hand van de titels het verhaal achter het werk te ontrafelen. Dat is echter bijna ondoenlijk, al was het maar – om een enkel voorbeeld te geven – dat je in de A History of the Utopian Tradition niet kunt weten dat links onder Plato staat te wijzen terwijl een stuk verderop Aristoteles zijn ideeën over de staat uit de doeken doet. Om de tekeningen echt te kunnen doorgronden heb je dan ook behoefte aan een toelichting.

Gelukkig is die toelichting op internet wel te vinden: op de website van de Correspondent vindt u een uitgebreide toelichting op het jongste werk van Carlijn Kingma: The Fabric of Humankind, dat je op verschillende manieren kunt benaderen. Buitengewoon verhelderend en ook interessant om haar gedachtegang te kunnen volgen, te kunnen begrijpen wat je ziet.

En op YouTube zijn uitgebreide toelichtingen te vinden op De Babylonische Torens van Moderniteit en De Geschiedenis van de Utopische Traditie. U kunt deze video’s hieronder bekijken. Het kan niet anders of ook u zult een bezoek aan het Rijksmuseum Twente in gaan plannen. Het is beslist meer dan de moeite waard!

Een geschiedenis van utopische traditie
De Babylonische Toren van de Moderniteit

The Painted Bird

Oktober 2020

In 1965 werd The Painted Bird van de Pools-Amerikaanse schrijver Jerzy Kosinski gepubliceerd, een jaar later vertaald in het Nederlands. Ik heb het boek destijds gelezen, ik zie de cover nog zo voor me.  De Tsjechische regisseur Václav Marhoul heeft het boek nu verfilmd, een epos in zwart-wit van bijna drie uur. Op basis van de trailer en wat publicaties rondom de film ging ik de film in mijn eentje bekijken. Niemand uit mijn omgeving had er echt zin in. Ten onrechte, overigens. Alleen al vanwege de jongen Joska, die onvergetelijk gespeeld wordt door Petr Kotlár.

Het verhaal speelt zich af tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog ergens in wat ik maar Groot-Slavië noem, het gebied tussen Tsjechië, Hongarije, Transsylvanië en Oekraïne. De jongen is alleen overgebleven en gaat op zoek naar zijn ouders maar heeft geen idee waar hij hen zoeken moet. Hij zwerft door voornamelijk achterlijke gebieden, bevolkt door achterdochtige arme boerenfamilies die er animistische gebruiken op na houden.

Het is een heroïsch verhaal geworden, een avonturenfilm. Maar dan wel avonturen in de duistere mensenwereld. Dat er wreedheid bestaat, weten we. En in tijden van oorlog treedt die wreedheid wel heel erg expliciet aan de oppervlakte. Dus gewelddadige scenes met nazi’s, Russen en Kozakken kunnen ons in deze film nauwelijks verbazen.

Maar Joska lijkt rond te zwerven in een wereld waar Rutger Bregman liever niet van droomt. Eerlijk gezegd is de hoeveelheid wreedheid die het joch te verduren krijgt wel een overdosis. Ik betrapte me halverwege de film, toen ik al heel wat geweld voorbij had zien komen, en toen Joska over een ijsvlakte kroop, op de gedachte: “ze zullen hem toch niet ook nog eens door het ijs laten zakken hè?” Maar jawel hoor, ook dat bleef hem niet bespaard.

En dat een goedbedoelende priester hem uitgerekend bij een sadistische pedofiel onderbrengt is ook wel veel van je voorstellingsvermogen gevraagd. Net als de nymfomane die de jongen van hoogstens 12 jaar ontmaagdt. Tijdens de film vraag je je af wat al deze wreedheid met de jongen zal doen. En er zijn drie scènes waarin Joska op even wrede wijze wraak neemt op zijn belagers, op de pedofiel (ik zag twee andere bezoekers vóór mij naar elkaar een duim opsteken bij deze scène), op de nymfomane en op een marktkoopman ergens in Oekraïne. Natuurlijk is die wraak begrijpelijk en zelfs te rechtvaardigen maar je houdt je hart vast. Overigens wordt er in de film ook anderen behoorlijk wat wreed geweld aangedaan.

Kortom, in het universum dat Kosinski, respectievelijk Marhoul ons voorschotelen kun je bepaald niet beweren dat de meeste mensen deugen. Er was gewoon te veel wreedheid. Een enkele keer ook heel ongeloofwaardig. Zoals in de scène waarin Joska misdienaar is bij de opvolger van de goedbedoelende priester en met het missaal achteruitlopend van de altaarverhoging afdondert waarop de gezamenlijke kerkbezoekers hem prompt in een gierput gooien. Op enkele scènes na wordt het geweld overigens niet direct gefilmd, juist doordat de camera op het moment suprême zich van de scène afkeert weet je dat er iets vreselijks wordt voltrokken. De impact is er niet minder om. Alleen de allereerste scène wordt direct gefilmd in beeld gebracht. Je zit meteen strak in je stoel en je hoopt dat niet de hele film gevuld zal zijn met dit soort beelden.

Maar ondanks deze kritiek vond ik het toch een monumentale film. De zwart-wit beelden waren bij tijd en wijle betoverend en in het begin deden ze me vooral aan de Hongaarse cineast Béla Tarr denken, die het werk van de Hongaarse schrijver László Karsznahorkai zo onvergetelijk verfilmde. Ook de verschillende personages, en er trokken er nogal wat aan ons voorbij, waren fantastisch gecast.

En het verhaal dat de film vertelt is het verhaal van xenofobie. Alles en iedereen die niet direct als eigen wordt herkend, wordt onmiddellijk verstoten. Dat overkomt de geverfde vogel, dat overkomt Joska. Het is een verhaal van alle tijden en we lijken er maar niets van te leren.

The Painted Bird- trailer

On the Rocks & The Nest

Oktober 2020

Twee films gezien de afgelopen dagen die beide een relatie die onder druk komt te staan als thema hadden. On the rocks is de jongste film van Sofia Coppola (die we onder andere kennen van Lost in Translation, een prachtige film, eveneens met Bill Murray) en The Nest, de tweede rolprent van Sean Durkin.

On the rocks is meer comedy rond een jonge moeder, voortreffelijk vertolkt door Rashida Jones en haar vader die onovertroffen geportretteerd wordt door Bill Murray, een acteur die je nooit teleurstelt. Mooi gefilmd tegen het decor van een grote Amerikaanse stad. Het verhaaltje is wel heel dun: getrouwd stel, twee kleine schoolgaande kinderen, de man is druk met het opzetten van zijn eigen zaak en heeft dan, ‘uiteraard’, nauwelijks tijd of aandacht voor zijn echtgenote. Doordat de man niet erg duidelijk is over wat hij allemaal doet en hoe hij tegenover zijn medewerk(st)ers staat, krijgt de echtgenote het gevoel dat er iets niet klopt. Haar vader treedt prompt doortastend op en laat wat navraag doen naar zijn schoonzoon en haalt zijn dochter over om samen met hem zelf de privé detective uit te hangen. De scenarist maakt het zichzelf wel wat gemakkelijk door de echtgenoot voortdurend vaag te laten doen. Als de echtgenote met haar man wil praten over de schoolkeuze voor een van de kinderen zegt de man onmiddellijk: ik vertrouw jou daar blindelings in. Geen echtgenote zou met dat antwoord genoegen nemen. Dat vader en dochter tegen het einde van de film ook met elkaar nog een confrontatie aangaan kan het magere plot niet redden. Maar het was wel een onderhoudende en aangename film. Niet een film die lang in je geheugen achter zal blijven.

In The Nest hebben we ook te maken met een jong echtpaar met twee kinderen. Het echtpaar wordt overtuigend gespeeld door Carrie Coon en Jude Law. De echtgenoot is een zeer ambitieuze man die zichzelf heeft wijsgemaakt dat hij zakelijk succes van formaat moet zien te bereiken. De oorzaak voor zijn brandende ambitie ligt vermoedelijk in zijn jeugd, zoals één korte scene in de film ons moet doen vermoeden. Het fijne ervan komen we niet te weten. Hij doet voorkomen alsof hij van een oude zakenrelatie een voorstel heeft gekregen dat hij niet kan weigeren maar de consequentie daarvan is wel dat het gezin uit de VS moet verhuizen naar het VK. Zijn echtgenote voelt niets voor die verhuizing maar u weet hoe dat gaat: de man krijgt zijn zin. Pas in de VK komt de echtgenote erachter dat haar man zelf contact heeft opgenomen met zijn voormalige zakenrelatie. En dan weet je: dit komt voorlopig niet meer goed. En vanaf dat moment gaat het werkelijk op alle fronten fout: de moeder verliest haar paard en het vertrouwen in haar echtgenoot, de echtgenoot komt zakelijk in enorme problemen, de dochter krijgt verkeerde vriendjes en het zoontje wordt op school gepest. Pas wanneer zo’n beetje alle hoop is weggeblazen lijkt er een catharsis te kunnen ontstaan en lijken de gezinsleden zich te realiseren dat alleen hun liefde voor elkaar hen nog kan redden. Ook dit was een onderhoudende film, goed gefilmd en goed gespeeld.

Maar ik heb niet zo veel met dit soort gezinsdrama’s, merk ik. Maar als ze goed verfilmd zijn, en dat is hier bij beide films het geval, is het geen straf om naar te kijken.

On the Rocks – trailer
The Nest – trailer

Atlantis

September 2020

De Oekraïense cineast Valentyn Vasyanovich maakte een indrukwekkende film onder de titel Atlantis. De film speelt zich af in 2015, een jaar na afloop van een verschrikkelijke oorlog. Niet eerder zag ik een post-apocalyptisch (stedelijk) landschap zo intens verbeeld.

De mensen die deze oorlog overleefden zijn allen op een of andere manier getraumatiseerd. Hoe pak je je leven weer op nadat jij en je medeburgers elkaar de hersens insloegen omwille van vermeende territoriale of culturele drogbeelden? Sommigen gaan dan ook na die oorlog opnieuw met elkaar op de vuist: waarom moest jij zonodig naar de wapens grijpen?
In gruwelijke beelden laat Vasyanovich zien hoe mensen kunnen reageren op hun trauma’s. We volgen voornamelijk Sergej die een baantje in een staalfabriek inruilt voor watertransporteur. Niet alleen ligt het hele land vol mijnen maar ook het oppervlaktewater is volledig vergiftigd. Sergej krijgt de gelegenheid naar het buitenland te vertrekken maar hij gaat niet op het voorstel in. Hoe desolaat zijn huidige omgeving ook is – hij heeft een naargeestig flatje gevonden op een industrieel complex – het bevalt hem er omdat hij er niet lastig gevallen wordt, er rust vindt. “Ik zou niet meer passen in een normale wereld” zegt hij.
Hij gaat als vrijwilliger aan de slag bij een groepje mensen dat massagraven leeghaalt en de overblijfselen van gesneuvelde soldaten – we komen onder hen Russen, Oekraïners en bewoners uit de Donbass tegen – beschrijft en documenteert om ze vervolgens opnieuw te begraven. Ook al zijn de namen niet meer te achterhalen, nu liggen ze tenminste niet meer helemáál anoniem begraven.
Een strohalm is misschien dat sprankje hoop dat menselijk contact  kan bieden? We weten het niet. Een vrijpartij is echt het enige lichtpuntje, maar zwakker licht is nauwelijks denkbaar in deze donkere en troosteloze film. Toch vond ik het een indrukwekkende film waarin de troosteloosheid heel af en toe zomaar schoonheid uit kon stralen. Hoe absurd. Maar dit verhaal, deze beelden, ze zijn bepaald niet ondenkbaar, liggen ze ons in het verschiet?
Atlantis- trailer

Dark River

Augustus 2020

Dark River is een film van Clio Barnard die ook het scenario schreef. De film vertelt het verhaal van broer en zus, Joe en Alice die opgroeien op een boerderij in Yorkshire samen met hun vader maar zonder een vroeg overleden moeder. De film begint als dochter Alice het bericht krijgt dat haar vader is overleden. Zij besluit terug te keren naar de boerderij om die over te nemen, haar vader had haar immers het toekomstig beheer over de boerderij toegezegd en bovendien zou haar broer niet in staat zijn om die taak op zich te nemen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. De boerderij is eigendom van een trustkantoor dat heel andere plannen heeft, broer Joe legt zich niet zomaar neer bij het voornemen van zijn zus maar nog veel indringender is de geschiedenis van broer en zus en de rol die de vader daarin speelde.

Dark River is een psychologisch drama met een helaas maar al te bekend thema. Buitengewoon indringend gespeeld en verfilmd. Met prachtige rollen van broer en zus, Mark Stanley en Ruth Wilson. Een beklemmende en verdrietige film over die tot wanhoop stemmende vraag: waar was je toen ik je nodig had? Ik vertel u hier niets over het feitelijke plot, daarvoor zult u de film zelf moeten gaan zien. Doe dat vooral, dat zet u aan het denken!
Dark River – trailer

La Verité

Juni 2020

Sinds Belle de Jour ben ik een liefhebber van de goddelijke Catherine Deneuve. Dus kaarten besteld voor haar jongste rolprent, La Verité van Kore-Eda Hirokazu. De film gaat over een actrice die een actrice speelt die in een film acteert. O ja, ze acteert ook nog in het leven van haar dochter en anderen om haar heen. Maar die anderen, inclusief haar dochter, zijn hoogstens figuranten in het universum van de moeder. U begrijpt het al, moeder is tamelijk onuitstaanbaar. Ze zal toch in het echt niet ook zo zijn?

Catherine Deneuve is ondanks haar matrone-status nog steeds een prachtige vrouw en ook een voortreffelijk actrice. Maar wat is dit een vervelend verhaal. En wat het meeste stoort is dat de dochter zich gewoon door haar moeder laat ringeloren. Als mama aan het einde van de film vertelt dat ze wel degelijk aanwezig was bij een schoolvoorstelling van haar dochter, is deze laatste prompt bereid al haar verwijten aan haar moeder te laten vallen. Maar mama zit gewoon glashard te liegen, een leugen die aangekondigd wordt maar daarover zal ik hier niet verder uitweiden. Ook de fijne nuances van het acteren, verteld aan de hand van de film in de film (dat was pas echt een draak!) zijn mij ontgaan.

Nee, de enige die me echt kon overtuigen was Clementine Grenier als Charlotte, de kleindochter van de leugenachtige egoïste en actrice. Zij speelde naturel en volstrekt overtuigend. Heel erg leuk om naar te kijken. Ach, ik heb me wel vermaakt hoor maar ik vond het een waardeloze film.

La Verité- trailer

Das Vorspiel

Juni 2020

Das Vorspiel is de jongste film van Ina Weisse. Een psychologisch drama met Nina Hoss in de hoofdrol. Vioollerares Anna kampt met spoken uit haar verleden. Een strenge vader en een vroeg overleden moeder, een stukgelopen carrière als concertvioliste, een ogenschijnlijk gelukkig huwelijk maar desondanks overspel, een moeizame relatie met haar zoon, ook een talentvol violist. Anna krijgt een briljante violist Alexander onder haar hoede wiens talent een nog erg ruwe diamant blijkt. De film werkt toe naar een officiële auditie waarbij tal van kandidaten, waaronder de jonge Alexander, hun proeve van bekwaamheid moeten afleggen. De aandacht van Anna voor haar begaafde leerling leidt tot afgunst bij haar zoon en daarin ligt ook het slot van de film besloten. Geen fijn kereltje, deze zoon maar als Anna iets diplomatieker was geweest, iets meer pedagogisch vernuft had weten aan te boren in zichzelf, had de film wellicht niet zo dramatisch hoeven eindigen. Ook al lijkt het slotbeeld moeder en zoon wel weer met elkaar te verzoenen. Maar dan toch tenminste tegen een wel erg hoge prijs.

Een mooie en soms broeierige film, met veel stemmige beelden, in een rustig tempo gefilmd met mooie rollen van Nina Hoss en haar af en toe wel erg geduldige echtgenoot, gespeeld door Simon Abkarian. Ik zal over het scenario hier niet verder uitweiden, u moet de film zelf maar gaan zien. Zonder meer de moeite waard!

Das Vorspiel- trailer

About endlessness

Juni 2020

zo heet de nieuwe en internationaal gelauwerde film van de Zweedse regisseur Roy Andersson. Ik vraag me af waar ik naar heb zitten kijken. Een sombere film, waarmee de cineast ogenschijnlijk wil zeggen: ach, we doen ons best maar het blijft geploeter dat nooit tot iets goeds of iets interessants leidt. Ik leg mijn oor te luisteren bij Eye, waar men mij uitlegt dat Andersson in deze film opnieuw de banaliteit én schoonheid van ons dagelijks bestaan beziet. De banaliteit heb ik – daarover geen misverstand – uitgebreid waar kunnen nemen. Dat de filmmaker ons ook de schoonheid van het bestaan liet zien, is echter niet tot mij doorgedrongen.

De film bestaat uit een groot aantal korte scenes die becommentarieerd worden door een vrouwenstem die zegt: ik zag een man, die… en dan volgt er een mislukking. En echt alles mislukt in de scenes die Andersson ons voorschotelt. Een man die geëxecuteerd dreigt te worden, een man die zijn vrouw in het openbaar mishandelt en jankend verklaart dat hij toch van haar houdt, een man die in de bus zit en huilend meedeelt aan zijn medereizigers dat hij niet weet wat hij wil, Hitler verschijnt zelfs ten tonele van wie de vrouwenstem zegt: “ik zag een man die de wereld wilde veranderen maar daarin faalde”. Enzovoort. Sommige scenes zou je met wat goede wil  droogkomisch kunnen noemen maar de somberte of toch tenminste de hopeloosheid van het bestaan voert bij voortduring de boventoon.

Wat me beviel aan de film was de enscenering van alle scenes: ze voltrokken zich in een min of meer tijdloos decor, ook al zagen we een computer, modern tandartsgereedschap, een chipkaart om in de bus plaats te kunnen nemen naast de scene met Hitler uit 1945 en andere scenes die uit de jaren vijftig of zestig leken te dateren. Het waren steevast Edward Hopper decors maar dan zonder diens fraaie kleurstellingen. Het was net geen sepia maar de grijstinten overheersten het beeld. Werkelijk alles mislukte en het leek alsof de mensen die dat overkwam zich daar al bij voorbaat bij neer hadden gelegd. Alle figuranten in deze korte film van net vijf kwartier waren zonder uitzondering gelaten en leken zich nooit eens te verbazen over hun lot, laat staan dat ze zich daartegen zouden verzetten.

Een opmerkelijke film dus, van een eigenzinnig regisseur die niet de meest vrolijke kijk op de wereld en het menselijke bestaan heeft. Maar een analyse, die uitlegt waaróm mensen falen, die ontbreekt en dat maakt About endlessness tot een lege huls.

About endlessness – trailer

Ema

Juni 2020

Onze eerste film in de bioscoop sinds de Corona-uitbraak. Ema van Pablo Larrain met een prachtige Mariana Di Girólamo in de hoofdrol. Een mooie film vanwege de hoofdrolspeelster, de dansscènes en het street dancing tijdens nachtelijke uren, ergens in een Chileense stad. Maar tegelijkertijd ook een merkwaardig vage film, waarin het toeval af en toe een te grote rol speelt, waarin we maar geen helderheid krijgen over wat Ema, die een obsessie voor vuur en vlammen lijkt te hebben, eigenlijk drijft en waarin de film in het allerlaatste shot alsnog, met terugwerkende kracht, een horrormovie wordt.

Op de Filmkrant lees ik: “Gevoelig en subtiel legt Larraín de algemeen geaccepteerde, maar o zo verkrampte ideeën over liefde, seks, vruchtbaarheid en moederschap bloot. Larraín vindt relaties opnieuw uit. Het huwelijk is dood, leve het huwelijk.” Tja, zo kun je het ook zien maar ik heb er toch anders naar gekeken. Wie de film alsnog wil gaan zien – en dat moet u vooral doen! – moet nu maar niet verder lezen: Ema en haar vriendinnen lijken eigenzinnige vrouwen die hun eigen seksualiteit en seksbeleving voorop stellen maar wanneer Ema een van haar vriendinnen met haar ex-vriendje in bed ziet leggen, trekt ze haar aan haar haren het bed uit, sleurt haar door de gang en flikkert haar zonder pardon van de trap af. Ema en haar vriend hebben een weesjongetje geadopteerd maar zodra dit jongetje laten we zeggen onaangepast gedrag gaat vertonen, staan ze hem zonder pardon ook weer af. De stiefouders geven elkaar uitvoerig de schuld van deze mislukking waar Ema toch het meeste spijt van lijkt te hebben. De vrouwen in deze film kiezen voor vrije liefde waar iedereen, man of vrouw of iets anders, hun partner kan zijn. Heerlijk, lijkt me, ook al is zo’n levenshouding voor mij niet weggelegd noch aantrekkelijk. Maar de vraag is wel in welke omgeving een weesjochie het beste op kan groeien tot een zelfstandig persoon. Daar gaat de film verder niet op in. De manier waarop Ema het nieuwe gastouderpaar van het weesjongetje in haar plannen betrekt om het jongetje toch weer in haar huishouden op te kunnen nemen getuigt misschien van inventiviteit maar het is een gedrevenheid waarvan je nooit zeker weet of haar motieven wel integer, wel eerlijk zijn. Dat wordt alleen maar des te raadselachtiger en vooral onheilspellender met het allerlaatste shot dat ik hier niet weg zal geven.

Ema- trailer

Beutener & Voerman

Februari 2020

In museum More in Gorssel is momenteel een overzichtstentoonstelling van de schilder Jan Beutener  (1932) te zien. Een realistisch schilder uiteraard, anders hangt zijn werk niet in het More museum. Maar niet zomaar realistisch werk. Beutener wordt gefascineerd door detail en compositie. Zo hangt er een schilderij van twee zakenlieden (denk je) aan een vergadertafel maar Beutener schildert dan de ruimte tussen de linker elleboog van de een en de rechter elleboog van de ander. Die ruimte is leeg maar de zakenlieden interesseren hem niet, hij heeft niets met dezulken.

Het pronkstuk van de expositie is, althans wat mij betreft, het schilderij van een dichte schutting. Ook hier is weinig te zien en al helemaal geen mensen. Maar er zijn nog genoeg sporen zichtbaar waaruit je van alles kunt afleiden: plassende honden, een automobilist die zijn asbak in de straatgoot leegde, kinderen die tegen een dichtgespijkerde deur trappen, plastic afval dat voorbij komt waaien. En zo hangt daar een ongekend spannend schilderij. Net als het doek van een man in een leren jas die aan een gehavende muur voorbij loopt.

In een video legt de schilder uit dat hij nooit naar de werkelijkheid schildert, die interesseert hem niet zo. Hij pakt beelden, dingen en voorstellingen uit zijn herinnering bijeen en vervaardigt daaruit het schilderij dat hij voor ogen heeft. Ik zie het werk van Beutener graag maar ik moet eerlijkheidshalve opmerken dat ik zijn latere werk minder vind. Zijn thematiek lijkt te veranderen, het zijn geen homo erotische voorstellingen maar wel veel details van mannenlichamen. Ik heb daar niet zo veel mee op.

Wij trokken verder, naar het leuke dorpje Hattem onder de rook van Zwolle. Daar is een Jan Voerman museum van de IJsselschilder Jan Voerman (1857 – 1941) Diens zoon, Jan Voerman jr is bekend geworden als schilder van de Verkade plaatjes voor de destijds beroemde Verkade albums met voorstellingen uit de natuur. Ook Voerman jr bleek een begenadigd schilder.

Jan Voerman sr werd vooral gegrepen door het IJssellandschap en de eindeloos variërende luchten daarboven. Zijn schilderijen hebben zonder uitzondering een lage horizon opdat hij zoveel mogelijk kan laten zien van wolken en elementen. En van de bewoners van dat landschap onder die eindeloos boeiende luchten: vooral paarden en koeien. Mooi werk hoor, een genot om al dat fraais in alle rust te bewonderen.

The Lighthouse

Februari 2020

Pure horror in zwart-wit

De Amerikaan Robert Eggers, bekend van onder andere The Witch, maakte onlangs The Lighthouse, een in zwart-wit gedraaide horrorfilm. De film speelt zich ergens eind 19de eeuw af op een vuurtoreneiland aan de kust van New England. Een vuurtorenwachter met zijn assistent lossen de oude ploeg af om vier weken lang de vuurtoren en de misthoorns aan de gang te houden. Vier weken of langer, want als het weer tegenzit – en natuurlijk zit het weer dit keer tegen – is het maar de vraag wanneer de volgende aflossing zich aandient.

En dan zitten twee kerels samen op een eiland waar helemaal niets te beleven is. Het reglement zegt weliswaar dat drank ten strengste verboden is maar de oudste van de twee, Thomas Wake – alleen hij mag bovenin de vuurtoren komen bij Het Licht – heeft daarover zo zijn eigen opvattingen. Voor noodgevallen heeft hij zelfs een extra voorraad sterke drank aan de voet van de vuurtoren begraven. De jongere, Thomas Howard slaagt er een tijd lang in zich te houden aan de officiële voorschriften maar zwicht uiteindelijk voor de druk van zijn baas. En vanaf dat moment gaat het dan ook goed mis en ontrolt zich een volstrekt onvoorspelbaar scenario dat culmineert in een orgie van geweld. Over de afloop zal ik u in het ongewisse laten, ga de film zelf maar zien.

Dat is de film absoluut waard, al was het maar vanwege de ongelooflijk goed acterende Willem Dafoe, op eerbiedige afstand gesecondeerd door Robert Pattinson. Beiden types van stille wateren en diepe gronden. Stukje bij beetje wordt er iets van hun verleden bloot gegeven, drank doet de meest verschrikkelijke dingen met een eenzaam mens. En ondertussen teisteren winden (inclusief de niet aflatende scheten van Wake) en stormen het eiland, het vuurtorenhuisje en de beide bewoners. Vier weken duren lang onder zulke omstandigheden, heel erg lang. En wanneer de lang verwachte aflossing uitblijft vanwege het slechte weer, slaat de gekte toe.

Prachtig zijn de zwart-wit beelden van het eiland en de storm, de woeste oceaan en het macabere interieur van het wachtershuisje en de vuurtoren. En niet te vergeten van de zeemeeuwen, die kwaadaardig en roofzuchtig zijn, voortdurend belust op prooi. Naargeestig zelfs zijn de beelden van een zeemeeuw die een oog mist. Hoe de makers dit soort beelden hebben kunnen maken is een raadsel. Wel prachtig, deze film die verder overigens geen diepere lagen kent, schitterend verfilmd, geweldig geacteerd en met een magisch geluidsbeeld.

The Lighthouse – trailer

1917

Januari 2020

Eind vorig jaar las ik het bijna twee kilo zware De Geschreven Oorlog, uitgegeven door het In Flanders Fields museum in Ieper. Het boek bevat meer dan driehonderd dagboekfragmenten en brieven van soldaten en officieren van alle bij de Grote Oorlog betrokken partijen. Een indrukwekkend boek, wie de boekbespreking wil lezen, kan hier terecht. Gisteren bezochten wij de indrukwekkende film 1917 van regisseur Sam Mendes, wiens grootvader deelnam aan die verschrikkelijke oorlog en aan de basis van het script van deze film stond.

Het verhaal is gebaseerd op een simpel en klein gegeven: een geallieerde divisie van zestienhonderd man moet op tijd worden gewaarschuwd om een geplande aanval af te gelasten. Ze zouden door de Duitsers in de val worden gelokt en massaal worden afgeslacht. Mendes is erin geslaagd in zo’n klein verhaal toch de (waanzin van de) Eerste Wereldoorlog te laten zien. En wat buitengewoon intrigerend is en voortreffelijk bleek te werken: de film lijkt in zijn geheel opgenomen te zijn in slechts één langgerekt shot. Die ene camera is vanaf het allereerste moment gericht op de beide hoofdrolspelers, van wie er al spoedig nog maar een over is, en laat hen niet meer los, tot aan het allerlaatste shot van de film. Daarmee zit je als kijker bovenop de filmheld(en) waardoor je intens betrokken lijkt te raken bij hun lot.

De hoofdrollen zijn weggelegd voor jonge, onbekende acteurs: Dean Chapman als Blake en George MacKay als Schofield. De slechts kleine rolletjes voor Colin Firth en Benedict Cumberbatch mochten niet verhinderen dat hun naam als eerste en in kapitalen op de aftiteling verschenen. Een beetje misplaatst, zou ik zeggen.

Twee punten van kritiek wat mij betreft. Ergens merkt een Engelse soldaat op: “We zouden toch met kerstmis thuis zijn” maar die opmerking werd in 1917 echt niet meer geplaatst. Die verzuchting dateerde uit 1914 toen de Duitsers van Ein frischer, fröhlicher Krieg spraken en inderdaad veronderstelden met de kerst wel weer thuis te zullen zijn. Maar goed, dichterlijke vrijheid zullen we maar zeggen.

Meer moeite had ik met het voorval waarbij een Duitse piloot Blake neersteekt nadat hij nota bene door de beide Tommies uit zijn brandend vliegtuig was gered. Behalve dat er nog zoiets als soldaten-eer bestaat was het ook niet logisch dat de Duitser zijn redder doodde; hij wist immers dat hij op zijn beurt onmiddellijk door diens kompaan zou worden gedood. Waarom had Blake niet aan de vliegtuigcrash kunnen bezwijken? Nu moest de Duitser ook nog eens nadrukkelijk tot de ‘bad guy’ worden gebombardeerd, terwijl de film daar helemaal niet over gaat. Wat mij betreft had Mendes die partijdige positie kunnen en moeten vermijden.

Niettemin, al met al een indrukwekkende en uiterst spannende film, die een klein verhaal vertelt, heel direct en rechtstreeks geregistreerd. Zeer de moeite waard!

1917 – trailer

Once Upon a Time in Hollywood

Januari 2020

Een nieuwe Tarantino is net als een nieuwe Star Wars. Daar ga je gewoon naar toe. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik The Hateful Eight niet geweldig vond maar dat weerhield me niet van een bezoek aan het Hollywood van Tarantino. Once upon a time in Hollywood speelt zich af in het Hollywood van de zestiger jaren en volgt de acteur in zijn nadagen Rick Dalton met zijn stuntman en duvelstoejager Cliff Booth.

Rick Dalton wordt gespeeld door Leonardo Di Caprio en ik had nooit gedacht nog eens van die acteur te zullen genieten. Nou, in deze film is het smullen. Di Caprio schmiert en schurkt en zet een onvergetelijke acteur in zijn nadagen neer. Zijn stuntman, chauffeur, huisknecht, alleskunner en maatje Cliff wordt vertolkt door Brad Pitt. Een rol die hem is toevertrouwd. Pitt speelt eigenlijk altijd geweldig, hij stelt je nooit teleur.

In de film worden kennelijk tal van bekende scenes uit films en tv-series nagespeeld. Ik ben daar niet zo goed in thuis maar ook zonder die herkenning is deze film echt een genot om naar te kijken. Om te beginnen de sfeerbeelden uit die jaren zestig en het Hollywood van die tijd. En de meest prachtige muziek uit die jaren komt voorbij. Ronduit heerlijk.

Het verhaal dat de film naast dit alles vertelt is dat van Charles Manson (ook al komt hij als zodanig niet voor, er wordt slechts af en toe van een zekere “Charlie” gerept) die met zijn hippy entourage uiteindelijk een ware slachtpartij aanricht in het huis van de toen zwangere Sharon Tate, het liefje van de toen niet aanwezige Roman Polanski. Langzaam maar zeker wordt duidelijk waar het verhaal heen gaat en je zet je al schrap voor de geweldsscènes die ongetwijfeld gaan komen.

Maar dan grijpt Tarantino in en de geschiedenis krijgt onverwacht een andere loop. Het geweld is dit keer van relatief korte duur geheel aan het einde van de film maar is dan ook wel ongekend heftig met een hoofdrol voor de mastiff Brandy. En zo is Once upon a time in Hollywood ruim twee en een half uur lang een lieve en innemende nostalgische film om in het laatste kwartier geheel te ontsporen in een typische Tarantino geweldsorgie.

Ik heb weer genoten van deze Tarantino. Zal ook wel fors scoren bij de komende Oscars. Laat de volgende maar komen, zou ik zeggen.

Once Upon a Time in Hollywood – trailer

Moderne slavernij in Sorry we missed you

Januari 2020

De films van Ken Loach zijn vaak docudrama’s. Zijn solidariteit en sympathie gelden vooral de mens aan de onderkant van de samenleving. Met liefde voor zijn personages laat Loach zien met hoeveel veerkracht en vindingrijkheid mensen hun lot trachten te ontlopen. Soms eindigt zo’n geschiedenis in berusting of een nederlaag, vaak slaat het noodlot onvermijdelijk toe.

Zijn jongste film Sorry We Missed You is een film over moderne slavernij. Abbey werkt in de zorg met een nulurencontract en wordt op een misselijkmakende manier uitgebuit door haar zorgwerkgever. Haar man Ricky stapt als een soort zzp’er in het koerierswezen waar de werkomstandigheden barbaars zijn. Samen hopen ze ooit eens een eigen huisje te kunnen kopen en leuke dingen met hun twee kinderen te doen. Maar eerst moeten alle schulden worden weggewerkt.

De beide echtelieden maken echter geen schijn van kans, ze zijn inderdaad niet meer dan slaven en werken van ’s ochtends acht tot ’s avonds negen of tien, zes dagen in de week. Voor een hongerloontje. En allerlei werkgerelateerde kosten moeten ze zelf dragen. Prachtig acteerwerk trouwens van Debbie Honeywood (Abbie), Kris Hitchen (Ricky) en Rhys Stone (zoon Seb)

Dit Sorry We Missed You is een ontroerende film maar geen opbeurende. De baas van Ricky is een regelrechte klootzak die in het geheel geen compassie heeft met de mannen die zich voor hem afbeulen. Wat mij betreft had hij een wat minder grote ellendeling mogen zijn, uiteindelijk is ook hij onderdeel en slachtoffer van het moderne kapitalisme. De werkgever van Abbey komt in het geheel niet in beeld, een enkele keer horen we haar telefonisch in gesprek met ‘kantoor’. Loach heeft hier niets uitvergroot, dit is de werkelijkheid van vandaag hier in Europa en elders zal het niet veel beter zijn.

Eigenlijk is het een afschuwelijke film en als je naar buiten loopt bedenk je je dat je zelf gelukkig in betere omstandigheden leeft, niet ook zelf een moderne slaaf bent (dat is trouwens nog maar de vraag maar we zijn tenminste niet zo nadrukkelijk slachtoffer). Loach laat zien dat het (moderne) kapitalisme mensen kapot maakt, zich niets aan mensen gelegen laat liggen, de markt wint altijd. Een ontroerende en afschuwelijke film kortom. En toch moet u hem gaan zien. Dit is de wereld die wij er met elkaar van gemaakt hebben. En dragen we er niet allemaal zelf aan bij met onze I want it all and I want it now houding? Willen we hier echt mee doorgaan?

Sorry We Missed You – trailer

The Rise of Skywalker

December 2019

De nieuwe Star Wars, nummer negen onder de titel The Rise of Skywalker. Natuurlijk heb ik hem gezien. “Opa, moet ik alle vorige delen gezien hebben om deze te kunnen begrijpen?” “Nee jongen, dat hoeft echt niet”. We hebben ervan genoten.

Ik heb nog nooit pogingen gedaan een verhaallijn te ontdekken, laat staan vast te houden. Dat Rey nu eindelijk haar komaf heeft begrepen, het zal me wat. En vaag weet ik wel hoe Darth Vader, Luke Skywalker, Leia, Han Solo en Ben a.k.a. Kylo Ren in het verhaal passen. Maar meer hoef ik niet te weten.

Star Wars gaat over de strijd tussen het goede en het kwade en het goede wint altijd. Het zijn gewoon feel good movies die zich in een verre toekomst afspelen tegen een interstellaire achtergrond. De mens blijkt in staat sneller dan het licht te kunnen reizen en – o wonder – zelfs zonder beschermende kleding in de kosmische ijlte rond te kunnen lopen. Dat dit laatste per definitie onmogelijk is, ach wie stoort zich daar aan?

Deze door George Lucas geschreven serie met de bij tijd en wijlen verpletterende muziek van John Williams is in bijna alle opzichten spectaculair. Ik ga languit in mijn bioscoopstoel hangen en laat het over me heen komen. Drie D natuurlijk, de enige manier om van dit soort films werkelijk te kunnen genieten.

En dan voltrekt zich – alsof je er deel aan neemt – een meer dan spectaculair epos vol fabeltastisch technisch kunnen in een wereld van sterren, zwarte gaten, melkwegstelsels, mensen, talloze mutanten, androids en robots, het ene moment nog verbluffender dan het andere, je weet werkelijk niet waar je moet kijken, soms zou je filmbeelden stil willen zetten om ze eens uitgebreid te onderzoeken en bekijken, zoals een in een ongekend stormachtige oceaan vergaan ruimteschip waarin zich de Wegvinder bevindt die de goede mens de weg zal wijzen naar de Sith onder leiding van het intens kwade Palpatine, tevens de grootvader van Rey. Maar vergeet die namen maar, je hebt geen tekst nodig om deze films te kunnen volgen en begrijpen.

Het is – gek genoeg – allemaal behoorlijk eendimensionaal, die verhaaltjes van Star Wars. En het acteerwerk is dat al evenzeer. Dat is geen verwijt aan de acteurs en actrices, het format en het gegeven waarop het is gebaseerd verdragen geen acteurs of actrices die iets anders in kunnen vullen dan strikt de bedoeling is, die iets extra’s toe zouden kunnen voegen. Datgene wat je te zien krijgt, wat je voorgeschoteld wordt, is dermate overdonderend en verbluffend dat ook nog eens uitzonderlijke acteerprestaties erin zouden verdrinken. Die personages doen er ook helemaal niet toe, sommigen vertegenwoordigen het kwade, sommigen het goede. Meer hoef je niet te weten.

Maar wat heb ik ervan genoten, net als van alle voorgangers. En met evenveel gretigheid zal ik ook de nog komende episodes bezoeken. Ik hoef ze niet twee keer te zien, één keer is genoeg maar ze zijn dan ook echt adembenemend spectaculair!

The Rise of Skywalker – trailer

Felix Nussbaum, een schilder die nooit vergeten mag worden

December 2019

In 1995 bezocht ik het Joods Historisch Museum in Amsterdam ter gelegenheid van de expositie ‘Felix Nussbaum, Uit onmacht naar daadkracht’. Er is nu een prachtige biografie verschenen van Mark Schaevers onder de titel Orgelman, Felix Nussbaum Een schildersleven. U vindt mijn boekbespreking van dit prachtig en ontroerend boek hier.

In Osnabrueck staat het door Libeskind ontworpen Felix Nussbaum Haus dat ik in het komend jaar zal bezoeken. Bij gelegenheid zal ik daarover berichten. Ik hoop dat de paar afbeeldingen hier u aansporen ook eens naar Osnabrueck af te reizen, geloof me, het is meer dan de moeite waard. Al was het maar om het schilderij Triumf des Todes te zien.

Linksonder ziet u een stukje partituur. Het zou hier om de noten van The Lambeth Walk gaan, een razend populair liedje ten tijde van de oorlog. Briljant is onderstaande video van Charles Ridley van The Lambeth Walk – Nazistyle. Goebbels was er niet blij mee!

Lambeth Walk Nazi-style

De Nazi’s waren onontkoombaar

December 2019

We bezochten de veelbesproken tentoonstelling Design van het Derde Rijk in het Design Museum Den Bosch. Wat me het meest verbaast is de enorme ophef over deze tentoonstelling. Kritikasters uit binnen- en buitenland verweten het museum het nazi-gedachtegoed salonfähig te maken met deze expositie. Niets is minder waar, het is echt een bizar verwijt van lieden die ervoor kozen hun bedenkingen te uiten voordat ze de tentoonstelling bezochten.

Want niemand kan ontkennen dat hier op een integere manier is gepoogd licht te doen schijnen op een ongekend duistere periode uit de Duitse geschiedenis. De tentoonstelling richt zich vooral op de vooroorlogse jaren vanaf begin jaren dertig. De periode waarin de nazi’s steeds machtiger werden en uiteindelijk de macht grepen in een land dat nog steeds de wonden likte van een niet-gewonnen-eerdere-oorlog. De tentoonstelling blijft niet tot zichzelf beperkt maar is ingebed aan een groot aantal manifestaties over dit thema met tal van slachtoffergroepen, betrokkenen en disciplines. U vindt het allemaal terug op de website van het museum.

Jammer dat een student het museum moest wijzen op een aantal foutieve bijschriften bij artefacten die tentoongesteld werden. En nog betreurenswaardiger is de wel wat erg zuinige reactie van het museum op deze student. Kennelijk voelen de conservatoren zich toch teveel in hun eer aangetast. Nou, daar is ook wel aanleiding toe. Maar als ze enthousiast en met bewondering hadden gereageerd op de bevindingen van een oplettende student, was er nooit zoveel ophef over ontstaan en had ik er geen woorden aan vuil gemaakt.

De expositie begint met een aantal foto- en filmbeelden (had wat mij betreft iets langzamer gemogen) uit de nazi-periode. Interessant en indringend. Er is een onwaarschijnlijk grote hoeveelheid beeldmateriaal uit die periode beschikbaar en iedere selectie heeft iets willekeurigs. De tentoonstelling zelf was thematisch ingericht in een heldere volgorde en een fraaie opstelling. Veel foto- en filmbeelden, ondersteund door een audiotoer waartoe we dit keer nu eens wel besloten. De audiotoer leverde veel zinvolle en behulpzame context aan.

Maar ook al stonden er enkele meubels (waaronder een prachtig door Speer ontworpen dressoir voor Hitler), jerrycans, een heuse Volkswagen en andere KdF (Kraft durch Freude)-artefacten opgesteld en was er bescheiden aandacht voor typografie, ik zou niet direct voor de titel Design van het Derde Rijk gekozen hebben. Zoveel design kregen we uiteindelijk niet te zien.

Ook had er wel wat meer aandacht geschonken mogen worden aan Leni Riefenstahl. Ze wordt terloops genoemd maar als er nu iemand was die een ongekend grote rol speelde in voor die tijden moderne regie van massa-bijeenkomsten, iemand die zonder zelf een expliciete nazi te zijn aan de wieg stond van het regisseren, vormgeven en registreren van massapsychologische manifestaties, dan was het wel deze regisseuse en filmmaakster. Merkwaardigerwijs komt zij er wel erg bekaaid van af in deze al met al en ondanks de kritiek indrukwekkende tentoonstelling. Tot en met 19 januari kunt u er nog terecht en ik kan hem u aanraden.

The Irishman

December 2019

Martin Scorsese maakte een nieuwe film, The Irishman. Met een casting om je vingers bij af te likken: Robert de Niro, Joe Pesci, Al Pacino, Harvey Keitel en nog vele, vele andere acteurs en actrices.

Scorsese neemt de tijd voor zijn film, ruim drieëneenhalf uur. Heerlijk is dat, zeker wanneer de film je geen moment verveelt. De film vertelt het verhaal van Frank ‘The Irishman’ Sheeran en is deels op de werkelijkheid gebaseerd. De echte hoofdrollen zijn voor Robert De Niro, Al Pacino en Joe Pesci en zij krijgen alle drie ruim de gelegenheid om te schitteren zoals we ze eerder in tal van andere rolprenten leerden kennen. Robert De Niro als de zwijgzame stoere bink met een klein hartje (The Godfather, Heat, Taxi Driver), Al Pacino als de schmierende charmeur (denk aan Scarface en The Godfather) en Joe Pesci als deman met het vileine (grim)lachje (Goodfellas, Once upon a time in America, Raging Bull)

The Irishman is een pure gangsterfilm, zoals alleen Scorsese die maken kan. En De Niro, Pacino en Pesci maken deze film tot een ongelooflijk genot om naar te kijken. Het  verhaal van Sheeran is slechts een kapstok. In wezen gaat de film over (im)moraliteit, liefde(loosheid) en trouw(eloosheid) Frank Sheeran is volstrekt immoreel, een huurmoordenaar die het doden van mensen die zijn opdrachtgevers voor de voeten lopen als een ‘klusje’ klaart. Hij ziet dat zijn dochter hem doorheeft en hem daarom al vroeg in haar leven afwijst, maar hoeveel Frank ook van zijn dochter houdt, zijn leefstijl en zijn beroep zal hij nooit opgeven.

De echtgenotes in deze film komen niet echt goed uit de verf, dat zou wellicht het enige, maar dan ook echt het enige puntje van kritiek kunnen zijn. De vrouwen van de genadeloze mannen zijn allen inwisselbaar. Ze zijn onderdeel van het palet van Scorsese, ze horen bij de sfeertekening van tijdperk en milieu. Meer niet.

Geregeld deelt Scorsese ons in bevroren beelden mee wanneer deze en gene gangster door welke methode uit de maatschappij verwijderd werd, verreweg de meesten door geweld. Alleen Frank Sheeran lijkt erin te slagen aan justitie of gangsterdom te ontkomen. Aan het einde van de film verzoekt hij – inmiddels op hoge leeftijd en aan rolstoel gekluisterd –  aan zijn verpleger de deur op een kier te laten staan. Scorsese laat ons in het ongewisse over het levenseinde van de man die jaren daarvoor de opdracht kreeg de man onschadelijk te maken die hij jarenlang als een schaduw volgde en tegen elk denkbaar onheil beschermde en verdedigde. De wijze waarom Scorsese dit alles verfilmde is werkelijk onnavolgbaar goed, onvergetelijk ook. Even onvergetelijk als de acteerprestaties van Robert De Niro, Al Pacino en Joe Pesci!

The Irishman, trailer

Soft Machine

December 2019

Zaterdagavond naar De Boerderij in Zoetermeer, een tamelijk ongezellig poppodium dat wel geregeld heel interessant programmeert. Dit keer Soft Machine, de band die vooral in de jaren zeventig furore maakte met jazzrock van een grote verscheidenheid. Geen band voor de hitlijsten, wel voor een trouw en vast publiek. Ik wist niet eens dat ze nog steeds optraden, tot ik ze zaterdagavond weerzag.Toch opmerkelijk dat de zaal niet uitverkocht was, ik zou hebben verwacht dat er een grotere schare bewonderaars op de been te brengen was. Dat ligt misschien ook aan de publiciteit rond zulke optredens, je moet er maar net kennis van nemen.

Op de officiële Soft Machine website vind je alle informatie over de vele personeelswisselingen van de band. Drie van de vier muzikanten dateren uit de beginperiode van de band. Op drums John Marshall, het bleek een genot om hem te zien en horen spelen, ook al vond ik de obligate drumsolo minder interessant, voor mij hoeven zulke showcases niet. Behalve dan van een goede bassist, dat mag dan weer wel.

De bassist van vanavond gaf helaas geen solo terwijl hij wel verbluffend goed en soepel speelde.Roy Babbington. Echt een geweldig muzikant die bijna achteloos de ene na de andere prachtige partij speelde. Een genot om naar te kijken.

Theo Travis bespeelde de saxofones, de dwarsfluit en bediende de computer. Gedegen en goed ingespeeld. Het had wat mij betreft hier en daar wat meer mogen swingen maar daar leenden de composities zich niet altijd voor.

John Etheridge op gitaar speelde voortreffelijk en liet zien dat hij een uitstekend gitarist is.De band speelde meerdere nummers van de laatste cd Hidden Details maar ook klassiekers als The man who waved at trains en het wonderschone Chloe and the pirates, in een uitvoering die beter klonk dan de bijgaande video. Hoe dan ook, een heerlijk concert van puike muzikanten!

Soft Machine, Chloe and the pirates

An elephant sitting still

Juni 2019

Ik bezocht de laatste film van de Chinese cineast Hu Bo, An elephant sitting still. Diens laatste film omdat hij kort na het voltooien van deze rolprent zelfmoord pleegde. Als de wereld daadwerkelijk in elkaar steekt zoals Hu Bo die ons toonde, dan blijft je ook weinig anders over, vrees ik.

Vier uur lang heb ik zitten kijken naar een paar mensen die op werkelijk geen enkele manier in staat bleken tot een vorm van sociaal verkeer waar enige warmte uit sprak. Waar ouders voorkomen slaan of schoppen ze hun kinderen, ze stelen hun geld, een moeder kan alleen maar gillen tegen haar dochter, nergens ook maar het geringste blijk van genegenheid, zelfs niet in de meest gesublimeerde vorm.

Het kan zijn dat de Chinese samenleving zo in elkaar steekt. Het is niet ondenkbaar dat in een samenleving waar individualisme is uitgebannen een grenzeloos egoïsme de kop opsteekt. Ik kan dat niet beoordelen. Maar vier uur lang kijken naar een film waarin geen enkele hoop meer doorklinkt, dat is een lange zit. De film heeft me wel gefascineerd maar dat kwam vooral door het spel van Peng Yuchang als Wei Bu en Zangh Yu als Yu Cheng.

Wei Bu heeft een rein karakter en lijkt intuïtief de juiste beslissingen te nemen maar hij leidt – net als alle anderen – een beklagenswaardig en uitzichtloos leven. Yu Cheng is een soort Chinese nozem, een rebel without a cause, hij zou door de gebroeders Coen bedacht kunnen zijn. Yu Cheng houdt niet van mensen, zegt hij en voortdurend leef je met de angst dat hij zijn kalmte niet weet te bewaren, dat zijn rust slechts schijn is, zeker wanneer de vrouw op wie hij ondanks alles een oogje heeft hem ronduit zegt niet in hem geïnteresseerd te zijn. Maar Yu Cheng beheerst zich. En in plaats van geweld te gebruiken gooit hij er de zoveelste nihilistische oneliner tegenaan.

Het mooiste shot in de film is het allerlaatste shot maar ik zal hier niets van het plot prijsgeven. Maar ook in dit laatste shot klinkt geen hoop door. Je gelooft dan allang niet meer dat Wei Bu er wél in zou kunnen slagen iets te maken van een leven met bijvoorbeeld het meisje voor wie hij wel iets van warme gevoelens koestert. De wijze opa die door zijn eigen zoon uit zijn eigen huis wordt gezet houdt Wei Bu nog voor dat hij wel naar een andere plaats kan reizen maar dat dat zinloos is. Het leven daar is hetzelfde als het leven hier. “Ga niet weg, kijk maar of je er hier iets van kunt maken”.

Ik kan u deze film nauwelijks aanraden en toch ben ik blij dat ik hem gezien heb. Als Paul Celan over der Meister aus Deutschland dicht of als Dante schrijft: Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt, zo laat Hu Bo ons vier uur lang naar volstrekte hopeloosheid en troosteloosheid kijken. En de filmmuziek is al even onthutsend deprimerend. Er wordt veel van u gevraagd als u deze film gaat zien!

An elephant sitting still, trailer

Wild Pear Tree

Juni 2019

De nieuwe film van Nuri Bilge Ceylan – die we kennen van het prachtige Wintersleep – heet Wild Pear Tree. En dat blijkt een schitterende film waar ik ademloos naar heb zitten kijken. Prachtrollen van met name de hoofdpersoon, de net afgestuurde Sinan (gespeeld door Dogu Demirkol) en zijn vader Idris (gespeeld door Murat Cemcir)

                                           de cineast

Sinan studeerde literatuur en schreef als scriptie een metaroman, zoals hij het zelf noemde. Teruggekeerd naar het ouderlijk huis in de provincie hoopt hij zijn boek te kunnen publiceren en tijd te vinden om zich op zijn toekomst te beraden. Veel keus is er niet, een baantje als leraar in het oosten van het land lijkt het enig haalbare scenario. Maar eenmaal thuis aangekomen merkt hij al snel dat er daar weinig veranderde in de achterliggende jaren. Zijn vader speelt daarin een centrale rol en wel op een zodanige manier dat er tussen beiden constant een gespannen sfeer heerst.

                                            de zoon

De film kent eigenlijk nauwelijks enige plotontwikkeling en bestaat vooral uit de gesprekken die Sinan voert met de burgemeester, een plaatselijke ondernemer, een jonge vrouw die hij nog uit zijn jeugd kent, een schrijver en twee imams. En natuurlijk met zijn ouders. Sinan blijkt een wat norse jongeman die met de grootst mogelijke scepsis naar zijn omgeving kijkt. En die het ook geen probleem vindt om al zijn gesprekspartners desnoods met cynische opmerkingen te provoceren. Die gesprekken zijn stuk voor stuk de moeite waard, je zou willen dat je het script na zou kunnen lezen.

                                            de vader

De gesprekken gaan over de zoektocht van Sinan naar wat je ‘de waarheid’ zou kunnen noemen. Hij neemt geen genoegen met de wat hij als standaardreacties ervaart van zijn gesprekspartners. Vaderlandsliefde of nationalisme interesseert hem niet, hij is op zoek naar de ware mens achter de gezichten die hij dagelijks ontmoet.

De slotscènes zijn werkelijk prachtig, als Sinan ervaart dat uitgerekend zijn vader de enige is die zijn boek daadwerkelijk gelezen heeft. Er is een band ontstaan tussen vader en zoon die eigenlijk onverbrekelijk is. Maar voor het zover is heeft Ceylan ons meer dan drie uur prachtige beelden voorgetoverd, heerlijke dialogen voorgeschoteld, ons verrast met af en toe raadselachtige beelden en ons indringende muziek van Bach (zie mijn vorige post) laten horen, muziek die wonderwel bij deze film past. Voortdurend liggen de wanhoop en de ultieme depressie op de loer maar de film eindigt met een beeld dat hoop biedt.

Ondertussen kan deze film niet los worden gezien van de actualiteit in het Turkije van Erdogan, ook al wordt de paljassultan nergens met naam genoemd. Wie iets meer wil weten over de achtergrond en de bedoelingen van de cineast moet beslist het grote interview in de Volkskrant lezen, zeer de moeite waard. Niet iedereen zal zo’n dialogenfilm kunnen waarderen, enkele bioscoopgasten hielden het na de pauze voor gezien. Voor mij onbegrijpelijk, ik heb meer dan genoten van deze film en zeker van de beide hoofdrolspelers, vader en zoon.

Wild Pear Tree, trailer

Totum pro parte

April 2019

In een kort essay in de NRC van dit weekend schetst Benno Barnard hoezeer Europa het christelijk gedachtegoed en een christelijke ethiek en moraal in haar DNA heeft en dat het onzinnig is ons daarvan te distantiëren, het christendom nu af te doen als een verwerpelijke ideologie. De titel van het essay luidt: “Je bent christelijk Europa, kijk niet weg”. De aanleiding voor dit essay is de brand in de Notre Dame in Parijs.

Zoals gebruikelijk schrijft Barnard ook dit essay in de van hem bekende, prachtige taal. “Het heeft geen enkele zin te loochenen dat het merg van onze beschaving christelijk is”, schrijft hij en ik ben dat met hem eens. Niemand kan zijn verleden ongedaan maken, ik wil dat niet eens. En het herschrijven van de geschiedenis door symbolen daarvan te verwijderen die nu op grond van nieuwerwetse inzichten heel anders worden geïnterpreteerd dan destijds, dat is ook in mijn ogen bizar. Van mij mag de J.P. Coenstraat zo blijven heten en hoeft er geen enkel standbeeld verwijderd, laat staan vernietigd te worden. Beeldenstormen zijn er in het verleden genoeg geweest, laten we met die onzin maar ophouden. Maar er is niets op tegen bij een standbeeld of een straatnaambordje te vermelden dat de waardering van het verbeelde in de loop van de geschiedenis aan verandering onderhevig kan zijn.

Barnard stoort zich aan Hugo Claus die een kerk zou willen dynamiteren en aan een recensente van een Vlaams blad die in de muziek van Messiaen een bedenkelijke christelijke ideologie hoort. Dat zijn uitwassen natuurlijk, van dwaalgeesten bovendien. Ik acht mijzelf, geboren, opgeleid en opgevoed als katholiek, niet langer behorend tot enige denominatie, godgeloof is aan mij niet besteed. Ik zal mijn afkomst en geschiedenis echter nooit verloochenen. Maar de westerse zelfverwerping waar Barnard melding van maakt, die zie ik niet. En het doet me ook pijn te lezen dat de door mij zo gewaardeerde schrijver zich hier in het koor van die reïncarnatie van Oswald Spengler, u weet wel, die vrouwenhatende, zichzelf als de grootste intellectueel van Nederland beschouwende narcist begeeft.

Ja, Europa verkeert in de ban van het populisme, overal staan rattenvangers op en ze weten met welk deuntje zij de burgers achter zich aan kunnen verzamelen. Daar komt niets goeds van, zoveel is zeker. Maar daar wil ik het hier en nu niet over hebben. Ik heb nog een paar kritische opmerkingen aangaande het essay van Benno Barnard. Zo schrijft hij dat de Notre Dame is afgebrand. Ik snap dat die voorstelling van zaken goed past bij de metafoor die hij toe wil passen. Maar overeenkomstig de werkelijkheid is het niet. De werkelijkheid is dat het dak en een honderdvijftig jaar oude torenspits zijn afgebrand. Had die volslagen idioot uit het Witte Huis de bluswerkzaamheden geleid, ja dan zou de Notre Dame afgebrand zijn.

Een kathedraal is geen gebouw dat bij de oplevering stolt in graniet, nee, een kathedraal blijft een levend organisme. En ook deze Notre Dame zal weer worden opgebouwd. Het geld is er al dankzij een paar puissant rijke Franse families die tegen elkaar op gingen bieden om elkaars patriottisme te overtreffen. De kathedraal van Chartres brandde af in de jaren 743, 858, 962, 1020 en 1194. En desondanks staat er nu in Chartres nog steeds een prachtige kathedraal. De Franse regering heeft een internationale prijsvraag uitgeschreven voor de herbouw, dus er is geen enkele reden om aan te nemen dat we straks ‘slechts’ een replica te zien krijgen. We hoeven dus niet te vrezen voor een herhaling van Viollet-le-Duc. Hulde aan Macron, kortom.

“Het wordt tijd dat Europa in het reine komt met zichzelf en zijn geschiedenis, die even verwerpelijk als grandioos is, maar niet met terugwerkende kracht corrigeerbaar”, schrijft Barnard. Met het laatste deel van deze zin ben ik het volmondig eens maar waaruit leidt hij af dat Europa niet in het reine met zichzelf en zijn geschiedenis zou leven? Wat ziet hij dat mij ontgaat? Wij moeten vooral, zegt hij, onze oorspronkelijke noties van schoonheid en ethiek leren aanvaarden en waarderen. Maar ook hier, vrees ik, klinkt hij te zeer als die bekende narcist die aan een spiegel genoeg heeft om te leven.

Ik wil niet met de rug naar de toekomst staan en teruggevoerd worden naar tijden waarin de problemen van vandaag nog helemaal niet bestonden. De oplossing ligt niet het achteromkijkende ’toen’ maar in het vooruitziende ‘daar’. Ik houd van Europa en verdiep mij in haar geschiedenis maar ik geloof vooral in het Europa dat in ons verschiet kan liggen. We hebben een lange weg te gaan maar met een met het verleden gevoede visie kunnen we een betere toekomst realiseren. Die ambitie moeten we altijd blijven koesteren!

Vice

Maart 2019

Een biopic, een docu, satire? Vice is een film van Adam McKay over het leven van Dick Cheney. We leren hem aanvankelijk kennen als stuurloze losbol, die al gauw door zijn ambitieuze echtgenote getemd en in het gareel gebracht wordt.Een voice over geeft voortdurend feitelijk of ironisch commentaar bij de loop der geschiedenis. We zien Cheney zijn inmiddels bekende tocht maken door de kabinetten van Nixon en Ford om via Reagan te eindigen bij George W. Bush.

Waar McKay hem in de eerste helft van de film laat zien als een zwijgzaam, enigszins enigmatisch karakter en vooral als liefhebbend vader en echtgenoot, gaande de film laat hij steeds meer zien waar Cheney echt op uit is: absolute macht. Ook al beseft hij dat hij niet over de kwaliteiten beschikt om ooit POTUS te worden, er zijn andere wegen die naar die gecentraliseerde machtspositie leiden.

Kern van de zaak is of er een juridisch argument te leggen is onder het uitgangspunt dat de president van de USA nooit vervolgd kan worden omdat hij alles wat hij doet, doet in het belang van het land en daarmee zijn zijn daden per definitie niet als laakbaar uit te leggen. Dergelijke constructies zijn, ook al waren het geitenpaadjes, realiseerbaar gebleken en het duo Rumsfeld-Cheney was daar uiterst bedreven in. En zo toont McKay ons met ingelaste scenes uit de werkelijkheid van toen, hoe de wereld de oorlog met Irak in werd gerommeld, hoe Guantanamo Bay ontstond en Abu Ghraib, hoe een martelprogramma werd ontwikkeld en ten uitvoer gebracht. En zo trekt de geschiedenis van de periode Nixon tot en met Bush jr nog eens aan onze ogen voorbij.

Ik heb genoten van deze boeiende film en had voortdurend het gevoel dat McKay een Cheney liet zien zoals ik hem mij herinnerde uit die jaren, hoe bevooroordeeld ik ook geweest mag zijn. Met name de casting in deze film was voortreffelijk: Christian Bale als Cheney, onvergetelijk, Steve Carell zette een heerlijk cynische Donald Rumsfeld neer, Tyler Perry een al even herkenbare Colin Powell (hoe heeft die man zich ooit over kunnen laten halen zijn leugenachtige verhaal voor de VN te houden?) en Sam Rockwell laat een uiterst geloofwaardig George W. Bush zien.

Laten we het houden op een ironische biopic waarin we Dick Cheney uiteindelijk leren kennen als een man die niets moest hebben van de democratie en die een uiterst persoonlijke en even twijfelachtige moraal ontwikkelde. Zijn verdediging?: jullie hebben mij gekozen om op jullie veiligheid te letten. Zeur dan niet als ik dat naar eer en geweten gedaan heb. En nogmaals: een uitstekende cast!

Vice, trailer

Arctic

Maart 2019

Een man strandt ergens in de arctische archipel na pech met zijn vliegtuigje dat hij nog wel aan de grond heeft kunnen zetten. Hij is (gelukkig maar) behoorlijk thuis in survivaltechnieken, ik zou onder zulke omstandigheden niet lang te gaan hebben. Zijn hoop is dat er naar hem gezocht gaat worden en hij gebruikt daarvoor een apparaat dat radiogolven uitzendt door er met een slinger aan te draaien. Op een kaart – hoe hij daar aan komt, zal ik hier verder niet uit de doeken doen – ziet hij dat er op enkele dagmarsen naar het noorden een seizoenskamp moet zijn ingericht.
Uiteindelijk besluit hij het erop te wagen en verlaat de veilige cabine van zijn gestrand vliegtuigje. Natuurlijk wordt dat een barre tocht waarvan ik hier verder geen details zal geven, evenmin over de afloop van deze geschiedenis. Wel meld ik hier nog een huiveringwekkende confrontatie met een ijsbeer, die tot spectaculaire beelden leidt.

De arctische natuur is onbeschrijflijk mooi maar ook ongenaakbaar, ontoegankelijk en onverbiddelijk. Van een script is eigenlijk geen sprake. We hebben een beginsituatie en een afloop en daartussen voltrekt zich een barre tocht door een besneeuwd en ijzig landschap. Is deze film van de jonge regisseur Joe Penna de moeite waard? Ja dus, je zit anderhalf uur lang ademloos te kijken naar dit avontuur dat je zelf nooit mee hoopt te hoeven maken. En je vraagt je af hoe de film toewerkt naar een ‘aanvaardbare, bevredigende’ afloop.

U heeft wellicht ook boeken en verhalen gelezen over reizigers die strandden op noord- of zuidpool, u kent wellicht die bloedstollende verhalen over ontberingen die uiteindelijk tot vriesdood leidden. Dat gegeven alleen al brengt een flinke dosis spanning teweeg. Maar de belangrijkste reden waarom deze film zo goed te verduren is: Mads Mikkelsen. In elke film waarin hij acteert weet hij met zijn présence iets wezenlijks toe te voegen. Vaak is dat het thema ‘stille wateren, diepe gronden’. Mikkelsen is zo’n acteur die weinig tekst nodig heeft om een persoonlijkheid, een karakter te laten zien.
In deze film heeft hij nauwelijks tekst en hij moet het dus helemaal hebben van zijn geploeter in sneeuw en ijs, zijn fysieke reacties op wat hem overkomt en zijn ogen die zo lang mogelijk volharding proberen uit te stralen, tot dat moment waarop de ontberingen ook hem teveel dreigen te worden en hij zich overgeeft aan berusting in het onvermijdelijke lot?

Prachtige film dus, spannend vooral, zonder enig verhaal, zonder tekst maar mét een geweldig acteur!

Arctic, bekijk de trailer

Ray & Liz

Maart 2019

Richard Billingham debuteert als filmregisseur met Ray & Liz. Hij vertelt het verhaal van zijn jeugd in de jaren zeventig in Birmingham. Zijn vader is alcoholist, zijn moeder rookt en legt puzzels. Ons lokale filmhuis zegt over deze film: “Ondanks alle armoede en troosteloosheid vindt hij compassie voor zijn naasten en schoonheid in zijn herinneringen”.

Dat hebben wij niet gezien. Het is een inktzwart portret geworden van volstrekt onmachtige ouders. Ouders die geen enkele vorm van zelfrespect meer overeind hebben kunnen houden in hun leven en die ook niet in staat of bereid waren hun beide kinderen een enigszins aanvaardbare opvoeding te geven. Zelfs als je al eens moet lachen bij deze film – en dat gebeurt maar heel erg weinig – dan strijden lach en traan om voorrang. Niet genoeg om deze film een tragikomedie te kunnen noemen. Daarvoor is de grondtoon te zwaar, te lelijk, te somber.

Ik voelde nauwelijks compassie met deze onvermogende ouders. Helemaal niets is aan hen besteed geweest, hun hele leven is hen slechts overkomen. Ze hebben niet één keer kans gezien zelf in te grijpen, hun leven een andere kant op te sturen. Maar zetten wel twee kinderen op de wereld om er vervolgens op geen enkele manier meer naar om te kijken.

In het slotbeeld draait Ray aan de zenderzoeker van zijn radio tot hij Dusty Springfield hoort met Some of your lovin’. Dat is het eerste moment in de film dat hij echte emotie toont, een traan biggelt over zijn wang. Rijkelijk laat. Ben ik met dit commentaar hardvochtig? Ik weet het niet, maar de film laat voor mij nauwelijks ruimte voor een andere conclusie. Dit alles neemt overigens niet weg dat ik het een indrukwekkende film vond, rauw en onthutsend. Geen film waar je vrolijk van wordt maar wel een film die beklijft en indruk maakt. Zeer de moeite waard dus.

Ray & Liz, trailer
Dusty Springfield – Some of your lovin’

Posoki

Maart 2019

De nieuwe film van de Bulgaarse cineast Stephan Komandarev speelt zich af in een stuk of zes nachtelijke taxiritten in Sofia. Het thema van de film is de openingsscène waarin een arme sloeber door een bankdirecteur de les gelezen wordt. De bobo legt hem fijntjes uit dat hij god vertegenwoordigt in dit land en dat de wetten door en voor mensen zoals hij gemaakt wordt. De arme sloeber krijgt te horen dat hij kan slikken of stikken en o ja, je moet nu ook het dubbele betalen. Je voelt de woede en de machteloosheid van de arme sloeber opwellen en je denkt als kijker onmiddellijk “sla hem dood”…

Wij kennen Bulgarije slechts van een heel grote afstand en weten niet beter of het land is ten prooi gevallen aan intense corruptie en leegloop. Komandarev is niet bepaald positief over zijn land. Iedereen die een beetje capaciteiten en lef heeft heeft het land allang verlaten en die braindrain blijkt een structureel verschijnsel. Wat er over- en achterblijft wordt ingepikt door de slimmeriken die de wet naar hun hand weten te zetten.

Geen vrolijke film dus maar toch heb ik ervan genoten. Vanwege de wanhoopshumor van mensen die zich realiseren dat het leven hen geen vreugde of succes zal toestaan maar die er toch in slagen het hoofd boven water te houden. Vanwege de menselijkheid die sommigen, ook in barre tijden, overeind weten te houden. Vanwege de in prachtige beeldtaal vertelde verhalen, de petit histories van kleine maar soms o zo grootse mensen. Vanwege de oneindige triestheid van land en film.

De toetreding van landen als Bulgarije en Roemenië tot de EU wordt door sommigen bepleit juist omdat dat de enige manier om de diepgewortelde corruptie te beteugelen. Ik heb me in die rijen geschaard maar als je deze film ziet vraag je je af of het ooit nog goed komt met zo’n land. Toetreden tot de EU is wishful thinking. Maar wie heeft een alternatief?

In de NRC kreeg deze film slechts twee ballen en dat is onterecht en veel te laag. Je wordt niet vrolijk van deze film maar hij is zeer de moeite waard. Ik zou hem vooral aan willen bevelen aan onze minister van buitenlandse zaken die ooit Suriname als een failed state betitelde. Ik zou zeggen: Stef, ga eens in Bulgarije kijken.

Posoki, bekijk de trailer

De kleren van de keizer

Maart 2019

De succesvolle Britse kunstenaar Damien Hirst heeft in een groot hotel in Las Vegas een suite ingericht met een zestal kunstwerken, waaronder een glazen container met twee haaien op sterk water, een bar gevuld met medisch afval en een vitrinekast met honderden diamantjes. Gasten kunnen de suite huren voor honderdduizend dollar per nacht.

Een dergelijke suite is natuurlijk de ultieme perversie van een hyperkapitalisme waarin begrippen als smaak, cultuur en kunst volstrekt leeg zijn geworden. Wie dit soort bedragen uitgeeft aan een extravagant avondje uit heeft iedere binding met de mensheid en deze planeet allang verloren.

Wat mij stoort in dit bericht is dat Damien Hirst hier wordt aangeduid als een kunstenaar. Net als Jeff Koons is hij gewoon een slimme zakenman die een goede neus heeft voor het ontwikkelen van projecten die goud geld genereren. Het is vraag en aanbod, niets meer en niets minder. Maar met kunst heeft dit natuurlijk niets meer van doen. Die haaien op sterk water zijn een inmiddels decennia oude gimmick van Hirst geworden en de diamanten zijn we ook al eerder bij hem tegengekomen.

Er zijn altijd wel galeriehouders of kunstcritici te vinden die lieden als Koons en Hirst de hemel in prijzen maar laat u niet bedotten: zij hebben er alle belang bij dat de waarde van hun producten omhoog gestuwd wordt. Ik vind het misselijk makend en getuigen van wansmaak van epische dimensies. Koons en Hirst zijn geen kunstenaars maar charlatans. Slimme charlatans, dat dan weer wel.

Palms Casino Resort Las Vegas

Het Pärt gevoel

Maart 2019

Niet de fraaiste titel voor een documentaire over de even befaamde als populaire en vooral innemende componist uit Estland. Ondanks de zeer matige bespreking in de NRC van Peter de Bruijn zijn we de documentaire van Paul Hegeman toch gaan bekijken. En kregen daar geen spijt van. De Bruijn betreurt het dat de componist in deze documentaire niet met geweldige nieuwe inzichten komt maar dat lijkt mij een wat onzinnige verwachting. Ik vermoed dat de man een leven kan vullen met het geven van interviews maar dat is niet direct zijn doel in het leven.

Ook het verwijt dat de regisseur zijn gesprekspartners weg laat komen met veel halve zinnen en vaag gepraat lijkt mij niet geheel terecht. Me dunkt dat koordirigenten, Candida Thompson van het Amsterdam Sinfonietta en dirigent Tõnu Kaljuste als interessante gesprekspartners mogen worden beschouwd.

Ik ga hier geen muziektheoretische bespiegeling over het werk van Arvo Pärt ten beste geven, dat kunnen anderen veel beter. Maar wat de documentaire heel goed liet zien was dat de muziek van Pärt in termen van noten en akkoorden relatief gemakkelijk en toegankelijk lijkt maar dat het uitdrukking geven aan de bedoelingen van de componist door middel van de uitvoeringspraktijk bepaald geen sinecure is. En juist dat aspect van zijn werk is niet of nauwelijks in woorden te vatten. Ook de componist zelf had daar weinig woorden voor. Hij gaf de musici aanwijzingen om tot een beter samenspel te komen door te wijzen op tempi, het door laten klinken van noten en vooral het samenspel waarbij hij de musici aanraadde oor te hebben voor de tonen van de medespelers. Pianist Ralph van Raat gaf even zo heldere aanwijzingen aan een pianist maar de woorden die hij daarbij gebruikte waren inderdaad vaag. Dat is tegelijkertijd de essentie van de muziek van Arvo Part: nauwelijks in woorden te vatten, wat telt zijn de noten van de componist en diens intenties bij het componeren. Daarom geen interview maar slechts beelden en klanken.

Werkelijk prachtig én ontroerend waren de opnames van ‘l’Orchestre Symphoniques Kimbanguiste uit Congo. Bekijk de video van een registratie van dit orkest, ook dit is in woorden niet te vatten. Kortom: genoten van deze documentaire.

Het Pärt gevoel, bekijk de trailer
l’orchestre symphonique Kimbanguiste

Jakob Bro – Returnings & Live New York 2017

Februari 2019

De Deense gitarist Jakob Bro bracht een prachtig album uit onder de titel Returnings. Hij nam dit album op met drummer Jon Christensen, bassist Thomas Morgan en trompettist Palle Mikkelborg. Een ECM opname met de spreekwoordelijke Manfred Eicher als producer.

Glasheldere muziek, zoals we van ECM gewend zijn. En de combinatie van het sferische gitaarspel van Bro met de fluegelhorn of trompet van Mikkelborg zorgt voor een werkelijk fantastische opname. Heel soms doet Bro me denken aan de jonge Terje Rypdal, zoals het spel van Mikkelborg soms associaties aan Kenny Wheeler oproept.

Ga er voor zitten en schenk jezelf een goed glas in, sluit je af voor de wereld om je heen en zet de volumeknop wat hoger. Bro en zijn companen zetten je een heerlijke, vaak dromerige wereld voor. Het album opent met Oktober en vanaf de eerste tonen word je door deze muziek gegrepen. Geen noot of akkoord ontgaat je, luister naar het prachtige Strands of het wat weerbarstiger Returnings. Ik blijf hem opnieuw afspelen, deze nieuwe opname van Jakob Bro.

Minstens even fraai zijn de liveopnames van een concert at the Jazz Standard New York in 2017. Met bassist Thomas Morgan en drummer Joey Baron. Glasheldere opnames en je merkt pas aan het applaus dat het hier daadwerkelijk om live opnames gaat. Muziek die nooit gaat vervelen!

Jakob Bro, Strands
Jakob Bro, Evening Song

Donbass

Februari 2019

Donbass van regisseur Loznitsa is een film die u beslist moet gaan zien. De film speelt zich af in Donbass, de regio in het uiterste oosten van Oekraïne waar een zelfstandige republiek is uitgeroepen door separatisten, al dan niet gesteund door de groene mannetjes van Poetin. Lotznitsa maakte deze film samen met acteurs en inwoners uit de regio maar je hebt voortdurend het gevoel dat je naar een documentaire zit te kijken.
De film laat zien wat er gebeurt in een land dat verscheurd wordt door oorlog, waar de geografie bestaat uit checkpoints en enclaves, grensovergangen en manoeuvres van oorlogsmaterieel en soldaten, of ze nu bij een regulier leger horen of gerekruteerd zijn uit de bevolking, “aangewezen” of anderszins.
Het leven speelt zich alleen nog maar af in door alles en iedereen betwist niemandsland waar totale wetteloosheid heerst. Er is geen centraal gezag en burgers hebben geen enkel houvast meer, noch in fysieke zin noch in moreel opzicht.
En of het nu gaat om de bizarre omstandigheden in de schuilkelders, de onteigening van rijkere burgers door de politie of het aan de schandpaal binden van een arme sloeber die kennelijk tot de tegenpartij behoorde, al deze scènes zijn even bizar als absurd, even echt als onvoorstelbaar.
Wie vast wil houden aan de vooruitgangsgedachte kan maar beter thuis blijven, deze film zou je diepste hoop en wens alleen maar wreed verstoren.
Donbass is een even afschuwelijke als schitterende film. Dit is wat er gebeurt als er geen centraal gezag meer is dat door iedereen, hoe gebrekkig en tekortschietend ook, wordt geaccepteerd. Volstrekte wetteloosheid en de absolute onmogelijkheid om waarheid van leugen te onderscheiden. Alleen zij die elk moreel besef opzij kunnen schuiven overleven, tenzij ze voortijdig door een verdwaalde kogel of bom uit het leven worden gekatapulteerd. De slotscène is verbijsterend.

Donbass, bekijk de trailer

Werk ohne Autor

Februari 2019

Een nieuwe film van Florian Henckel von Donnersmarck, die we kennen onder andere van Das Leben der Anderen, een uiterst beklemmende film over het leven in de DDR tijdens de hoogtijdagen van de Stasi. In Werk ohne Autor wordt de adolescentie van de Duitse schilder Gerhard Richter opgetekend, een jeugd die begint in de naoorlogse republiek DDR. Henckel von Donnersmarck koos ervoor zijn personages gefingeerde namen mee te geven maar het verhaal dat hier wordt verteld is wel degelijk het verhaal van Gerhard Richter die enkele jaren vóór de bouw van de muur de DDR verliet en terecht kwam op de Kunstacademie in Düsseldorf. In de film maken we onder meer kennis met Günther Uecker en Joseph Beuys.

Een dezer dagen zagen we tevens de prachtige documentaire Gerhard Richter painting van Corinna Belz uit 2011. Richter merkt in een terloopse zin op dat hij niet veel op had met Beuys. Henckel von Donnersmarck laat een iets ander beeld zien, waarin Beuys de jonge Richter (Kurt in de film, gespeeld door Tom Schilling) op het juiste spoor lijkt te zetten: “Vraag je af wie je bent, wie je werkelijk bent, wat houdt jou echt bezig, dat is de kunst die je moet maken”. Henckel von Donnersmarck volgt daarbij het beeld van Beuys van zichzelf vestigde: onervaren gevechtspiloot wordt aan het einde van de tweede wereldoorlog ergens op de Krim neergeschoten door de Russen, wordt aldaar gered en verpleegd door Tartaren, die hem wikkelden in vilt en zijn zwaar verbrande schedel insmeerden met vet. Die beide ingrediënten zouden een constante vormen in het werk van de kunstenaar Beuys. Of het verhaal van Beuys overeenstemt met de werkelijkheid is niet bekend, kennelijk is er voor sommigen reden of aanleiding om daaraan te twijfelen, ik weet het niet. Von Donnersmarck lijkt die twijfel niet te delen.

De jonge Kurt wordt verliefd op de dochter (gespeeld door Paula Beer) van een vermaard gynaecoloog (geweldig vertolkt door Sebastian Koch) Deze gynaecoloog speelde een dubieuze rol in het eugeneticaprogramma van de nazi’s. Hij loopt na de oorlog dan ook voortdurend het risico van ontmaskering, een risico dat des te reëler wordt als zijn Russische beschermheer (het hoe en waarom zal ik hier niet nader uit de doeken doen, daarvoor moet u de film gaan zien) de DDR verlaat om een andere taak op zich te nemen in de Sovjetunie. De gynaecoloog is niet bijster gecharmeerd van de relatie tussen Kurt en zijn dochter, een afkeer die hem er zelfs toe brengt de zwangerschap van zijn dochter af te breken op dubieuze medische gronden.

Heel fraai is de manier waarop de schilderscarrière van de jonge Richter een rol gaat spelen in het verleden van zijn schoonvader. Diens werkelijke rol is overigens nimmer geheel opgehelderd en heeft in ieder geval niet tot een vervolging in het naoorlogse Duitsland geleid. Toch is het uiteindelijk uitgerekend de jonge schilder die, zonder dit geheel te beseffen, zijn schoonvader ontmaskert. De reactie van de gynaecoloog, als hij zo volkomen onverwacht met zijn verleden wordt geconfronteerd, is door Sebastian Koch subliem vertolkt.

Het is een lange film, deze Werk ohne Autor. Henckel von Donnersmark neemt de tijd om zijn verhaal te vertellen en dat komt de film duidelijk ten goede. Heel fraai is de schildering van de Duitse samenleving in de jaren zestig in de kunstenaarskringen rond Joseph Beuys in Düsseldorf. Toch is er iets wat schuurt aan deze film en het is niet eens zo eenvoudig daar de vinger op te leggen. De eerste vrouw van de dan nog jonge schilder speelt daarin een belangrijke rol, niet alleen omdat zij de schilder herinnert aan zijn tante die door toedoen van zijn latere schoonvader in een concentratiekamp ter dood zou worden gebracht. Wat schuurt is het gegeven dat de oogverblindend mooie Paula Beer in het tweede deel van de film geen enkele inhoud meer meekrijgt en als het ware gedegradeerd wordt tot haar overigens prachtig lijf. De cineast heeft zijn verbeelding in ieder geval niet gebruikt om haar iets meer persoonlijkheid mee te geven. Dat is een gemis in een voor het overige prachtige film. Echter bij lange na niet zo beklemmend als Das Leben der Anderen.

Nog een paar woorden over de documentaire van Corinna Belz, die Richter filmde en interviewde tijdens een aantal schildersessies in zijn atelier. Zij neemt ruim anderhalf uur de tijd voor een fraai en rustig portret van een sympathiek en intelligent overkomende schilder. In het begin zegt Richter in antwoord op een van de aan hem gestelde vragen dat praten over schilderen geen enkele zin heeft. Schilderen is immers een andere vorm van denken. We zien hem aan het werk waarbij hij steevast hetzelfde procedé volgt: hij brengt verf in ruime streken aan op grote doeken, tot er geen linnen meer zichtbaar is; vervolgens smeert hij grote klodders verf van één kleur op een lang paneel en haalt dat paneel vervolgens langs het doek en deze laatste handeling herhaalt hij soms talloze malen tot er een moment ontstaat waarop hij vindt dat het doek af is. Soms echter stelt hij na een of twee dagen vast dat een doek mislukt is en dan begint het hele proces weer van voren af aan. Richter schildert niet vanuit een vooropgezet doel, heeft geen plan en toch weet hij, voelt hij op een bepaald moment dat het schilderij klaar is. Ideaal is, zegt hij, als de maker én de kunstconsument op hetzelfde moment vaststellen dat het werk klaar is.

Ik vond het een prachtige documentaire maar ben in die anderhalf uur niet heel veel dichter bij de kunstenaar gekomen. Geregeld had ik het gevoel: stop maar, voor mij is het doek nu af, ik vind het mooi zo maar we zaten dan klaarblijkelijk niet op een en dezelfde lijn. Want het doek bleek nog lang niet af.

Elders had ik al eens gelezen dat Richter wel wordt beschouwd als een van de grootste nog levende schilders. Een onzinnige uitspraak, lijkt mij. Ik zou niet weten hoe je dat zou moeten beoordelen en hoe kun je schilders met elkaar vergelijken. Is Richter groter dan Anselm Kiefer of Sigmar Polke? Ik zou het niet weten en zou zo’n vraag niet beargumenteerd kunnen beantwoorden.

Belz stelde Richter de (gesloten) vraag of het feit dat hij wel eens wordt beschouwd als de grootste nog levende schilder hem intimideerde of dat hij zo’n oordeel negeerde. Tot mijn verrassing antwoordde Richter dat je zo’n bewering “natuurlijk niet zomaar kunt negeren”. Ik had op een ander antwoord gehoopt. Maar ondanks deze kanttekeningen was dit toch een fraai portret van een innemend mens.

Werk ohne Autor, bekijk de trailer

Roma

Januari 2019

…is een wijk in Mexico-stad en Alfonso Cuarón heeft daar een prachtige film over gemaakt. In zwart wit. Met deze film haalt de regisseur jeugdherinneringen op aan de tijd dat hij in deze wijk leefde. De film vertelt in een kalm tempo het verhaal van het dienstmeisje Cleo, een werkelijk schitterende rol van Yalitca Aparicio. Zij werkt in een middenklasse gezin van een arts, zijn vrouw en vier kinderen. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van studentenrellen in het begin van de jaren zeventig in Mexico.
Het is merkwaardig bijna om te zien hoe fraai deze film is, juist omdát ze geheel zwart wit is. En op het grote scherm in ons plaatselijk filmhuis komt dit extra tot zijn recht. Aan de ene zijde toont de film ons de verhoudingen tussen de verschillende klassen in het Mexico van de jaren zeventig en tegelijkertijd van de verhoudingen tussen de machthebbers en een studentengeneratie die heel andere opvattingen over vooruitgang en emancipatie heeft. Maar even zo indringend is de ondertoon die laat zien dat klassentegenstellingen geen rol spelen als het om de positie van de vrouw gaat. Voor Cleo is het verwarrend om te zien hoe haar opdrachtgeefster in de steek wordt gelaten door de arts, juist op het moment dat de vader van haar nog ongeboren kind de benen neemt.
Het verhaal heeft misschien niet veel om het lijf, het is een petite histoire maar o wat is deze vertelling prachtig verteld en schitterend verfilmd. Buitengewoon knap hoe de jaren zeventig hier in herinnering worden gebracht, ook de stadsopnamen en het verkeer geven je het gevoel dat je daadwerkelijk in die jaren bent beland. Ik zou zeggen, doe uzelf een buitengewoon genoegen en ga hem zien, deze onvergetelijk mooie film!

Roma, bekijk de trailer

Shoplifters

December 2018

De Japanse regisseur Horekazo Kore-eda maakte met Shoplifters een werkelijk betoverende film. Ik vertel hier niets over het verhaal, iedere aanduiding zou afdoen aan uw kijkplezier. Maar ik heb zelden zo’n mooie film over compassie en liefde gezien. En de cast is geweldig. Niet voor niets de winnaar van het filmfestival in Cannes 2018. Ik zou zeggen: doe uzelf een geweldig plezier en bezoek deze film.

Shoplifters, bekijk de trailer

De Pont Tilburg – a must see

November 2018

Als u zich eens wilt laten verrassen, bezoek dan eens de huidige tentoonstellingen in dat prachtige museum De Pont in Tilburg: de lichtconstellaties van Ann Veronica Janssens en de fascinerende expositie over het geheugen en de menselijke geschiedenis van het Franse echtpaar Anne et Patrick Poirier. Wilt u het echtpaar beter leren kennen, kijk dan eens naar de video’s die u snel op YouTube kunt vinden.

Prachtig zijn de maquettes van enorme ruimteschepen die herinneringen aan de menselijke cultuur aan boord hebben genomen en de aarde kennelijk voorgoed hebben verlaten. Is er nog iets over van de mensheid zoals wij die kennen? Dat weten we niet maar het voelt alsof we ons daar geen illusies meer over hoeven te maken. Die ruimteschepen hebben tal van [patrijspoortjes waardoor je naar binnen kunt kijken en kunt zien – op minuscuul niveau – wat er nog van de menselijke cultuur over is.

We zien bijna apocalyptische beelden van een stad – Exotica – die door mensen verlaten lijkt, alles is asgrauw, niets geeft aanleiding tot de gedachte dat die stad misschien de moeite van een bezoekje waard is. Nee, het echtpaar Porier is niet optimistisch gestemd maar wat kunnen zij daar aan doen?

En op weg naar de lichtinstallaties van Ann Veronica Janssens kom je opeens een magistraal mooi schilderij van Willem de Kooning tegen. Het hangt daar zo maar, in het wild. Werkelijk verbluffend mooi!

En dan zijn we toe aan de prachtige lichtinstallaties van Ann Veronica Janssens, geboren (1956) in Folkstone UK maar nu woonachtig in Brussel. In De Pont staat een gebouw van polyester golfplaten waar je door een sluis naar binnen kunt om onmiddellijk gedesoriënteerd te raken in een mistige ruimte waar je niets kunt zien, niet weet waar de ruimte begint of ophoudt, er is geen geluid waar te nemen maar je ziet een prachtig lichtpanorama voor je dat voortdurend lijkt te veranderen in kleur en intensiteit. Een ontregelende ervaring maar ook een ongekend fraaie beleving! States of mind heet dit werk dat u op bijgaande video heel kort kunt zien.

Veronica Janssens

Burning – Lee Chan-dong

November 2018

Burning, zo heet de nieuwe film van Lee Chang-dong. Een cineast die er de tijd voor neemt om zijn verhaal te vertellen. Meer dan twee en een half uur volgt Chang-dong zijn drie hoofdrolspelers dicht op de huid. Een film die geen moment verveelt en dat komt door die opmerkelijke combinatie van prachtig acteren, schitterende beelden, heerlijke filmmuziek en een raadselachtig plot.

Ik geef hier niets weg van het verhaal, dat zou zonde zijn. Maar op de achtergrond spelen zowel de klassenverschillen in de Koreaanse samenleving als het conflict met Noord Korea een rol. Yoo Ah-in speelt op een meer dan overtuigende manier Jong-su, een wat dromerig figuur die schrijversambities heeft, zoon van een trotse boer die geregeld met zijn buren en de overheid in conflict komt. Prachtig is ook Jeon Jong-seo als Hae-mi, een jong meisje dat pantomime heeft leren spelen en op zoek is naar de zin van het leven. Steven Jeun tenslotte speelt het rijkeluiszoontje Ben, die zegt zich vooral te vermaken maar snel verveeld raakt en die een paar vreemde liefhebberijen heeft ontwikkeld.

Kern van het verhaal is misschien wel de uitleg die Hai-mi geeft als ze op een prachtige manier een fictieve mandarijn pelt en opeet. Het gaat er niet om, zegt ze, dat je doet alsóf je een mandarijn eet, het gaat erom dat je vergeet dat die mandarijn er niet is. En zo moet Jong-su in de loop van de film zien te vergeten dat Hae-mi, op wie hij hevig verliefd is geraakt, er niet is en op dezelfde manier speelt een kat een hoofdrol in de apotheose van de film.

Maar dat moet u allemaal zelf gaan zien. Prachtige film en die schitterende muziek is van Mwog!

Burnng, bekijk de trailer

Loro

November 2018

De nieuwste film van Paolo Sorrentino heet Loro en speelt zich af tijdens de nadagen van Silvio Berlusconi, 2008 en 2009. De Italianen hebben het wel zo’n beetje gehad met deze clown die zijn politieke carrière toch vooral benut lijkt te hebben om zijn zakelijke belangen te beschermen en om zichzelf uit het gevang te houden. Berlusconi was, en is dat misschien nog steeds, een womanizer en charmeur pur sang. Er komen dan ook veel vrouwen in deze film voor, heel veel vrouwen. Maar Silvio lijkt toch vooral te vallen voor vrouwen die op zijn Veronica lijken, de vrouw die hem drie kinderen schonk.
Silvio Berlusconi wordt gespeeld door een ronduit briljante Toni Servillo. Hij schmiert dat het een lieve lust is en hij slaagt er ook in je voor zijn personage in te nemen. In de film wordt niet verhuld dat er grote vraagtekens leven omtrent de herkomst van het kapitaal van de zakenman Berlusconi maar – zo verzekert hij zijn vrouw tijdens een echtelijke ruzie voorafgaand aan hun scheiding – denk nou niet dat ik slechter ben dan de gemiddelde zakenman in Italië, ik doe wat iedereen doet, dus wie zou mij daarover lastig willen vallen? En ook zijn banden met de maffia worden heel even en terloops gemeld. Maar je valt onmiddellijk voor de charme van de man en zijn humor. Tenminste, ik als man viel voor het personage dat Toni Servillo mij voorschotelde. Ik weet natuurlijk ook dat er genoeg voorbeelden zijn van de slechte humor van Berlusconi. Om van zijn politieke machinaties maar te zwijgen.
Twee briljante scenes in de film. Berlusconi valt nog één keer terug in zijn oude rol als verkoper en belt op een avond een oudere vrouw en probeert haar een appartement aan te smeren. Onnavolgbaar en schitterend geacteerd. En in een van de laatste scenes deelt Veronica Silvio mee dat ze van hem wil scheiden en de echtelijke ruzie die daarop volgt is al evenzeer onvergetelijk goed gespeeld. Er valt nog veel meer te vertellen over deze heerlijke en toch wrange film maar u moet hem zelf maar gaan zien.

Loro, bekijk de trailer

Andy Goldsworthy – Leaning into the wind

November 2018

Wij zagen gisteren Into the wind, een film van Thomas Riedelsheimer over de Schotse landschapskunstenaar Andy Goldsworthy. Een schitterende film en als u zichzelf zou willen tracteren op een wonderschone beleving, ga dan deze film eens zien in uw filmhuis. De film duurt ruim anderhalf uur en bij het laatste beeld, de camera ging opeens op zwart, dacht ik dat we aan de pauze toe waren. Maar het was het einde, veel te snel wat mij betreft. Er was geen pauze en dat is terecht. Deze film moet je ononderbroken zien.

Andy Goldsworthy is een buitengewoon innemende 62-jarige man. De film gaat over verbeelding en fantasie maar vooral over natuur. Goldsworthy werkt uitsluitend met wat hij in de natuur aantreft en voegt daar geen materialen, artefacten of objecten aan toe. Soms gebruikt hij gereedschap maar meestal zijn zijn handen het gereedschap.

De mens heeft zichzelf buiten de natuur geplaatst en vernietigt alle biodiversiteit. Onze footprint beslaat inmiddels anderhalve aarde. Goldsworthy laat ons zien dat we ons ook op een geheel andere manier tot de natuur kunnen verhouden. De natuur is overal, ook onder de trottoirs en het asfalt van de steden, wij kunnen niet zonder natuur – ook al realiseren we ons dat helemaal niet meer – maar de natuur kan heel goed zonder ons.

Als er een regenbui nadert gaat Goldsworthy op een rotsblok of op een willekeurige plek in de stad liggen, spreidt armen en vingers en laat de regen over zich heen komen. Na een  paar minuten staat hij op en wandelt weg, zijn beeltenis in een droge vorm achterlatend tot de regen die beeltenis in een enkele minuut heeft uitgewist. Over de vergankelijkheid van de mens gesproken.

Veel van de kunstwerken die Goldsworthy maakt worden na kortere of langere tijd door de natuur uitgewist. Hij heeft een enorm werk, uiterst gevarieerd en adembenemend mooi, gerealiseerd. Nogmaals, ga deze film zien, u kunt uzelf geen groter plezier doen!

Leaning into the wind, bekijk de trailer

Accordeon Tribe – See of reeds

tja hoe kom je er aan, een Duits-Scandinavisch gezelschap dat vooral de accordeon bespeelt, nee geen Josti Band maar prachtige en uitermate verrassende muziek (luister vooral eens naar Sudaf); nooit geweten dat accordeon zo spannend en swingend kon klinken! Aanrader dus.

Accordeon Tribe – See of reeds beluisteren

Air – Talkie Walkie

Twee Fransen die al enkele jaren lang mooie sfeervolle platen maken. Het gaat nergens over, het is eclectisch als wat en een bij elkaar geraapt, om niet te zeggen gejat zootje maar de muziek is heerlijk, het is nieuw en tegelijkertijd heb je voortdurend het gevoel naar iets te luisteren dat je bekend in de oren klinkt. Ook weer lekker voor getemperd licht maar doet het ook uitstekend op max volume in de auto!

Air – Talkie Walkie / Full Album beluisteren

Writing to Vermeer (Louis Andriessen / Peter Greenaway)

oktober 2000

Regie Saskia Boddeke, Peter Greenaway
ASKO Ensemble en Schönberg Ensemble o.l.v. Reinbert de Leeuw
Kinderen Muziekschool Waterland

De grootste verrassing was wel de muziek van Andriessen. Met uitzondering van de piccolo’s in de openingsmaten vond ik de muziek werkelijk prachtig, voortdurend spannend (die celesta vond ik een vondst en met name de pianopartijen waren echt een genot om naar te luisteren), citaatrijk of à la gecomponeerd en zoals gewoonlijk door een uitstekend orkest gespeeld. Reinbert de Leeuw is inderdaad een dirigent zonder weerga, vooral het hedendaagse repertoire ligt hem als geen ander. Er werd zeer goed gezongen, vooral de scène waarin de zwangerschap de hoofdrol opeiste en de slotscènes vond ik buitengewoon fraai.

Het grote risico van Greenaway is dat zijn regie barokke trekken gaat vertonen. Dat gebeurde hier gelukkig slechts een enkele keer, dan was het toneelbeeld te vol en gebeurde er teveel tegelijkertijd. Het gesmijt met elementen, vooral vocht vond ik wel wat overdreven. Die lading melk begreep ik niet zo en het water (handlauw mag ik aannemen) werd wat erg veel, een plaspauze was wel op zijn plaats geweest. En de levende koe vond ik echt overbodig. En het gesleep met jurken van koperdraad en gesjouw met tafels heb ik evenmin begrepen. Maar voor de rest, chapeau. Een mooie voorstelling, fantastische toneeltechniek en de combinatie van muziek, zang, choreografie, beeld en band was ronduit voortreffelijk.

Maar dan de inhoud. Brieven die daadwerkelijk geschreven zijn door de vrouwen rondom Vermeer (Nou, dat blijkt dus niet te kloppen, ze zijn verzonnen door Greenaway zelf). Zijn antwoorden zijn niet bewaard gebleven of kwijt geraakt. Hier en daar een licht erotische toets (ja, ook hier): over de zoenlippen van Saskia. Maar voor het overige toch voornamelijk wat huiselijk gekeuvel en ongemakken die met lijnolie van doen hebben. De gekozen sociaal politieke gebeurtenissen lijken willekeurig gekozen en onderhouden geen enkele relatie met het leven van de vrouwen van Vermeer. Althans, zij geven er nergens blijk van iets van deze ontwikkelingen of gebeurtenissen te hebben meegekregen, ze zijn er niet door bewogen. Er was weinig psychologie in deze opera te ontdekken maar misschien heb ik wat gemist. En als je er dan naderhand op terugkijkt, lijkt het toch vooral een mooie voorstelling te zijn geweest en niet meer dan dat. Maar kom, vergeleken met de Bijbelse stukken van Strawinsky was het een verademing, in ieder opzicht. Nee je zult van mij geen lelijke dingen over deze Vermeer horen.

Writing to Vermeer (Louis Andriessen / Peter Greenaway) beluisteren

J.S. Bach – Weihnachts-Oratorium

Deze uitvoering van het Collegium Vocale, Gent o.l.v. Philippe Herrewege is onwaarschijnlijk mooi. Er zijn overigens meerdere mooie versies van dit schitterende oratorium, denk maar aan Jos van Veldhoven met de Nederlandse Bach vereniging, ook schitterend. Maar deze uitvoering klinkt zoals Bach moet klinken: glashelder, niet alleen in de stemmen maar zeker ook in de instrumentatie. Barbara Schlick, Michael Chance, Howard Crook en Peter Kooy zijn meer dan voortreffelijke solisten en ach, wat is dit mooie muziek! Luister er eens naar, het is echt verbluffend, ik zou haast zeggen: ook voor wie niet echt van klassiek houdt.

J.S. Bach – Weihnachtsoratorium beluisteren

Berlin

Eind oktober 2006 begonnen aan een Berlijnse vierdaagse in een prachtige herfstzon en aangename temperaturen met Nieuwe tijden van Allard Schröder in de tas, Schindler’s list op de Berlijnse tv en een Mozartopera in der Komische Oper. De tekenen stonden gunstig maar de verwachtingen waren dan ook hooggespannen

Lees hier mijn verslag

Carmen (Georges Bizet)

O ja, Carmen: Nou, het was echt ondermaats, een goede operette wellicht maar een waardeloze opera. Flutverhaal, personages zonder ziel, zonder menselijke trekken zoals twijfel of introspectie, alleen maar gewauwel over liefde en jalousie. En als je deze inmiddels stukgedraaide muzikale happening toch op wil voeren, trek dan een regisseur aan die er wat van maakt. Dit was dus niks.

Òpera Carmen (Georges Bizet) beluisteren

Brainbox – The last train

september 2004
Bezocht onlangs met mijn broer in Utrecht een van de voorstellingen uit de afscheidstournee van Brainbox naar aanleiding waarvan een live cd werd uitgebracht, The last train. De cd is als het concert dat wij bezochten: onvergetelijk en fantastisch. Wie kent niet Brainbox? Helaas, velen zal het weinig zeggen maar Brainbox was zonder meer de eerste echte supergroep die Nederland voortbracht, legendarisch vanaf de eerste dagen van haar bestaan, vanaf haar eerste hit “Down man” uiteraard niet ontbrekend op concert en cd. Wat maakte Brainbox zo bijzonder? Het was niet alleen Kaz Lux, niet enkel de fabelachtige gitaristen als Jan Akkerman, Rudie de Queljoe of John Schuursma, niet alleen de rythmsectie die stond als een huis met Pierre van der Linden op drums en Eric Bagchus op bas. Het was de combinatie van al deze muzikanten die allen hun sporen allang verdiend hadden in de Nederlandse popscene. Het was hun vermogen om een volstrekt eigen en nieuw geluid neer te zetten, of het nu om eigen composities ging (Dark Rose, Down man, Dedicated to you enzovoorts) of de vertolking van klassiekers (Summertime, Gloria en nog veel meer). Voor mij persoonlijk evenwel is Kaz Lux de exponent bij uitstek van deze supergroep. Een zanger met een prachtige stem en een volstrekt persoonlijke klank, uit duizenden herkenbaar. Een zanger met soul en vooral met charisma en persoonlijkheid. Een zanger die zijn stijl, zijn muziek trouw is gebleven en die een groot aantal cd’s heeft uitgebracht met als laatste parel Dismantled swansongs. Beluister deze plaat, zeer bijzonder! Terecht werd Lux door Oor uitverkoren als de beste Nederlandse zanger van de twintigste eeuw en wat mij betreft is dat nog veel te weinig eer. Hij wordt geteisterd door een extreem hinderlijke gehoorbeschadiging. Moge dit hem niet verhinderen zijn prachtige muziek te blijven maken! Het hele scala aan Brainbox songs passeert de revue. Voor wie rock and blues een goed hart toedraagt is deze cd een onmisbare schakel. Het plezier spat ervan af, evenals het vakmanschap. Een enkel woord nog voor de gitaristen: Rudie de Queljoe heb ik vaak gezien, vanaf het moment dat hij als gitarist aan de weg begon te timmeren. Een vakman die zijn gitaar werkelijk alles kan laten doen, de rust zelve op het podium met een feilloos gevoel voor de klankkleur van de songs. Hoe anders is John Schuursma die ik dit keer voor het eerst zag: een bedaarde, oudere gitarist (maar wellicht niet ouder dan zijn medemuzikanten) met een enigszins verbeten houding, de hals van zijn gitaar bijna plat drukkend alsof hij hem elk moment kan verliezen maar wat een ongelooflijk mooie finger picking techniek! Deze Schuursma heeft een volstrekt eigen geluid, het is een genot om hem te zien en horen spelen, ik kon er geen genoeg van krijgen. En met een ongelooflijke vingervlugheid! Laat spelen die man, laat hem nog vele platen uitbrengen! U begrijpt het al, kopen die cd! Hij is niet bij uw platelaar te krijg, u moet hem bestellen via internet, klik gewoon door naar Brainbox The last train en u vindt uw weg. En wie iets meer te weten wil komen over de Nederlandse popgeschiedenis, die bezoeke de uiterst heldere en informatieve website www.popinstituut.nl.
Brainbox – The last train beluisteren

Ron Carter – The golden striker

Sinds All Blues mijn favoriete jazzbassist die met alle groten van de jazzaarde speelde en inmiddels zelf een hele grote is geworden. Dit keer een trio met pianist Mulgrew Miller en gitarist Russel Malone die vooral opvalt door Kenny Burrel-achtige akkoorden. Heel onderkoeld en haast simpel gespeeld, veelzeggend met vaak verrassend weinig akkoorden. Heerlijke music at night, when the lights are low and the drinks have been served!

Ron Carter – The golden striker beluisteren

Philip Catherine – Blue Prince

Deze Belg speelt al sinds jaar en dag fantastisch (jazz)gitaar maar deze nieuwe cd is een ongelooflijk genot voor wie ook maar een klein beetje van jazz of swing houdt. Kleine bezetting, gitaar, bas, drums en trompet/bugel. En wat een fantastische plaat: soms is het alsof een fors deel van de jazz history aan je voorbij trekt: Kenny Wheeler of Miles Davis en dan weer Bill Frisell, klassieke swing en allemaal stuk voor stuk heerlijke melodieen, voor het merendeel door de maestro zelf geschreven. Doe eens wild, schaf deze cd aan zonder hem eerst te beluisteren en luister er dan maar eens 3 keer achter elkaar naar. Je zult het met me eens zijn: deze komt vooraan in de kast te staan! Geloof me.

Philip Catherine – Blue Prince beluisteren

Chicken Shack – the best of

ja natuurlijk, I’d rather go blind is een klassieker en deze hele cd staat vol met heerlijke, onversneden Britse blues uit de jaren zestig en zeventig. Met Christine Perfect die later met John McVie het nieuwe Fleetwood Mac leven in zou blazen.

Chicken Shack – the best of beluisteren

Joep Franssens – Harmony of the Spheres

Franssens is geboren in 1955 en heeft een behoorlijk oeuvre opgebouwd. Hij kiest compromisloos voor tonale muziek en maakte zich daarmee niet populair op zijn opleiding en ook muziekrecensenten verwijten hem nogal eens mooischrijverij of gebrek aan durf en wat dies meer zij. Franssens trekt zich hier niets van aan ofschoon hij zich door deze merkwaardige houding van een deel van het ‘publiek’ wel geremd voelt. Maar dit Harmony of the Spheres is een opzienbarend en werkelijk verbluffend werk van een ongelooflijke schoonheid. De compositie bestaat uit zes delen voor koor waarbij twee delen, IIIa en IIIb worden ondersteund door orkest. De uitvoering is van Het Nederlands Kamerkoor en het Tallinn Chamber Orchestra o.l.v. Tonu Kaljuste. Het werk is gebaseerd op citaten uit het werk van Spinoza waarin vooral het humanistisch gedachtegoed wordt uitgedrukt. Het is voor mij, een absolute leek op dit terrein, nauwelijks uit te leggen wat er in deze muziek gebeurt: het klinkt als koormuziek uit de 16de eeuw zoals we dat kennen van de Tallis Scholars maar tegelijkertijd klinkt dit werk volstrekt hedendaags. Prachtige stemmen die als glissandi over elkaar heen strijken en zo als het ware een continuo vormen dat veelvormig en veelkleurig is, voortdurend opschuivend en veranderend en aldus een buitengewoon indringend en intrigerend klankpatroon vormend. Deze muziek komt wel heel erg dicht bij zoiets ondefinieerbaars als schoonheid. Ik heb dit jaar veel prachtige muziek aangeschaft maar ik geloof dat ik in deze laatste dagen van 2003 met dit werk het absolute muzikale hoogtepunt heb gevonden! Luister er eens naar, aan het einde van de avond, het licht gedimd, ga er eens voor zitten en laat dit eens over u heen komen; ik beloof u: dit is werkelijk heel bijzonder!

Joep Franssens – Harmony of the Spheres beluisteren

Petra Haden & Bill Frisell

Ik koop alles waar Bill Frisell op speelt. Ik zag hem enkele jaren geleden op het North Sea Jazz Festival en twee jaar later in het BIM huis te A’dam. Wie deze Petra Haden is weet ik niet, vermoedelijk een dochter van Charly Haden, de bassist die onder meer veel met Keith Jarret en Pat Metheny speelde, zus of halfzus van Josh Haden. Maar wat doet het er toe. Deze Petra zingt en speelt viool. Mooie plaat met evergreens als Moon River en Wenn you wish upon a star. Een lichte net niet hese stem, hier en daar wat onzeker maar met overtuiging gebracht. En het gitaarspel van Frisell is en blijft als altijd onnavolgbaar. Deze man schijnt over een onuitputtelijke bron van creativiteit te beschikken.

Petra Haden & Bill Frisell, alle tracks

Goldberg-variaties door Ferdinand Groos

Als je ’s nachts de slaap niet vatten kunt, welke muziek zou je verkiezen om in Morpheus’ armen te belanden? Een ring waarlangs zachte akkoorden traag bewegen, gelardeerd met een bevallige melodie? Of een die tot denken stemt en in verwondering leidt? Bach heeft in de Goldberg-variaties zijn ongebreidelde muzikaliteit en formidabel meesterschap aangewend om ook deze uitersten met elkaar te verenigen. Hij heeft hiermee een kunstwerk van ongekende expressie, virtuositeit en architectuur gecreëerd dat in de Europese cultuur zijn weerga niet kent. (Bespreking door Marius Nuy)

Eine grosse Nachtmusik verslag bekijken

Buddy Guy – Blues singer

De opvolger van Sweet Tea, minder compromisloos maar ook hier weer uitstekende blues. Eric Clapton speelt mee en Jim Keltner ook en zelfs good old B.B. King. Doet vaak denken aan de oude John Mayall. Kortom, heerlijke plaat.

Buddy Guy – Blues singer beluisteren

Ferdinand Groos

september 2004

Muziek die gebeurt

De componist die kunstenaar is

Muziek is vooral een kwestie van smaak en daarom kan ik er vrijmoedig over schrijven, ook al zei ik Ferdinand, “Ik heb er geen verstand van, alleen, Exploratie, ja, dat is goud”. Zonder professionele kennis (weet ik veel wat octaven en driekwartsmaten zijn) stel ik vast dat het ‘goud’ is – bij een kwestie van smaak is alles geoorloofd; ‘smaak’ is niet iets van alleen de tong, maar appelleert aan al je zintuigen.

Exploratie van Ferdinand Groos. Iemand die dit magnifieke pianospel ‘zenuwen-gepingel’ noemt – dat is heel beroerd want degene die dit goud noemt, verdraagt zo’n oordeel niet (je wilt dat het gedeeld wordt, dan mag de muziek ook op ‘hard’) – die heeft denk ik niet de rust, of niet het geduld, te luisteren en soms te zoeken naar wat hier gebeurt.

Ik ken Ferdinand van veel vroeger dan zijn muziek, en toch is het andersom want er verstreek meer dan vijfendertig jaar voordat ik zijn muziek hoorde en pas daarna ontmoetten we elkaar weer. Toen ik me dit realiseerde, ging ik mijn herinneringen eens na, en in die enorme verzameling ontdekte ik plots een element dat er ook vandaag weer is. Ik keek natuurlijk in het laatje ‘muziek’, waar luisterde ik naar, wat vond ik mooi? Nou, the Moody Blues bijvoorbeeld, the Beatles, Fats Domino, Garfunkel, David McWilliams (“Can I get there by candlelight” kan ik nog neuriën), later ook veel Cohen, maar géén van deze muziek won het van Jean Philippe Rameau, daar zette ik de ramen wijd bij open. Nu, ditzelfde zou ik bij Exploratie ook weer doen – het is in mijn leven dus vrij zeldzaam dat muziek zo in mij doordringt dat ik de vensters opengooi, dat ik anderen wil laten delen in mijn geluk, in mijn ontroering, in iets dat echt is, dat roffelt op je ziel. Tonen en ritmes, klanken, melodieën die zich vastzetten, zodat de muziek er ook op stille momenten is en doen verlangen naar het luide uur. Als tekst levende muziek zou kunnen bevatten, zou ik het nu doorgeven, zo prachtig, zo vol van klank en hartstocht, op momenten zo feestelijk dat het de blijdschap, die altijd ergens in mensen huist of verborgen is, onmiddellijk tevoorschijn tovert. Telkens weer raak ik opgetogen, na honderd maal wel meer vertrouwd maar nog even hevig.

Een leek heeft het wel moeilijker dan een professional als hij een ‘kritiek’ schrijft over een muziekstuk. Ik ken het ambacht van de musicus niet en kan de virtuositeit nauwelijks vergelijken, maar tegelijk betwijfel ik of dat nou zo belangrijk is. Als ik maar kan uitleggen waarom het mij boeit, waarom die dubbel-cd hier de hele avond is te horen en me geen minuut verveelt. Menig cd zet ik halverwege uit, of vergeet ik, al kan ik ook gerust zeggen te kunnen genieten van Canto Ostinato van Simeon ten Holt, pianospel dat verwant is aan het werk van Ferdinand. Niét verwant, al is het eveneens minimal music, en mooi is het werk van Philip Glass.

Nu eerst iets over de achtergrond van Ferdinand – zijn muziek heeft, evenals hij zelf en ieder van ons, een geschiedenis. Ferdinand Groos begon met piano spelen toen hij amper vier jaar oud was. Als getalenteerd kind kreeg hij vlot toegang tot allerlei faciliteiten om voor hem muziek te laten zijn wat het nog steeds is: de mogelijkheid om wat niet meer met taal kan worden uitgedrukt te verklanken in emotievolle thema’s.
Na zijn gymnasium beëindigde hij zijn piano-opleiding aan het conservatorium, waarna hij, daartoe aangezet door zijn ouders, filosofie studeerde in Nijmegen. Maar van meet af aan was al duidelijk dat  (direct na het beëindigen van deze studie) de aantrekkingskracht van de 88 toetsen toch sterker was dan welke andere bezigheid ook. Wel zou de filosofiestudie zich later duidelijk manifesteren in zijn werken. Ferdinand Groos reisde over de hele wereld. De ontmoeting met de vele verschillende culturen zette hem er toe aan deze ervaringen op latere leeftijd te ordenen in de studie Cultuur­wetenschappen. Want juist deze ontmoetingen met andere landen en culturen in combinatie met zijn filosofieopleiding zouden opgeld doen in zijn werken voor meestal twee of drie vleugels. Uiteindelijk zouden zijn werken gekenmerkt kunnen worden door mooie melodische lijnen, ontrold in een ‘minimal-musicachtige’ omgeving. Deze vorm werd bewust gekozen omdat tijd een centraal begrip is in al zijn werken.

In de partituur Exploratie draait het in wezen om datgene wat Hegel bedoelde: steeds wanneer een kunstenaar een werk schept zal er sprake zijn van een kenbaar maken van zijn eigen (gedeeltelijke) waarheid. Ook Groos ontvouwt zijn ‘waarheid’, uitgedrukt in een scala van melodische lijnen in verschillende toonsoorten en in figuren gecomponeerd in de traditie van de ‘klassieke’ minimal music: melodische lijnen om het gevoelsleven welluidend naar voren te brengen, om rationeel bezig te blijven met zijn ‘muzikale zoektocht’ naar het tijdsbegrip. Daardoor gebeurt het steeds weer, dat de toe­hoor­der verrast is door de werkelijke digitaal af te lezen lengte van het werk, terwijl het gevoelsmatig een veel kortere tijdsspanne omvat. Naar verluidt hadden luisteraars vaak de idee dat de tijd was stilgezet.

Dat het s t e e d s  w e e r  gebeurt, dat de melodie zich herhaalt, en wéér, wijst erop dat muziek een taal is in klanken die je moet leren verstaan – dat vraagt een openheid die alleen denk ik mogelijk is als je er door wordt geraakt. Smaak, zintuigen, gevoel; woord en klank vallen niet samen en toch wordt er een verhaal verteld, alleen een verhaal dat ieder voor zichzelf mag navertellen omdat ze niet, zoals bij proza, nagenoeg identiek zullen zijn. Zeker als het muzische verhaal niet geraffineerd is, niet doortrokken van wat in de mode is, maar belangeloos en zo puur dat het ‘navertellen’ niet wijst naar een bepaalde geschiedenis of plot, maar meer een expressie is van persoonlijke fascinatie.

Exploratie staat aan, ik ken de tonen, weet op welk ogenblik ze heftig worden, ik ben aan het schrijven en vind zo de woorden die ik nodig heb en waar ik anders veel graafwerk voor moet doen, ik ben rustig, kalm, tevreden, gelukkig. Warmte, veiligheid – misschien, daar moet ik nu opeens aan denken, lijkt mijn grote genoegen wel op dat van de fervente boswandelaar (die je niet hoort over de duizend zelfde bomen die hij tegenkwam, maar wel over de kalmte, over het tot zichzelf komen, over inspiratie, over ‘persoonlijke inzichten’, over kwetsbaarheid. Muziek als natuur … luister naar de tweede, de vierde, de veertiende minuut, naar de zeventiende, naar de achttien punt dertig – en zo verder –  ‘wandel er heen’, dan gebeurt wat ook de wandelaar zegt, “Ik weet niet, dat moet je meemaken. Ga erheen.”

Marius Nuy

Bronnen:
Mijn gehoor, mijn bestaan. Voorts de website www.fjmgroos.nl

Ferdinand Groos

Buddy Guy – Sweet Tea

Dit album is een regelrechte sensatie! Ik weet het, mijn meeste aanwinsten prijs ik aan met superlatieven, maar deze is onwaarschijnlijk goed. De plaat begint met een Big Bill Broonzy achtige akoustische blues over hoe oud Buddy Guy wel niet is en dat hij niet meer kan wat hij vroeger kon maar dan begint het: hij barst los in een ongelooflijk harde en elektrische blues. Het tweede nummer, Baby please don’t leave me, begint met een roffel op de drums, spoedig gesecondeerd door een snoeiharde bas die zelfs op laag volume je middenrif nog raakt. Je snapt het al, ook deze plaat moet hard gedraaid en wat Buddy Guy hier laat horen heb ik sinds Jimi Hendrix niet meer gehoord. Een prachtige diep gebronsde stem gebed in een orkaan van bluesgeweld.

Buddy Guy – Baby please don’t go beluisteren

Rudolf Hagenaar

november 2003

Na op een druilerige zondagmiddag het Groninger Museum bezocht te hebben, alwaar de prachtige zalen van de Ploeg (vooral het werk van Alida Pott, George Martens en Henk Melgers was uitzonderlijk fraai) door het grote publiek gemeden werden ten gunstige van de ernstig overschatte, homo-erotische, decadente maar voor het overige volstrekt lege en inhoudsloze fotograaf Erwin Olaf, togen we richting Eelde – Paterswolde waar we in een kom van het rustieke dorpje Eelde De Buitenplaats aantroffen, een museum ontworpen door de architect die ook het naar de hemel reikende gebouw van de Gasunie in Groningen realiseerde. De Buitenplaats is naar meer menselijke maat getekend maar wordt herkend door dezelfde organische bouwstijl die bij de Gasunie werd toegepast. Dit prachtige kleine museum ligt omsloten door water en fraaie tuinen midden in Eelde en bij binnentreden wachtten ons twee uiterst aangename verrassingen. In de eerste plaats het gebouw zelf dat een prachtige ruim opgezette tentoonstellingsruimte biedt onder een houten plafond, een museum dat ruimte en landelijke sfeer ademt en zodoende leven en stilte geeft aan de tentoongestelde werken. En zo stonden we direct oog in oog met het werk van Rudolf Hagenaar, een mij volstrekt onbekende schilder maar wat een sensatie, meteen al bij de eerste werken die in het oog vielen! Niet zo vreemd overigens dat ik Hagenaar niet kende; deze in 1927 in Nederlands Indië geboren kunstenaar besloot pas op zijn 73ste voor het eerst zijn werk te exposeren. Hij leefde nimmer van, uitsluitend voor de kunst en het leek hem, nu zijn levenseinde aan het naderen was en zijn ouderdom fysieke beperkingen met zich bracht, toch uiterst wrang en zonde wanneer de vruchten van zijn kunstenaarschap in een container zouden eindigen. Hagenaar was zijn (beroepsmatige) leven lang tekenleraar te Goes alwaar alleen Hans Warren hem vond. Schilderen deed hij uitsluiten des ’s avonds en in de weekeinden. Zijn werk werd voordien ook nimmer verkocht, hij had al zijn werken opgeslagen in zijn eigen atelier alwaar hij vooral het zuiderlicht prefereerde. Zijn leven lang heeft Hagenaar de klassieke schilders onderzocht en bestudeerd. Hij schilderde uitsluitend figuratief. De abstracte kunst kon hem niet boeien en bood hem geen uitdaging. De grote uitdaging voor Hagenaar was het licht. En of hij nu stadsbeelden schilderde, mensen alleen of getweeëlijk, stillevens of objecten, altijd weer was daar het licht. En Hagenaar heeft zich daarin een meester getoond, naar de grote klassieke traditie.

In zijn stadsbeelden ontbreken doorgaans bomen en mensen en moderne voertuigen zijn bij hem al helemaal niet waar te nemen; soms duikt een eenzame fietser, een toeschouwer of zowaar een glazenwasser op; maar altijd is er het licht en Hagenaar slaagt erin prachtige beelden en sferen op te roepen, door een uitzonderlijk vakmanschap en een uiterst precieze kleurkeuze. De mensen op zijn doeken zijn steevast naakt. Zelf zegt hij hierover: “Deels (schilder ik mensen naakt) omdat ik ze tijdloos wil houden. Maar er is meer. Want ik word niet alleen geboeid door de vorm en het licht, maar interesseer me ook voor het mechaniek van het menselijk lichaam. Dat is ook de reden waarom ik over het algemeen meer mannen dan vrouwen schilder. Omdat het mechaniek, zeg maar de menselijke machine, bij mannen beter herkenbaar is”. Prachtige voorbeelden hiervan zijn Man en Route. In het eerste (zie afbeelding) ligt een man verslagen op de grond, met zijn hoofd naar ons toe, de vuisten gebald, het gelaat afgewend; een vaal licht valt op hem, het komt van links. Wij weten niet wat hem is overkomen noch of hij erin slagen zal zijn tegenslag te overwinnen. Op Route zien we een naakte man op de rug, hij vervolgt zijn weg, hij is duidelijk gaande, langs een rode stippellijn op de grond, een duistere en ongekende toekomst tegemoet, een toekomst die zich slechts met het vorderen van de stappen aan hem zal openbaren; waarheen hij gaat, wij weten het niet; hoe het hem daar zal bevallen weten wij nog veel minder. Een ander buitengewoon fraai werk is het doek Schelpen rapen (zie afbeelding). Hier zien we twee mensen gebukt in de zee staan waar ze in het ondiepe water naar schelpen zoeken. Er zijn vele voorstudies van dit werk en Hagenaar is erin geslaagd de houding van deze mensen, zoekend naar schelpen in laag water, buitengewoon knap te treffen. Reeds bij de eerste aanblik zie je meteen: ja, zo sta je in het water als je schelpen zoekt. En ook hier speelt licht weer de hoofdrol: een prachtig vaalgeel strijklicht kondigt de schemering reeds aan, nog wordt het lichaam aangenaam gestreeld door de warmte van de zon maar of we vóór de invallende duisternis zullen vinden wat we zoeken, we weten het niet.

Wanneer Hagenaar mensen schildert laat hij uitsluitend situaties zien, hij schildert geen relaties. Zijn mensen lijken daardoor vaak eenzaam maar dat beschouwt Hagenaar als in zekere zin logisch: de moderne mens blinkt immers niet uit in gemeenschapszin en zingeving is aan Hagenaar niet besteed. Het is aan de beschouwer zelf om de relatie bij de door hem geschilderde situatie te bedenken, te fantaseren. Hagenaar zelf blijft ver weg van iedere psychologische of betekenisduiding van zijn schilderijen. Het meest extreem dringt zich dit gegeven op bij zijn doek Onderbroken maal. Hier zijn de mensen verdwenen, ze zijn zojuist van tafel opgestaan. We zien nog slechts de tafel met vier stoelen en de resten van wat een sobere maaltijd was. De twee stoelen die zojuist nog bezet werden, staan schuin tegen de tafel, het bestek ligt gebruikt op de borden, de glazen leeg. Wat is het dat je de indruk geeft dat de beide eters tijdens hun maaltijd geen aangenaam gesprek hadden, wat is er tussen hen voorgevallen en waar zijn ze nu? Maar Hagenaar bemoeit zich daar niet mee en zal mij voorhouden dat het uitsluitend mijn eigen fantasie is die deze sfeer uit het doek oplepelt. Kortom, wij weten het niet. Hagenaar is een groot schilder die het verdient opgenomen te worden in de canon van de Nederlandse, neen Europese kunstgeschiedenis. Hij behoort tot de groten van de beeldende kunst. Ik weet zeker dat Hagenaar zal beklijven. Dat zijn werk aangekocht mag worden door het Rijksmuseum of welk museum dan ook. Laat het niet verloren gaan in de beleggerswaanzin waardoor enkel de toevallige rijkaard van dit schitterende oeuvre genieten kan. Dit werk moet tentoongesteld: Hagenaar is een groot schilder!

Emmylou Harris – Stumble into grace

Ik ben al enkele jaren heimelijk verliefd op Emmylou Harris en koop dus al haar platen. Sinds enige tijd ben ik ook de gelukkige bezitter van een prachtige dvd van deze zangeres. Groot was dan ook mijn vreugde toen bleek dat ze weer een plaat heeft uitgebracht: Stumble into grace. Maar ik heb de plaat nu al 3 keer beluisterd en het wil maar niet komen: die herkenning van ja dit is Emmylou en wat een heerlijke plaat. Waar het aan ligt? Misschien de muziek, vrijwel geen Buddy Miles op gitaar te genieten, geen beats en geen bijzondere arrangementen. Wel Jean Sibbery en de gezusters McGarrigle als backing vocals en mede-auteurs. Ook de teksten zijn af en toe wel erg larmoyant waardoor het een beetje op Dolly Parton gaat lijken en dat gaat toch echt te ver. Nee, ik houd het maar op Wrecking Ball (schitterend geproduceerd door Daniel Lanois), Red dirt girl en Spyboy.

Emmylou Harris – Stumble into grace – Sweet Tea beluisteren

Joe Henry- Tiny voices

Ik moet voorzichtig zijn met superlatieven. Kondigde ik de vorige keer Philip Catherine al als een sensatie aan, dit keer kom ik woorden tekort om Joe Henry aan u voor te stellen. Ik doe een bescheiden poging. Joe Henry komt oorspronkelijk uit de country hoek. Nee, nu niet al meteen afhaken…..hij zong onder meer bij de Jayhawks maar voelt zich even gemakkelijk thuis in de rock of jazz muziek. Zijn jongste plaat heet Tiny Voices en deze plaat is echt sensationeel! De stem van Joe Henry doet soms denken aan Sting, soms aan David Gray, hij zwerft een beetje tussen die intonaties heen en weer. Henry schrijft zijn eigen teksten, sommige zijn misschien wat gezwollen, andere weer behoorlijk ontoegankelijk maar wat zou het. Het amalgaam dat op deze plaat is terecht gekomen is wel heel bijzonder. De muziek van Joe Henry is noch als rock noch als jazz en al helemaal niet als jazzrock te kwalificeren. Toch doet deze muziek vooral aan jazz denken. Niet in de laatste plaats komt dit door de bezetting van de band met drums (o.a. Jim Keltner), gitaar, klarinet, saxofoon (Don Byron), trompet (Ron Miles), keyboards, bas en uiteraard (prachtige) backing vocals. De opname is donker, soms op het gruizige af met regelmatig heerlijke zware beats van de drums. De blazers zijn van een uitzonderlijk hoog niveau, regelmatig barst de muziek uiteen in extatische klankbeelden achter heerlijke refreinen. Soms waan je je in een oude jazzkelder waar je tot je verrassing tegen een geweldige sensatie aangelopen bent. De plaat is als een jamsessie waar geen einde aan hoeft te komen. 12 nummers bevat deze cd, de een nog mooier dan de andere en de speelduur bedraagt meer dan een uur. Absolute hoogtepunten van de plaat zijn het titelnummer Tiny Voices, het ongewoon krachtige Lighthouse en het afsluitende Your side of my world. Zonder hiermee ook maar iets af te willen van de andere songs, stuk voor stuk beauties! Wie houdt van Tom Waits, David Gray of Lee Sharkey, die vindt hier hun meester. En als je ook nog van ongewone arrangementen houdt en deze mix van jazz, distortion, gruizige opnametechniek en fantastisch vakmanschap weet te waarderen, dan is mijn advies u bekend: kopen die plaat, niet eerst luisteren. Wie zich dan nog bekocht voelt, die mag zijn beklag bij mij komen doen.

Joe Henry- Tiny voices beluisteren

Katja Kabanova (Leos Janacek)

september 2000

Regie Willy Decker
Radio Philharmonisch Orkest o.l.v. Edo de Waart
Koor van de Nederlandse Opera

Katja Kabanovawas voortreffelijk! En wat een prachtige zangeres, deze Susan Chilcott.Niet alleen een formidabele stem met een prachtige klank, ook nog een mooie vrouw (althans vanaf mijn plek). Een innemende persoonlijkheid ook! Een vrouw om zo maar ineens verliefd op te worden en daarmee beantwoord ik zelf maar meteen een opmerking over een zwakke plek in deze opera: hoe kan een mens zo’n diepe liefde voelen voor iemand met wie men nog geen woord gewisseld heeft en hoe kan zo’n liefde vervolgens zulk een diepe impact hebben? Nou, bij deze Susan Chilcott kan ik mij wel een love at first sight voorstellen. Schitterend! En het decor vond ik geniaal. Simpel en functioneel. En dan met zulke kleine ingrepen als schuivende panelen zulke stemmingswisselingen of accenten aanbrengen, ja dat is heel erg fraai. En die wegvliegende vogel aan het einde als mijn grote liefde tot mijn onuitsprekelijke verdriet in het water springt……..je ziet het, ik ga misschien te ver maar ik heb genoten. En dan heb ik het nog niet eens over de muziek: wat een prachtige muziek, een groot symfonisch gedicht zou ik haast zeggen. Nou wisten we dat natuurlijk al wel van Janacek maar dit was werkelijk een genot om naar te luisteren. Las onlangs een interview met Edo de Waart, geef mij maar Hartmut Haenchen dacht ik toen. Van deze de Waart hoeven we niet al te forse ambities te verwachten. Maar als je dan hoort hoe de muziek van Janacek gebracht wordt dan staat er dus toch een heel goede dirigent voor dat orkest. Je ziet maar, we moeten mensen ook niet op hun woorden beoordelen. Wat ik wel aardig vond: in de opera moeten Katja en Boris met elkaar in contact gebracht worden. Mozart zou daar toch ruim 3 kwartier aan besteed hebben met allerlei ingewikkelde intriges, kuiperijen en verkleedpartijen. Daar doet Janacek niet moeilijk over: voor we het weten is het geregeld. Dat bevalt mij wel. Of de opera zelf verder nou zo goed was, ik weet het niet. Janacek heeft het zich ook niet erg moeilijk gemaakt met het libretto: Tichon een ongelooflijke lul die niet tegen zijn tyrannieke moeder is opgewassen, een moeder die bijna wanstaltig onaangenaam is, een Varvara (ook een prachtige stem trouwens!) die in haar naïviteit haar schoonzusje verleidt haar diepste gevoelens te volgen om zich pas bij het uitkomen van de waarheid te realiseren welk een ongeluk ze daarmee over Katja heeft afgeroepen en tot slot een Boris die wel 10 nachten de liefde wil consumeren maar zich bij het eerste het beste onraad meteen een vrij man verklaart. De lul, hij had haar toch mee kunnen nemen naar Moskou!? Maar ja, dat verdraagt zich slecht met de noodlotsgedachte. Nu ja, ik ben wel bereid Willy Deckerin zijn uitleg te volgen maar ik zie niet helemaal hoe Kabanichaals geen ander Katja zou begrijpen waarin dan tevens de verklaring voor haar weerzinwekkende gedrag moet worden gezocht. Die psychologie heb ik uit de regels niet begrepen. Ik besef wel dat de onderwerpen “religieuze extase, latente erotische verlangens, wroeging, overspel en zelfmoord de thematiek van de negentiende eeuwse romantische opera’s vormden” maar daar kijken we nu natuurlijk wel heel anders tegen aan.

Katja Kabanova (Leos Janacek) beluisteren

Keith Jarret – up for it.

De zoveelste cd van deze schoolmakende klassiek opgeleide vaak meemurmelende pianist, dit keer – niet voor het eerst – samen met Gary Peacock op bas en Jack DeJohnette op drums. Heerlijke muziek, jazz standards (My funny Valentine, Autumn Leaves, Scrapple from the Apple) en op een aanstekelijke wijze gebracht door professionals die nooit gelikt klinken, muziek waar het plezier van afstraalt dus. Ook van deze pianist heb ik vrijwel alle muziek en hij heeft me nog nooit teleurgesteld. Kopen dus!

Keith Jarret – up for it beluisteren

The Kinks – Kinda Kinks

Een oudje uit 1965! Met maar liefst 11 bonus tracks. Alleen leuk voor de liefhebber tot wie ik mijzelf reken; in 1965 was ik wellicht de grootste Kinks-fan op het westelijk halfrond en toen ik jaren later mijn grote helden in de Vereniging in Nijmegen live zag en hoorde spelen was dat een onvergetelijke belevenis! Nog maar een keer luisteren naar See my friends, Wait till the summer comes along, Don’t you fret, A well respected man, Tired of Waiting, en zo voorts, en zo voorts. En wat een verrassing: een unreleased demo recording van I go to sleep, jawel, het nummer waar the Pretenders tientallen jaren later nog een hit mee scoorden. Vreemd is dat niet natuurlijk wie ervan op de hoogte is dat Chryssie Hynde een relatie had met Ray Davies (en, if I’m well informed, zelfs door hem bezwangerd is).

The Kinks – Kinda Kinks beluisteren

Museum Lammert  Boerma

april 2006

Verslag Marius Nuy

Dit paasweekend hernamen we een kleine traditie (het woord is eigenlijk te groot, maar het refereert aan een genoegen dat we al vaak tegemoet zijn gegaan, namelijk een weekend weg) en behalve dat het voor het eerst was sinds de ‘gebeurtenis in maart vorig jaar’1 was het ook onvergetelijk vanwege de bijzondere bed & breakfast die het museum biedt.

Museum Lammert  Boerma verslag bekijken

Kate & Anna McGarrigle – La vache qui pleure

Een van de dames was ooit eens gehuwd met Loudon (Bell bottom pants) Wainwright III (zijn zoon musiceert inmiddels ook heel behoorlijk naar het schijnt) die het onvergetelijke album Unrequited lovesongs maakte maar dit geheel terzijde. De dames, ik meen een eeneiige tweeling, komen uit Frans sprekend Canada en maken de prachtigste folk songs. Kent u nog Si tu dois partir (die prachtige song van Bob Dylan, schitterend vertolkt door Fairport Convention, jawel, van Sandy Denny die ook nog eens op the Battle of Evermore van Led Zeppelin meezong maar helaas van de trap donderde en sindsdien niet meer van zich liet horen – hetgeen ook niet meevalt als je begraven bent), nou daar lijkt deze plaat van de McGarrigle sisters ook op, helemaal in het Frans en niet te versmaden. Wie van folkmuziek houdt en mooie melodieën (en dan hebben we het niet over het al te zoetsappige gekweel van Ennya natuurlijk!) en mooie instrumentaties, nou
die doet zichzelf een plezier met deze prachtige vaak uiterst stemmige plaat.

Kate & Anna McGarrigle – La vache qui pleure beluisteren

Manfred Mann – The evolution of

The evolution of Manfred Mann, een dubbelceedee met een heuse deeveedee erbij! Prachtig hoor, Do wah diddy, Pretty Flamingo, Semi detached suburban Mr. James, Mighty Quinn en natuurlijk niet te vergeten Blinded by the light (een van de beste popsongs aller tijden). En die deeveedee is ook prachtig hoor, alle hits worden helemaal vertoond en niet door allerlei geleuter onderbroken. Prachtig om die oude clips uit de jaren zestig weer te zien.

Manfred Mann – The evolution of beluisteren

Miles Davis – Bitches Brew

Met dezelfde bezetting als hierboven maar dan nog aangevuld met Joe Zawinul en Larry Young op piano, Bernie Maupin op basklarinet, John McLaughlin op gitaar, Jack DeJohonette en Lennie White op drums. Dit is een van de mooiste periodes uit de muziek van Davis. Een prachtige rytmsectie die een stevige en snelle basis legt, het altijd te herkennen geluid van McLaughlin erdoorheen en werkelijk prachtig trompetteren van Davis. Voor sommigen was deze muziek te electrisch en er waren Davis fanaten die bij deze muziek afhaakten. Maar ik krijg er geen genoeg van. Je hoort hier al het latere Weather Report en het Mahavishnu Orchestra in. Prachtige dubbelaar, deze Bitches Brew!

Miles Davis – Bitches Brew beluisteren

Miles Davis – Blue moods

Behoeft geen nadere introductie. Wie niet echt van jazz houdt maar wel van uiterst relaxte muziek die je aan het einde van de avond eens draait met je geliefde op schoot en een glas in de hand (een goed gesprek en een goed glas wijn haha, alleen de open haard ontbreekt nog), wie ook graag zulke klassiekers in huis heeft als Time after time (bekend geworden door Cyndi Lauper), Summertime, ‘Round midnight, Fran-Dance, nou die weet nu wat’ie aan moet schaffen. Prachtig hoor, dit is echt genieten!

Miles Davis – Blue moods beluisteren

Miles Davis – Water Babies

Sessies uit 1968 met Wayne Shorter op sax, Herbie Hancock en Chick Corea op piano, Ron Carter en Dave Holland op bas en Tony Williams op drums. Miles was al een celebrity eind jaren zestig en de muziek is er naar. Swingend en glashelder. Kun je uren naar luisteren.

Miles Davis – Water Babies beluisteren

Nederlands Dans Theater I

maart 2007

Voor het eerst sinds een jaar of tien weer eens naar een balletvoorstelling gegaan, het Nederlands Dans Theater. Mijn gevoel en mijn herinnering zeggen me dat er het een en ander gebeurd is in de tussentijd, ook al ben ik te weinig expert om het verschil goed te kunnen duiden. De beeldtaal die wordt gehanteerd is opgeschoven, zo lijkt het. Ik herinner mij van een jaar of tien geleden ballet als een veel theatralere kunstvorm dan wij hier voorgeschoteld kregen. En het beroep danser(es) is er bepaald niet lichter op geworden. Mateloze bewondering voor de souplesse en danskunst van dit gezelschap en de enorme zeggingskracht die daarvan uitgaat, als tenminste alles klopt. Falling Angels van Jirí Kilián biedt een opwindend en fascinerend schouwspel van acht danseressen op de even opwindende en fascinerende muziek van Steve Reich onder de titel Drumming. De muziek wordt overigens live gespeeld en dat is een volkomen logische en terechte keuze. Prachtig, de muziek alleen is al buitengewoon de moeite waard. De choreograaf zegt hierover dat het patroon van verschuivingen en faseverschillen je ziel laat wandelen. En daaruit put hij de inspiratie voor een werkelijk verbluffende choreografie. Dans en muziek leken organisch geheel bij elkaar te horen zonder dat de ene vorm zich dwingend aan de andere opdrong. Uitzonderlijk fraai dit alles, ik zat met open mond te kijken naar een groep danseressen met een enorme souplesse en sprongkracht. Weliswaar zat er in dit stuk, althans voor mij, weinig of geen emotionele lading maar geen moment werd dat hinderlijk. Zeker, de bewegingen en de mimiek van de danseressen waren soms extravert en dan weer ingetogen maar het stuk werd tegelijkertijd beheerst door een zodanig hoge handelingssnelheid dat er geen tijd meer was voor het uitdiepen van gevoelens of emoties. Zoals gezegd, hinderlijk was dat geen moment. Het tweede stuk, The second person, was een choreografie van Crystal Pite op muziek van Owen Belton. Een voorstelling die me deed denken aan de performances van Laurie Anderson, ook al weer meer dan tien jaar geleden. Net als Falling Angels is ook dit een stuk dat je minstens een keer of vier moet zien voordat je het enigszins kunt doorgronden. De geluidssculptuur van Belton is intrigerend, een combinatie van akoestische en elektronische muziek. En ook hier boeit de beeldtaal van de dansers en danseressen, drieëntwintig in totaal, van begin tot eind. Aan het begin van de choreografie komen de dansers op met een kleine pop die met behulp van lange stokken door de dansers wordt voortbewogen en zo zijn eigen rol in het stuk speelt en een enkele keer tijdens de voorstelling terugkeert. Links vooraan op het podium staat een andere pop waarvan de ledematen op dezelfde wijze in beweging worden gebracht op die momenten dat deze pop als een soort commentator aangeeft wat die Second Person voorstelt, aan het doen is. Zoals gezegd, om het stuk te kunnen doorgronden moet je het beslist vaker zien. Niet alles is nu tot mij doorgedrongen maar wat zou het: in de tussentijd is een werkelijk fantastisch schouwspel op het toneel gezet waarbij de lengte van het stuk ook gelegenheid bood om tal van emoties, door telkens nieuwe solisten uit het ensemble verbeeld, verder uit te diepen.

Werkelijk verbluffend en ontroerend was het kaleidoscopisch slotbeeld waarbij de pinokkio-achtige pop van het begin vervangen was door een heuse danseres die door het ensemble werd voortbewogen in een ongelooflijk krachtige en om nooit meer te vergeten zo mooie slotscène. En dan het laatste stuk, Quintett van William Forsythe. Op muziek van Gavin Bryars, een stuk dat begint met een in de verte door een kennelijk oude man gezongen hymne, Jesus’ blood never failed me yet. Na een paar minuten vallen instrumenten de kwetsbare mannenstem bij, stemmige en trage muziek die de zeggingskracht van de mantra van de oude man moet ondersteunen. Maar na weer enige minuten denk je, o jee, die houdt niet meer op, dit zullen we het hele stuk blijven horen en inderdaad, de mantra is niet meer uit het geluidsbeeld weg te slaan en dan wordt het heel hard werken, zeker wanneer je niet aangeraakt wordt door de vier eindeloos herhaalde strofen die nergens een bezwerend of mystiek karakter kregen. Kortom, de muziek ging eindeloos ergeren en eindeloos door. En onderwijl was ook de dans begonnen, een kale kamer ter grootte van het totale toneel, een king size projector die geen enkele functie had en verder drie dansers en twee danseressen. Aan de dans ben ik echter niet toegekomen, de muziek van Bryars verhinderde dat, want ze was dermate irritant dat ik me ervoor af moest sluiten en prompt bereikte de dans me niet meer. Het lukt me maar niet naar de dans te kijken en de muziek weg te denken. Forsythe heeft zijn doel, althans wat mij betreft dus volkomen gemist. Afschuwelijke muziek en een onzinnig decor verhinderden de dans een eigen zeggingskracht te doen ontwikkelen, ik heb de dans niet gezien. En tot mijn stomme verbazing was het slotapplaus ovationeel, terecht als het voor het ensemble bedoeld was, misplaatst als het de choreografie van Forsythe betrof.

Nederlands Dans Theater I Falling Angels

Constant Permeke in het Haags Gemeentemuseum

september 2004

Het is alweer een jaar of drie geleden dat ik in de gelegenheid kwam een pastel van Permeke te bemachtigen op de veiling te Arnhem: rode daken achter donkere bomen. De prijs was alleszins redelijk. Maar het noodlot wilde dat ik daar pas tijdens de veiling achter kwam en op het moment van veiling mijn tevoren vastgestelde budget al ruimschoots had overschreden. Een kleine anderhalf jaar later werd dezelfde pastel weer ter veiling aangeboden, aanleiding voor eenschriftelijk boddit keer wegens verplichtingen elders. Resultaat: te voorzichtig geweest en voor de tweede keer ontglipte mij mijn Permeke.Dan maar compensatie gezocht in het Haags Gemeentemuseum waar een werkelijk schitterende tentoonstelling van deze Vlaamse reus valt te bewonderen. Wat te zeggen van deze ras expressionist die de zee, het boerenleven en het naakt tekende en schilderde en op latere leeftijd ook nog eenshet beeldhouwen ter hand vatte?Twee oorlogen heeft Permeke meegemaakt. In de eersteraakte hij zwaar gewond waarna hij ter verpleging naar Engeland werd overgebracht. Deze periode leidde tot tal van schilderijen geïnspireerd door het landschap van Devonshire. Geboren in 1886 was hij te oud om ook in de tweede oorlog nog te dienen. De Duitsers verboden hem zijn werk ten toon te stellen, het werd als Entartete Kunst beschouwd. Niet dat Permeke zich daar veel van aantrok, hetgeen hem regelmatig in conflict met de bezetters bracht. Toen hem in de laatste fase van zijn schilderleven het verwijt werd gemaakt dat hij zichzelf herhaalde schakelde hij rigoureus over op het naakt. En de naakten van Permeke mogen er zijn. Prachtige vrouwen tekende en schilderde hij. Velen daarvan meteen uiterste sensualiteit. Ik houd van de naakten van Permeke. Prachtig werk. Zoals bijna al zijn tekeningen indrukwekkend en indringend zijn. Bijna alle in groot formaat alsof ze de randen van het blad niet accepteren, teruggebracht tot de essentie in zeer krachtige lijnen.

De doeken van Permeke zijn groots en heftig,gul en ruimhartig geschilderd in vooral donkere tonen. Het is bijna ondoenlijk een favoriet schilderij aan te wijzen, de tentoonstelling is een litanie van genot: wat een schilder. En als ik dan toch enkele voorkeurenmoet noemen dan denk ik vooral aanDe zeug, het meest monumentale schilderij dat ik ooit zag; een voorstelling van een zeug met biggen op een Vlaamse boerderij. Het doek iseenbijna imponerendelofzang op het Vlaamse boerenleven en de symbiose tussen boer en vee. Maar bijna even overrompelend is De golf, een donker en bijna zwart doek voorstellende een grote golfbeweging op een zware zee. Ook hier weer een enorm formaat waar de overweldigende kracht van de zee van af spettert.Slechts een enkele keer schildert Permeke in lichte en vrolijke kleuren, zoals in de afbeelding te zien is: De zomer(1932). Een Vlaamse zomer. Expressionisme bij uitstek. Een vitalist was die Permeke. En minstens even verbluffend is De oogst, eveneens uit 1932. Ook hier lichte kleuren, graanakkers waar boeren aan het einde van de zomer de oogst binnenhalen. Een hoge horizon (die met het vorderen van zijn leeftijd steeds lager lijkt te reiken), met op de achtergrond boerenerven, in het midden enkele boeren en boerinnen en op de voorgrond de grotendeels geoogste graanakker. Wat het doek zo verrassendmaakt is dat Permeke op de voorgrond een boer en boerin in het doek heeft getekend, zonder ze als het ware in te vullen. Door hun lichamen heen zie je nog het graan, alsof de boer en boerin geheel op zijn gegaan in het Vlaamse land.

Maar het doek dat mij wellicht het meest dierbaar is, hangt wat verscholen in een van de nissen van het Haags Gemeentemuseum: Winterlandschap uit 1912. Een vroeg werk van Permeke van een ongelooflijke zeggingskracht. Permeke, de schilder tussen Turner en Gerhard Richter (diens vroegere werk althans). Hulde aan het Gemeentemuseum dat hiermee een indrukwekkende en prachtige tentoonstelling verzorgde. Gun uzelf een onvergetelijkeervaring en verrassing, ga erheen! Mooie catalogus ook, zij het dat ik over de teksten minder te spreken ben. Permeke is zo’ n schilder van wie je wel een biografie zou willen lezen. Ga erheen!

Constant Permeke, bekijk de video

Platform van Houellebecq door NTGent

februari 2007

Wie eerst het boek gelezen heeft, zal nooit weten hoe deze voorstelling bevallen zou zijn zonder het boek te kennen. Bij een verfilming van een boek valt meestel een van beide tegen. Niet zo bij deze voorstelling, althans wat mij betreft: zowel het boek als deze toneelversie bevielen mij buitengewoon. Voor wie het werk van Houellebecq niet kent: de hedendaagse mens heeft zich vrijwel volledig op het individuele vlak teruggetrokken, zoekt de snelle kick en de instant bevrediging en is vrijwel volledig onderworpen aan de consumptie cultuur.

In Platform maken we kennis met Michel en Valerie. Valerie is werkzaam aan de (sub)top van het massatoerisme waar steeds nieuwe formules moeten worden bedacht om de moderne mens te verleiden en de aandeelhouders van de toerismebedrijven de maximale winst te bezorgen. Samen ontwikkelen Valerie en Michel een concept waarin de massatoerist naar een exotisch oord vervoerd wordt en daar naar hartelust de diensten van arme meisjes kunnen kopen om hun sexuele driften te kunnen bevredigen terwijl de kosten voor de exploitant zo laag mogelijk blijven doordat de toerist niet meer van a naar b getransporteerd hoeft te worden wanneer hij zijn reisbestemming eenmaal heeft bereikt. Kan men de vele sexpassages in de roman nog als erotische literatuur ervaren, in de toneelvoorstelling is daarvan geen sprake meer. De acteurs vertellen het publiek van hun seksuele escapades maar deze worden nimmer expliciet gemaakt door seksuele handelingen op het toneel. Aan het einde van de roman en aan het begin en einde van de toneelvoorstelling worden we gewaar hoe lokale moslims door middel van terreur, dood en verderf een einde maken aan deze westerse “perversiteiten” en daarmee komt tevens een abrupt en tragisch einde aan de liefdesgeschiedenis tussen Valerie en Michel. Zij immers, vormen een uitzondering binnen de hedendaagse samenleving waar mensen niet meer in staat zijn tot liefde, tot vrijen zonder overgave omdat de moderne mens doodsbenauwd is de greep op zichzelf te verliezen en afhankelijk te geraken van een medemens. Vandaar de schaamteloze hang naar de anonieme prostitutie waar men niet wordt geconfronteerd met de afkeer van het eigen lichaam en dat van de ander omdat beide maar zelden aan de norm voldoen.

De roman blijft genietbaar door het schrijverstalent van Houellebecq en de liefdesgeschiedenis tussen de beide hoofdpersonen. Maar voor het overige – en dat geldt zeker voor de toneelbewerking – betreft het hier een loodzwaar stuk: de tot gevoelens machteloze mens zoekt zijn toevlucht in vreugdeloze seks om uiteindelijk door moslimterreur weggevaagd te worden. De toneelversie blijft echter eveneens zeer genietbaar door twee ingrepen van de regisseur: Michel is minder koel en afstandelijk dan hij in de roman overkomt en er komen hier en daar zelfs komische, bijna slapstickachtige scènes voor waardoor tenminste af en toe de spanning doorbroken wordt. En dat doet weldadig aan de wereld van Houellebecq is nu eenmaal niet de meest aangename om in te verblijven. En een loodzwaar toneelstuk valt even zo zwaar op de maag. Een klein beetje humor en slapstick kan dus geen kwaad, zeker niet wanneer daardoor de essentie van het verhaal niet wordt aangetast.

Met name de beide hoofdrolspelers – Els Dottermans als Valerie en Steven Van Watermeulen als Michel – zetten hun personages overtuigend en sterk neer. En ook Ward Weemhof schotelt ons een fraaie Jean-Yves, de directeur van Valerie voor en is verantwoordelijk voor een paar zeer smakelijke slapsticks. De overige personages komen minder sterk uit de verf en Yassin, de moslim verteller, komt in de roman niet eens voor maar doet hier dienst om enkele toneelhandelingen te verduidelijken. De regie is verrassend en sterk. Waar het boek eindigt met het inferno, in de toneelversie wordt ermee begonnen en daarbij wordt de film letterlijk teruggedraaid: bij een explosie vliegt alles de lucht in, in deze voorstelling komt het in de lucht gevlogene weer terug op aarde en ploft met een oorverdovend kabaal op de toneelvloer en de hele voorstelling speelt zich vervolgens af temidden van de puinhopen en het afval van de moderne samenleving.

Platform van Houellebecq door NTGent trailer

Lou Reed, John Cale & Nico – Le Bataclan ’72

Een cd met legendarische opnamen uit 1972, opgenomen tijdens een live concert van deze drie in Parijs, volledig akoestisch en vrijwel alles in veel lagere tempi dan je op de Velvet platen gewend was, tegenwoordig zouden we dat unplugged noemen. Prachtig hoor, deze versies van Waiting for my man, Heroin, All tomorrow parties, Pale blue eyes en niet te vergeten de prachtige songs met de onvergetelijke Nico: Femme fatale, I’ll be your mirror, No One is there en Frozen warnings. Nico is prachtig, ongenaakbaar als altijd met een even onvaste als mooie en ijle stem, trappend op haar onbegrijpelijke harmonium, vermoedelijk
onder de dope maar wat zou het als je zulke mooie muziek maakt. Ook deze cd is alleen voor de liefhebber want aan de opnames mankeert nogal wat. Sommige nummers zijn werkelijk abominabel opgenomen, vermoedelijk was het nooit de bedoeling dit materiaal uit te geven. Maar voor wie de Velvet Underground ooit iets betekende: deze cd mag niet in je verzameling ontbreken!

Lou Reed, John Cale & Nico – Le Bataclan ’72 beluisteren

Richard Strauss Capriccio

mei 2013

En dan Capriccio. Om kort te gaan: geen opera die de toets mijner kritiek kan doorstaan. Geen opera die thuishoort in het rijtje Salome, Elektra, Frau ohne Schatten. Der Rosenkavalier heb ik nooit gezien maar daar heb ik wel belangstelling voor. Wat zou er van Capriccio terecht gekomen zijn wanneer Stefan Zweig het libretto had kunnen schrijven? Wij zullen het nooit weten. Maar nu twee en een half uur gebazel over Word oder Musik terwijl we elkaar  binnen vijf minuten hadden kunnen vinden in de term Gesamtkunstwerk!? En het tijdstip 11.00 uur verbinden aan de tijdsbepaling Morgen Mittag, dat gaat me toch echt te ver, dat is geen dichterlijke vrijheid meer. Dat had toch ook anders opgelost kunnen worden. Moest het dan per se om 11.00 uur zijn. Ik snap dat Mittag nog wel in de tekst maar had er dan 14.00 uur van gemaakt. En dan die overbodige scenes met een major domus, huisbedienden en een obscure souffleur. Het thema op zich is best interessant maar verdient naar mijn mening een zo abstract mogelijke benadering maar ja, dit moest kennelijk hoe dan ook een lichtvoetige opera worden in die donkere dagen. Die Strauss had wel lef om een werk als Capriccio in 1942 in première te laten gaan. Ik ben nu dus op zoek naar een goede Nederlandstalige biografie van Richard; jij hebt vast suggesties?

Van de regie heb ik evenwel genoten. De bijna naadloze wisseling van tijdvak, van het hier en nu naar de periode van Rameau en Couperin, ja dat is schitterend en de wijze waarop dat in het decor werd uitgevoerd was onvergetelijk. Dat decor vond ik dus ook buitengewoon fraai, een kubus in een kubus in een kubus en dat onder een prachtige belichting! Hoewel tamelijk statisch bleef dit decor van begin tot einde boeien.

Maar de hoofdprijs was toch weer weggelegd voor de muziek! De opening van deze opera met het strijkkwartet, wat een prachtige muziek en de hoorn in de laatste akte. Kortom, het libretto een draak maar voor de muziek een 10! En ook de stemmen wisten te bekoren: de gravin van wie ten onrechte werd gezegd dat zij tegen de grenzen van haar kunnen zong en de regisseur, weliswaar een beetje verkouden of zo maar een prachtige rol; en de beide kemphanen zongen toch ook voortreffelijk. Zo zie je maar weer dat ik ondanks en dankzij toch weer genoten heb.

Over Capriccio zijn we het dus vrijwel geheel eens, zij het dat jij nog wat meer muziektheoretische accenten plaatst. Ik heb bewondering voor de componist Strauss en zijn opera’s Elektra en Salomé behoren tot de mooiste en meest indringende kunstwerken die ik ooit zag. Maar Strauss had maar weinig gevoel voor historische context en had kennelijk weinig contact met de realiteit. Als Zweig aangeeft steeds meer hinder van politieke druk te ondervinden schrijft Strauss doodleuk terug: “Die joodse koppigheid! Hoe kun je daar geen antisemiet van worden! Die trots op het ras, dat solidariteitsgevoel – daarbij voel ik mijzelf anders (-)”. Evenmin vond hij het een probleem directeur van de Reichskulturkammer te spelen. Tja, het zijn telkens weer keuzes die mensen moeten maken. Elektra en Orestes maken toch ook duidelijke keuzes en accepteren iedere consequentie daarvan maar dat zal Strauss dan wel als fatum beschouwen. Met Capriccio legt hij een stelling op tafel die weerlegd danwel bevestigd moet worden. Maar daarover geen eindoordeel, geen slotakkoord. Ach, het is toch in feite ook een volstrekt academisch flutprobleem!

Het interview of eerder gespreksverslag van het onderhoud dat Klaus Mann met de componist had is verbluffend, verbijsterend haast. Het doet me denken aan de vele fictieve interviews die Bomans had met een componist, een voetballer, een biljarter of een plaatselijke notabele. Alleen betreft het hier geen luim maar bittere ernst. Ik wil nog steeds een goede biografie over Strauss lezen. Suggesties?

Richard Strauss Capriccio Gundula Janowitz slotscene

Trygve Seim – Sangam

juli 2005

Trygve Seim – Sangam ECM 1797 De zoveelste uitgave van het ECM van Manfred Eicher. Nooit van gehoord, van deze Trygve Seim, een Noorse saxofonist die op dit album eigen composities speelt met een band bestaande uit (sopraan- en bas-)saxofoon, (bas)calrinet, tuba, trombone, Franse hoorn, trompet, accordeon, cello en incidenteel een strijkersgroep en nog minder incidenteel drums. Het titelnummer is een fraai voorbeeld van los saxofoonspel, lichtvoetig en speels. Het tweede nummer – Dansante – wordt al bedachtzamer: doet door de accordeon af en toe Argentijns aan terwijl hier en daar de sopraansax lieflijk door de rythm sectie heen klinkt. Muziek voor het laatste deel van een zonnige middag, voortkabbelend om niet meer te eindigen. Beginning an ending is een donkergetinte langzame compositie met een heerlijke trage melodie en een prachtige trompet. En dan volgt Himmelrand i Tidevand, een compositie uit vier delen bestaand, gecomponeerd in opdracht van de Norwegian Society for Sea Rescue. Traag, berustend, een psalm bijna, met een hoofdrol voor de strijkers maar telkens weer de saxofoons van Trygve Seim. Wat een prachtige muziek, die je zelfs na meerdere keren beluisteren nog niet helemaal hebt kunnen bevatten. Verstild en tijdloos, ingehouden emoties maar van een schitterende klankrijkdom. Muziek voor de liefhebber, je moet er voor gaan zitten, er de tijd voor nemen maar wie dat geduld op kan brengen wordt geweldig beloond!

Trygve Seim – Sangam beluisteren

Tea – Tan Dun

januari 2005

Opera in drie bedrijven

Naar een libretto van Tan Dun en Xu Ying

De Nederlandse Opera
Regie Pierre Audi
Nederlands Kamer Orkest o.l.v. Lawrence Renes
Gezien 11 januari 2005 in de Stopera

Tan Dun, geboren in 1957 in Hunan, China is, ofschoon begonnen als bordenwasser in Manhattan  inmiddels een gevierd componist. Met recht en reden wordt zijn werk veelvuldig ten gehore gebracht op de westerse podia. Tea is, na Marco Polo, zijn tweede opera en om met het eindoordeel te beginnen: verpletterend en sensationeel.

Vanaf het allereerste begin van de opera, die van start gaat met waterdruppels en boventonen, zit je op het puntje van je stoel waarbij zintuigen en emoties om de voorrang strijden: wil je kijken en je tegoed doen aan de kleurenpracht, de belichting of het toneelbeeld; of moet je vooral luisteren naar de wonderbaarlijk schone muziek van Tan Dun. Alles tegelijk wil nauwelijks lukken, reden voldoende om tijdens de pauze alvast de videoregistratie van deze schitterende opera aan te schaffen.

Het verhaal is in haar eenvoud tijdloos, wordt verteld aan de hand van de oosterse thee cultus en laat zich samenvatten in de drie regels thee telen is moeilijk, thee plukken is moeilijker maar thee proeven en naar waarde schatten is het allermoeilijkst. Thee is de metafoor voor leven of liefde. Tegelijkertijd zitten in het libretto verschillende dilemma’s vervlochten: laat de mens zich leiden door het hart of het verstand of het bloed; verkiest de mens de eer ongeacht de consequenties boven het verstandige compromis, het in der minne schikken?

In een interview voor Radio 4 gaat Tan Dun evenwel veel dieper in op de thee ceremonieën in Japan en China en de verschillen tussen die beide. In zijn interpretatie brengt thee kunst in het leven terwijl thee in China leven in de kunst brengt. Is de thee ceremonie in Japan enigszins verheven van aard en uitdrukking gevend aan de spirituele gelijkheid tussen mensen ongeacht hun komaf en status, in China hoort thee veel meer bij het eten en is de ceremonie veel minder cerebraal.

Zelf heb ik in 1997 een theeceremonie bijgewoond op Taiwan, een onvergetelijke ervaring in al haar eenvoud en charme. Ook in Taiwan is er bij het drinken van thee, aldaar inderdaad geen plechtige

aangelegenheid maar veeleer een moment om tot rust te komen, geen enkel onderscheid meer tussen hen die zich tezelfdertijd in het geheel open theehuis bevinden. De theeblaadjes worden eindeloos met heet water besprenkeld tot ze sterk of mild genoeg bevonden wordt om te drinken. In zijn opera laat Tan Dun de hoofdpersoon, de monnik Seikyo aan het einde verzuchten: “Tea…a mirror of soul”.

Onlangs riep Benno Barnard in een lezing bij gelegenheid van de Internationale Theaterdagen in Maastricht uit: “ Vergeet Europa”. Hij stelt dat er zoveel Europa’s bestaan dat het waanzin is te streven naar zoiets onzinnigs als Europees toneel. Kunstwerken behoeven, aldus Barnard, een zeker provincialisme om universeel te kunnen zijn. “Waarom, aldus wederom Barnard, zouden we ons vermoeien met theoretische Europese kunst? Met die kunst zal het immers net zo gaan als met de maïs die de boeren in onze contreien in naam van Europa verbouwen: die blijft op de velden staan, want oogsten is duurder dan laten verrotten.” Een lezing die ook nog de prachtige oneliner bevatte: “Kranten, dat is de nog natte geschiedenis.”

We laten deze verzuchting van Benno Barnard voor wat zij is (en komen daar elders wellicht nog op terug) en keren terug naar Tan Dun. De noodzaak van het provincialisme doet zich in zijn klank- en taalwereld niet voor, kosmopoliet als hij is.

Tan Dun componeert zijn muziek in een geheel eigen taal zonder een geheim te maken van de tradities die hem beïnvloeden. De een noemt hem een eclecticus, de ander beschouwt zijn muziek als een bundel citaten, het is me om het even. In mijn ogen is Tan Dun een kosmopoliet die de westerse symfonische traditie even gemakkelijk hanteert als de oosterse muziekpraktijk. Zo hoort men in Tea niet alleen symfonisch werk en operastemmen uit de beste Europese tradities, prachtige en onvergetelijke trompetakkoorden maar evenzeer de diep gebronsde als een Japanse shakuhachi gespeelde dwarsfluit, de harpen die klinken als oosterse snaarinstrumenten en niet te vergeten een eindeloos panorama aan slagwerk, zowel binnen het orkest zelf alsook op het podium waar drie Aziatische percussionistes met water, papier en keramiek betoverend mooie muziek maken; we horen de apendans kecak, we horen ver weg noties van de gamelan, we horen Colin McPhee en Lou Harrison maar het is allemaal de onvergetelijk mooie muziek van Tan Dun.

De eerste voorstellingen in Amsterdam, waar de Europese première plaatsvond, werden gedirigeerd door de componist zelf. De voorstelling die ik bijwoonde werd gedirigeerd door Lawrence Renes. Het vergelijk ken ik niet maar Renes heeft zijn orkest tot een topprestatie geïnspireerd. Fabelachtig! De regie is zoals men van Audi mag verwachten. Indringend, eenvoudig, altijd subtiel. Met de meest simpele middelen en de meest subtiele ingrepen weet hij een maximaal effect te sorteren. De abstractie wordt nergens te ver doorgevoerd en zo creëert hij op toneel mensen van vlees en bloed die voelen, denken en handelen zoals mensen van vlees en bloed doen. Audi is een Libanees van origine die jarenlang in London en – gelukkig – inmiddels al weer jarenlang in Amsterdam werkzaam is. In talloze producties heeft deze intendant en operaregisseur laten zien waartoe hij in staat is en dat is niet gering. Ook Audi is te beschouwen als een moderne kosmopoliet. En wie in staat is zulke prachtige voorstellingen te creëren zonder te verzanden in de kitsch van east meets west, zonder te verworden tot een eclectische melting pot, die laat iets na waar velen zich aan laven kunnen.

Niettemin – en dat verwonderde mij zeer – verlieten in de pauze tientallen bezoekers voortijdig de opera, het was aan hen niet besteed. Jammer dat deze groep niet naadloos samenviel met de cohorte kuchers en hoesters die elke voorstelling weer verknoeien met hun ongepaste om niet te zeggen ronduit onbeschofte gedrag. Wie er niet zeker van is dat hij zijn bacillengesproei of andersoortige oprispingen niet kan beheersen, die zou de toegang tot concertzaal of opera verboden moeten worden. Maar vergeef me het uiting geven aan deze kleine maar constante frustratie….terug naar de voorstelling.

De combinatie van Pierre Audi met Tan Dun lijkt een welhaast perfecte combinatie, evenals overigens de combinatie van Pierre Audi met Monteverdi dat is. Twee gelijkgestemde zielen, zo lijkt het en wat een verbluffend resultaat! Alles valt hier samen zonder ook maar ergens uit te glijden laat staan uit de bocht te vliegen: muziek, regie, toneelbeeld, belichting (Jean Kalman) en kostuums (bravo voor Angelo Figus), het was een onvoorstelbaar genot dit alles te ondergaan.

Tot slot een enkel woord over de vertolkers: de hoofdrol is weggelegd voor de bariton Chang Yong Liao, zijn tegenspeelster de Chinese prinses Lan wordt vertolkt door de sopraan Nancy Allen Lundy, de Chinese prins, de broer van Lan wordt gezongen door de tenor Warren Mok terwijl de keizer, de vader van Lan en de prins wordt gespeeld en gezongen door de bas Stephen Richardson; de mezzosopraan Ning Lian vertolkt de rol van Luyu, dochter van Lu, schrijver van een vermaard werk over thee, boodschapper voor de geest. Prachtige stemmen, vooral Seikyo en de prins komen zeer overtuigend over maar ook de keizer maakte indruk, door zang en spel. De toneelprestaties van Lan en haar broer de prins waren voortreffelijk in tegenstelling tot Seikyo die sober acteerde en als karakter wat minder tot de verbeelding sprak, zoals wel vaker het geval is bij Joris Goedbloed. De nobele en edele, de onbaatzuchtige, ach ze zijn er te weinig maar ze zijn vaak ook zo saai, te weinig menselijk.

Maar laat niemand hier een woord van kritiek in lezen. Wat een schitterende opera! Gaat dat zien of schaf u de dvd-opnames aan!

Tan Dun – Tea beluisteren
Tan Dun – Tea mijn verslag

Tinus van Doorn – Museum Belvedère

november 2005

In Friesland is veel moois te zien. Voor wie van het landschap houdt is elke dag er een prachtige dag. En het Friese dialect mag dan onverstaanbaar zijn voor de buitenstaander, het is toch fraai dat zo’n dialect, voorlopig althans, overleeft. Ook zijn er in Friesland vele kleine musea en een daarvan staat in Oranjewoud. Museum Belvedère is een lang rechthoekig in hout opgetrokken gebouw van twee in elkaars verlengde gelegen vleugels, gescheiden door de ingang. Het museum is gelegen in een nieuw aangelegd park dat is opgebouwd langs strakke rechte lijnen van paden en sloten. Het museum zelf staat met de voeten in het water en is een eiland van kunst in een natuurlijke omgeving. Wanneer de schemering intreedt doemt verlichting aan de onderzijde van het museum op waardoor de indruk ontstaat dat het gebouw vlak boven het water zweeft. Het mag dan een blokkendoos zijn, het gebouw is tegelijkertijd vederlicht. Ook de boomaanplant is volgens strenge geometrische lijnen verzorgd. De jonge eiken staan in gelid en zullen over enkele jaren een prachtig aanzicht en veel schaduw op zonnige en warme dagen bieden.

Maar een museum is behalve omhulsel vooral inhoud en hoe mooi of aangenaam het gebouw ook mag zijn, zonder passende inhoud blijft er van de vorm weinig over. Je loopt er om heen en beoordeelt het gebouw in zijn omgeving, je vindt het mooi of juist lelijk of erger nog: het brengt niets teweeg en je vervolgt je weg. Niet zo in Museum Belvedère: de kunstcollectie is er zeer de moeite waard. Alleen al de door mij zo bewonderde en veel te jong gestorven Jan Mankes rechtvaardigt een geregeld bezoek aan dit kunsthuis.

Wij waren in het museum ter gelegenheid van de laatste expositiedag van het werk van Tinus van Doorn, een in Indonesië geboren maar op achtjarige leeftijd naar Nederland verhuisde kunstschilder. Ik had nog nooit van deze Tinus van Doorn gehoord en dat bleek een gemis dat met deze expositie terecht ongedaan gemaakt kon worden. Zijn werk doet meteen denken aan Marc Chagal en in de verte zelfs aan Dick Ket (stoomschepen die een wijds uitwaaierend verlangen lijken uit te beelden, een dromerige vlucht uit de werkelijkheid van alle dag, je komt ze tegen bij van Doorn en ook Dick Ket schilderde graag stoomschepen) en Permeke (de zeug van van Doorn – Stroper in maanlicht uit 1937 – is vrijwel identiek aan de zeug van Permeke uit 1929 bijvoorbeeld) maar is voortdurend volstrekt eigenzinnig en uniek.

Tinus van Doorn schildert een arcadische wereld waarbij hij zich vooral laat inspireren door het boerenbestaan. Hij schildert dromen en hemelen en grijpt daarbij soms terug op zijn leven in Indonesië. Opvallend is zijn kleurgebruik. Hij permitteerde zich daar volstrekte vrijheid. Een stier kan rood of blauw zijn, al naargelang het hem past. Zelf zegt hij in een van zijn brieven dat hij niet naar de werkelijkheid schildert maar datgene dat hij in zijn hoofd reeds heeft voltooid.

Zoals bij zo veel kunstenaars uit het interbellum het geval is wordt het werk van van Doorn somberder en donkerder (Gebroken viool uit 1939 bijvoorbeeld) naarmate de rampspoed van de oorlog dichterbij komt. Na de inval van de Duitsers in België waarnaar Tinus van Doorn en zijn vrouw waren verhuisd, besluiten beiden een eind aan hun leven te maken. Veel hierover is niet bekend en dat is jammer. Van Doorn leefde voor een belangrijk deel van de financiële ondersteuning die zijn ouders hem boden maar tegen het begin van de oorlog was die steun in belangrijke mate afgekalfd hetgeen hem voor grote problemen stelde. Maar je zou zo graag willen weten wat hen uiteindelijk heeft doen besluiten hun leven te beëindigen. Welke alternatieven hebben ze overwogen, op grond waarvan werden ze verworpen. Wat veroorzaakte hun radeloosheid en wanhoop? Inderdaad de combinatie van armoe en oorlogsdreiging? Hoe hebben ze hun leven beëindigd en wie heeft hen gevonden? Hebben ze nog iets van een verklaring voor hun familie en vrienden achtergelaten? Want vrienden hadden zij zeker, ook in het Belgische. Allemaal vragen die je juist zo graag beantwoord had gezien omdat er aan de te vroeg gestorven van Doorn een groot kunstenaar verloren is gegaan.

Maar terug naar de kunstenaar en zijn werk. Kijk eens naar Naakt met poes voor het raam uit 1932, het prachtige Boer uit 1928 of  het bijna vervreemdende Boer in maanlicht uit 1933. Wat een heerlijk werk allemaal, wat een geluk dat die laatste zondag ons nog naar Belvedère bracht! Net als Permeke en Rik Wouters beheerste ook Tinus van Doorn meerdere disciplines en behalve schilderen hield hij zich ook bezig met tekenen, linoleumsnedes, decorbouw en beeldhouwen. Afin, naar huis met de fraaie catalogus en prachtige herinneringen.

Toscaanse associaties

mei 2006

Toscaanse associaties

Een reis door Toscane is onmiskenbaar een reis door mijn jeugd, vooral vanwege de overvloed aan Christendom en katholicisme. Zijn er eigenlijk wel protestanten in Italië? Jazeker wel, zo lezen we bij dominee Jan Rinzema uit Vianen: de protestanten in Italië noemen zich aldaar Waldenzen, een beweging die werd geïnitieerd door een zekere Petrus Valdesius of Valdensis, ergens rond het midden van de twaalfde eeuw. Deze Valdensis predikte het armoede-ideaal en geloofde in de onbemiddeld verkrijgbare God. Hij legde de nadruk op het gesproken en gehoorde bijbelwoord: Ecclesia creatura verbi. Vrouwen gingen gelijkwaardig aan mannen voor in deze kerk, die aanvankelijk trachtte binnen de katholieke kerk onderdak te vinden maar al spoedig uit het instituut verdreven werd. Men schat dat er heden ten dage nog zo’n 30.000 Waldenzers zijn waarvan de helft te vinden zou zijn in de dalen van Piemonte. In Rome is een theologische faculteit voor Italiaanse protestanten, de Faculta Valdese. Wie zich hiervoor interesseert, bezoeke http://www.europasymposium.nl/Archive.htm.

Elk stadje, ja elk dorp heeft zijn Duomo en ze dateren vrijwel alle van lang vervlogen tijden. De parochies waren klein of alle bewoners waren katholiek, hoe het ook zij, de kerkdichtheid in Italië is uitzonderlijk hoog. Onze hedendaagse kerken hebben een veel groter territorium nodig om de banken enigszins gevuld te krijgen. Vermoedelijk is het aantal toeristen dat de Italiaanse kerken betreedt vele malen hoger dan het werkelijke aantal parochianen.

Hoe het ook zij, de Duomo of de kerken vormden in de Italiaanse gemeenschappen onmiskenbaar het ijkpunt, het centrum. Ze torenen ook meestal boven de rest van de fysieke bebouwing uit, de beierende klokken draperen hun bezwerende geluid over de geloofsgemeenschap. Ik houd van beierende klokken maar de consequentie gebiedt deze artikel 23 verwerper zijn mening te herzien. Steeds meer en immer sterker dringt zich aan mij de overtuiging op dat iedereen geloven mag wat hij geloven wil, zolang hij mij er niet mee lastig valt en zolang ik via de belastingen maar niet hoef mee te betalen aan wat ik nu eenmaal als een deerniswekkende dwaling beschouw. Geloof hoort achter de voordeur thuis, daar komt het eigenlijk op neer.

Toch zou ik de beierende klokken missen maar het positieve neveneffect is wellicht dat de mohammedaanse aanzegger mij bespaard blijft. Maar er is een duidelijk verschil tussen het sonore klokgelui en de elektrisch versterkte aanzegger uit de Islam. De klok geeft een in beginsel neutraal signaal, voor iedereen te begrijpen: er valt iets te beleven in de kerk, er wordt iets gevierd, er wordt iets herdacht, de klok kondigt een plechtig moment van bezinning aan.

De mohammedaanse aanzegger daarentegen beperkt zich niet tot het neutrale signaal maar bedient zich van de taal, zijn taal evenwel en die is voor ons westerlingen niet te verstaan. Zou de plaatselijke pastoor mij op de zondagochtend wekken door luid en elektrisch versterkt rond te bazuinen hoe groots de Heer wel niet is, ik zou al mijn burgerrechten aanspreken om hem de mond te snoeren. De minaret bevat echter geen klokken, de megafoon staat er klaar. ’t Zal geen probleem zijn in de herkomstlanden zelf, voor het merendeel immers islamitische staten waar meer dan 99% van de bevolking de staatsgodsdienst aanhangt. De minaret zelf stoort me geenszins. De Leefbaren in Rotterdam verzetten zich om onbegrijpelijke redenen tegen minaretten, ze zouden onze westerse stadshorizonten vervuilen; grotere kul kan men nauwelijks bedacht krijgen.

Een van de grote verschillen tussen het christendom en de islam is natuurlijk het beeld. In de Islam is Allah, de profeet de allerhoogste die nimmer (maar ook dat is niet helemáál waar, zie de afbeeldingen hieronder) afgebeeld mag worden – en al zeker niet in een cartoon! In een moskee treft u geen beelden aan, de mohammedaan heeft slechts de Koran tot zijn beschikking, het woord. Het woord kan gelezen, kan verteld en kan gehoord. Vanuit dit perspectief begrijpen wij de aanzegger boven in de minaret.

De katholieke kerk bestaat daarentegen bijna bij de gratie van het beeld. Ofschoon ook God bij ons nauwelijks afgebeeld wordt, we komen hem vooral tegen in de Sixtijnse Kapel van Leonardo da Vinci. Maar de zoon van God en de Maria verering, dat is andere koek. De oud testamentische christen houdt niet van het beeld, ook hij heeft genoeg aan het woord, de Bijbel. En zij wedijveren met elkaar in strengheid in de leer: de Hagenpredikers, de gereformeerden, de hervormden, de Lutheranen en zo voorts, en zo voorts. Hoe het ook zij, de katholiek is zo vol van het beeld dat hij kan volstaan met klokgebeier om de gelovige naar zijn bijeenkomsten te lokken; daar hoeft, God zij geloofd, niet ook nog gesproken woord aan te pas te komen.

Tot voor kort was ik woonachtig in dorp aan de rivier Lobith, waar de Rijn allang niet meer ons land binnenkomt sinds als gevolg van grenswijzigingen en natuurlijk beddingverloop de Rijn al heel erg lang bij Spijk de grens passeert. Ik woonde tegenover het oude Nederlands Hervormde kerkje uit de 12de eeuw dat zijn predikant moet delen met vele andere. Eenmaal per twee tot drie weken vond er op de zondagochtend een dienst plaats welke evenals de katholieke mis werd aangekondigd door klokgelui. Ongelukkigerwijs echter begonnen de beide kerkdiensten vrijwel tegelijkertijd hetgeen inhield dat ook de beide klokken tezelfdertijd luidden. Eerst de volle beier van de katholieke klokken en na circa vijf minuten viel het veel magere klokje van de veel kleinere Hervormde Kerk bij, vrijwel volkomen overstemd door de prachtige boventonen producerende katholieke bimbam. Die arme protestanten, beelden mogen ze al niet hebben maar hun klokkentoren was dermate bescheiden dat het lichte, bijna schelle klokje het ontbrekende beeld nooit kon compenseren. Ik had op die zondagochtenden het gevoel dat het hervormde kerkgeluid niet verder dan mijn bescheiden optrekje reikte en daar onverrichterzake weerkaatst werd.. Maar terug naar Toscane. Waar de cipres het landschap en de kerk de bewoonde wereld overheerst.

Toscane, het arcadische landschap dat we op de werken van de klassieke meesters aantreffen, en niet enkel bij de Italianen zelf. De Monte Amiata die met zijn 1.738 meter hoog boven het zuidelijke deel van Toscane uittorent. Een baken in het landschap ten zuiden van Siena, trots bezitter van de moeder aller pleinen, de Campo. Siena, il Campo.

Toscane ook, waar de grote fresco schilder Luca Signorelli zulke prachtige werken achterliet. Niet alleen in Monte Oliveto waar hij samen met Sodoma de ontstaansgeschiedenis schilderde van de Benedictijner kloosterorde maar vooral ook in de Duomo van Orvieto. De fresco’s van Signorelli in Monte Oliveto Het klooster werd gesticht in 1313 door Beato Bernardo Tolomei di Siena. Architectonisch valt hier niet veel te bewonderen maar de fresco’s zijn ongekend fraai. Zoals zo vele kerken in Italië is ook de kloosterkerk “verbarokt”. Het is een kwestie van smaak maar in deze overdadige kerken voel ik me niet op mijn gemak; de Duomo in Siena is daar een extreem voorbeeld van: veel goud en kitscherige beelden, grote donkere doeken met bijbelse voorstellingen, schilderkunstig vervaardigd volgens de regelen van de tijd maar voor de kunstliefhebber nauwelijks de moeite waard. Pracht en praal straalt de kerk uit, vol verzamelde schatten en voorzien van een schitterende maar even overdadige bibliotheek. De schatten binnen gebracht, de woekeraars verdwenen en wat rest is een trekpleister voor de moderne toerist.

Nu is het godshuis er natuurlijk ook niet voor de kunstliefhebber maar voor de godsvruchtigen, de gelovigen, voor hen die de stilte voor gebed of contemplatie zoeken. Maar die stilte zoekende mens zou niet zo afgeleid moeten worden door deze pronkzucht; hij deed er beter aan een van de vele kleinere Romaanse kerken te bezoeken, bij voorbeeld San Antimo waar nog wekelijks een Gregoriaanse mis wordt gevierd. De meest directe herinnering aan mijn tijd bij de paters Norbertijnen in Heeswijk. De gregoriaans zingende paters die langzaam schrijdend uit de kloostergangen tevoorschijn kwamen en de abdijkerk betraden. De inhoud van hun boodschap kon me niet boeien, interesseerde me ook niet maar de vorm van de boodschap, het gregoriaanse gezang was een bijna mystieke gebeurtenis die me er wel aan herinnerde dat er achter het feitelijke dagelijkse leven nog een hele andere wereld schuil ging. Een moeilijk te benoemen wereld die van doen had met de menselijke geschiedenis, de belofte die het leven in petto had, de gevaren en rampspoed die het menselijk geluk wreed verstoren, rechtvaardiging, ongeloof. Ach, ik was de romanticus die aan de oppervlakte van het leven raakte en mijzelf onder het zondoorschenen lover naar de abdijkerk lopende bezwoer de belofte van het leven te grijpen. Niet daar, niet op dat moment, maar verder weg, later.

Een bijna adembenemende ervaring is het bezoek aan de Duomo van Orvieto. Door rustige en nauwe straatjes loop je omhoog, de oude stad in en plotseling duikt vlak voor je aan het einde van de straat het schitterende frontispice van de kathedraal op. De Duomo in Orvieto is zoals vele Toscaanse kathedralen opgetrokken uit tweekleurig marmer. De sobere steen maakt het Godshuis tot een stevig huis, het kan tegen een stootje. Het sobere gebouw gaat echter geheel schuil achter de buitengewoon fraaie voorgevel met grote zware kerkdeuren, rijk gebeeldhouwde bogen en reliëfs, bronzen en stenen beelden, roosvenster en de prachtigste fresco’s. Ook aan de binnenzijde is deze dom verbluffend. Het schip en de beide zijbeuken zijn lang en hoog en monden uit in prachtige houten plafonds, licht van kleur en eenvoudig versierd en dit alles wordt op een wonderlijke wijze geaccentueerd door een matglanzende marmeren vloer, waardoor de enigszins duistere ruimte een warme indruk maakt, waar een mens zich welkom voelt. Het is deze ruimte die op mij de meeste indruk maakt. Het altaar en de kapellen zijn weer vol van pracht en praal en prompt minder indrukwekkend; bovendien speelt zich juist daar het voor mij nauwelijks nog interessante misritueel af. Natuurlijk, de eucharistieviering is de kern van het katholieke ritueel maar tegelijkertijd is dat ritueel voorbehouden aan en bedoeld voor de gelovigen tot wie ik mij niet rekenen kan.

En dan de weliswaar overdadige maar desalniettemin indrukwekkende Kapel van de Madonna van St. Britius waar Luca Signorelli vanaf 5 april 1499 voor de som van 575 dukaten (deels – tarwe en wijn – in natura uitbetaald) de verhalen van de antichrist in werkelijk verbluffende fresco’s op wanden en plafond van deze kapel aanbracht, voor een deel hierin bijgestaan door Fra Angelico. Op de fresco’s is te zien hoe de Antichrist omstanders verleidt hem te volgen, hetgeen onherroepelijk leidt tot hel en verdoemenis voor hen die bezwijken voor de verlokkingen van de duivel en tot de verrijzenis van het vlees voor hen die aan de duivelse verleidingen weerstand weten te bieden. De verdoemden gaan in een gigantisch inferno met de wereld ten onder. De uitverkorenen worden opgenomen in het rijk der hemelen. Signorelli omgaf zijn fresco’s met medaillons van beroemde dichters die naar de fresco’s van Signorelli kijken: Homerus, Vergilius, Empedocles, Dante, Orpheus, Horatius, Ovidius. Heel fraai is het medaillon van Empedocles die uit een venster leunt om het werk van de grote meester te kunnen zien, alsof hij in zijn werkzaamheden werd gestoord door rumoer op straat. De Antichrist Empedocles Het mooiste werk is echter weggestopt in een donkere nis achter beduimelde ruiten: een werkelijk prachtige pietà. Ondanks de relatief slechte staat waarin deze fresco verkeert is wat mij betreft vooral hier het meesterschap van Signorelli te bewonderen. De Pietà is hét icoon van verdriet, deernis, liefde en troost. Een van de absolute topwerken van de christelijke cultuur bevindt zich echter noordelijker en wel in de kathedraal van Volterra. Links voor het hoofdaltaar is daar een werkelijk verbluffende polychrome houten beeldengroep te bewonderen, voorstellende de kruisafname van Jezus, Deposizione dalla Croce. Deze beeldengroep dateert uit de 13de eeuw en bevindt zich gelukkig nog in een uitstekende staat, ongetwijfeld met enige regelmaat gerestaureerd. Ofschoon de voorstelling bij uitstek een katholieke voorstelling is, is het ook zeer wel mogelijk van deze beeldengroep te genieten zonder de religieuze connotatie. Het werk brengt bij mij vrijwel onmiddellijk associaties aan Goldmund uit Narziss en Goldmund van Herman Hesse teweeg. Goldmund, de leerling-gezel- meester die een lange moeizame weg moest gaan alvorens hij zijn meesterwerk in hout wist vorm te geven.

Het beeldhouwwerk spreekt voor zich. Het is de tweede keer dat ik het werk zie en net als zeven jaar geleden is het moeilijk je ervan los te maken, het achter te laten. Deposizione dalla Croce De gekruisigde is reeds overleden en wordt door zijn dierbaren van het kruis genomen. De beeldengroep straalt vooral liefde uit: met de grootst mogelijke omzichtigheid worden de spijkers waarmee de gekruisigde vast werd genageld verwijderd, alsof hem dat ondanks zijn overlijden nu nog pijn zou kunnen doen; hij wordt bij de lendenen en de handen gepakt om hem zo voorzichtig mogelijk naar zijn laatste rustplaats te kunnen brengen. De gezichtsuitdrukking van de dierbaren straalt vooral berusting en – wederom – liefde uit: het lot is onomkeerbaar, laten we hem nu zo voorzichtig mogelijk uit deze barbaarsheid wegnemen en hem naar zijn humane graf brengen; laten we hem daar bewenen en gedenken; wellicht kunnen we ons na de barbaarsheid te hebben ingewisseld voor de menselijkheid met het onontkoombare lot verzoenen. Zelden, misschien wel niet eerder zag ik een voorstelling waar de barbaarsheid zo dicht op de hielen wordt gezet door de menselijkheid, de deernis, de berusting. De barbaarsheid heeft gedood maar de humaniteit heeft gezegevierd. Zoals gezegd, ook los van de religieuze inhoud van de voorstelling weet deze beeldengroep als geen andere kunstuiting te raken, te ontroeren.

Ugly Beauty – The music of Thelonious Monk

juni 2009

Met Robert Jan Vermeulen op piano, Han Bennink op drums, Frans van der Hoeven op bas en Benjamin Herman op sax. Een lekkere plaat met een goede sfeer, heel direct opgenomen, je krijgt gelijk de neiging een biertje te pakken. Het klinkt minder eigenzinnig dan je zou verwachten van Monk maar niettemin is dit een aanrader voor wie ook maar een beetje in jazzmuziek geïnteresseerd is. De video betreft een opname van de meester zelf.

Ugly Beauty – The music of Thelonious Monk beluisteren

Peter Grimes (Benjamin Britten)

2000

Regie Francesca Zambello

De Nederlandse Opera

Nederlands Philharmonisch Orkest o.l.v. Edo de Waart

Koor van de Nederlandse Opera

Pears, de minnaar van Britten, stelde Peter Grimes voor als een man die vergeefs streed tegen de vooroordelen van zijn samenleving door tegen de conventionele gedragscodes in te gaan. Eenzelfde lot trof de homoseksueel Britten wiens vaderland eerst in 1976 homoseksueel verkeer tussen twee volwassenen uit het strafrecht haalde!

Ja hoor eens, ik heb die relatie tussen de opera en de componist niet gelegd. Dat doen anderen wel voor ons en dit keer gebeurde dat dus niet door scribenten van Odeon. Ik was niet getroffen door Peter Grimes waarvan ik vooral de muziek schitterend vond. Ook werd er voortreffelijk gezongen, zeker door Kim Begley! Prachtig hoor. Maar van die Grimes zelf heb ik maar weinig begrepen. Nergens wordt verklaard waarom hij zo met die arme weesjongetjes omgaat. Zo gek is het toch niet dat die gesloten vissersgemeenschap wat raar tegen deze Einzelgänger aankijkt? En waarom voelt Ellen zich juist tot deze man aangetrokken? Nu ja, daar kan ik zelf nog wel wat bij fantaseren, daar komen we nog wel uit. Maar van die Peter Grimes begrijp ik niet veel.

Het decor vond ik wel mooi en vooral de belichting was weer van een ongekend hoog niveau. De regie vond ik statisch en niet bijzonder. Kortom, ik vond het maar een matige opera maar desalniettemin wederom genoten.

Enno Nuy
2000

Peter Grimes

Aida (Giuseppe Verdi)

september 2000

Regie Klaus-Michael Grüber
Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly
Koor van de Nederlandse Opera

Aida. Eindelijk eens een tenor naar mijn hart, die man had een geweldige stem. Daar is alles wel mee gezegd want acteren kon hij voor geen meter maar wat dat betreft werd het de cast door mijnheer de regisseur ook niet al te moeilijk gemaakt. En ook niet bepaald een figuur om de jonge held uit te hangen. Maar ja, Aida was zelf inmiddels ook al op leeftijd geraakt, dus ook dat paste wel aardig. Aida had wel een ongelooflijke stem, zelfs toen er 3 koren op het toneel stonden kwam ze er nog bovenuit, in tegenstelling tot haar rivale die een rustig spelend orkest al nauwelijks overleefde. Wederom een belabberd libretto en scenario. Zou Radames ooit bestaan kunnen hebben en geloofd kunnen hebben dat Ethiopie hem ooit welwillend asiel had willen bieden, ook al was het dan als vluchteling en amant van Aida? Zou hij daar zijn eer en trots en vaderlandsliefde voor op willen of kunnen offeren? Psychologisch zwak verhaaltje wat mij betreft.

Het decor vond ik fraai en soms ongekend prachtig (eerste scene, tweede akte: troon met koningsdochter en in de schemering een hofzaal met dienaren en dienaressen, buitengewoon schitterend!); de deus ex machina in de eerste akte, werkelijk een vondst! En de gokkasten als nieuwerwetse afgoden? Grafscene aan het einde? Ook prima. Ja, wat mij betreft: ik heb ervan genoten. Grueber heeft de Aida teruggebracht tot de essentie en zelfs het acteren tot een absoluut minimum teruggebracht. De opera op zich vond ik niet sterk, ongetwijfeld kun je er fantastische metaforen en diepere lagen aan ontlenen, mij zijn ze ontgaan.

MAAR WAT EEN ORKEST EN WAT EEN MUZIEK EN WAT VOOR DIRIGENT !!!! Daar ging het dus allemaal om. Alleen al de openingsmaten en de hele ouverture van Chailly. Ik vond dat werkelijk een ongehoorde prestatie, heerlijk en onvergetelijk.

Aida (Giuseppe Verdi) Ricardo Chailly

Eric Vloeimans

december 2014

Het jongste ensemble waarmee Eric Vloeimans optreedt heet Fugimundi en bestaat naast Vloeimans op trompet uit Anton Goudsmit op gitaar en Harmen Fraanje piano. Een prachtige bezetting en deze registratie is werkelijk schitterend. Het trompetgeluid van Vloeimans is van een warm omfloerste schoonheid en
transparantie terwijl de vaak terloops aanwezige gitaar heel fraai contrasteert en de piano van Fraanje nu eens rustig ondersteunt en dan weer bijna a la Keith Jarret lyrisch aan het notenspel deelneemt.

Eric Vloeimans – Summersault beluisteren

Banablia / Vloeimans – VoizNoiz 3

december 2014

Een nieuweling van trompettist Eric Vloeimans met Michel Banabila die samples produceert. Vloeimans kennen we al langer als voortreffelijk trompettist op eerder verschenen werk als Firts Floor, Bitches and Fairy Tales en Brutto Gusto. Deze VoizNoiz 3 (Banabila produceerde in ander verband nummer I en II) is ronduit fantastisch. Je waant je in een metropool waar je door de straten slentert en links en rechts muziek, straatgeluiden, streetnoise, gespreksflarden hoort. Het is een bekend procédé dat eerder is beproefd door John Zorn en David Holmes. De aartsvader van ambient is natuurlijk Brian Eno met Jon Hassel als vroege epigoon. Welnu, deze VoizNoiz 3 doet mij sterk aan Hassel denken en dat heeft alles te maken met het prachtige geluid dat Vloeimans produceert, nu eens pure swing, dan weer rustig als in een balad, de ene keer dicht op je huid, dan weer verder weg, vage noties…. De samples van Banabila variëren sterk en worden heerlijk aangevuld door de tapes & turntables van Bobby en verder op een volstrekt transparante en rustige wijze ondersteund door Hans Greeve op drums (af en toe ook op gitaar), Guus Bakker op de Double Bass en Frank van der Kooij op sax en basklarinet.

Banablia / Vloeimans – VoizNoiz 3 beluisteren

Het Paleis voor Schone Kunsten: de vergissing van Brussel

september 2005

Het Paleis voor Schone Kunsten: de vergissing van Brussel

Brussel, de metropool van België, het hart van Europa. Maar België lijkt een land dat nooit een natie, nooit een volk werd. België is een compromis en Brussel laat dat zien. Het is vlees noch vis en dat is vooral zichtbaar in de architectuur van het Belgische Brussel, zeg maar vanaf 1830.

Door de slechte economische toestand en de Franse Julirevolutie kwam het op 25 augustus 1830 tot relletjes in Brussel. Dit leidde uiteindelijk tot de afscheuring van de zuidelijke provincies en tot de oprichting van het Koninkrijk België: de Belgische Revolutie was een feit. Het Voorlopig Bewind riep op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid uit en op 3 november werd door een select groepje mensen het Nationaal Congres gekozen dat op 7 februari 1831 de Grondwet goedkeurde.

Na een conferentie op 4 november te Londen erkenden de grote mogendheden op 20 december 1830 de scheiding tussen Nederland en België. Op 3 februari 1831 werd de hertog van Nemours, de tweede zoon van de Franse koning, gekozen tot “koning der Belgen”. Hij weigerde echter en op 24 februari werd Surlet de Chokier, de voorzitter van het Nationaal Congres, tot regent aangesteld. Op 4 juni 1831 werd Leopold van Saksen-Coburg-Cotha door het Congres tot staatshoofd gekozen en op 21 juli legde hij de eed af als eerste koning van de Belgen.

Die postrevolutionaire architectuur van Brussel is afgrijselijk, bombastisch neoclassicisme, veel zuilen, veel steigerende paarden, heel veel beton, massief en zonder enig gevoel voor betrekkelijkheid en dus gespeend van iedere subtiliteit. En het moet gezegd: ook de architectuur die vorm moet geven aan Brussel als hoofdstad van Europa is niet bepaald een toonbeeld van fijnzinnigheid, integendeel. Groot en veel, veel glas ook maar zonder ook maar de geringste speelsheid. Het Brusselse Europa ligt zwaar op de maag, het is massief en omdat het allemaal op een of andere manier in het stadshart van Brussel moet worden gepropt ontbreekt de ruimte. Het Brusselse Europa lijkt zo, gedwongen door stadsinbreiding en moderne architecten, het wijdere perspectief te moeten ontberen. Dat geeft te denken.

Dit alles neemt niet weg dat een verblijf te Brussel zeer aangenaam is. Ondanks al die rare gebouwen rondom die fantastische Grote Markt, die zo groot overigens niet is, ondanks het feit dat het officieel tweetalige Brussel voornamelijk Frans spreekt is Brussel een prettige stad. Toegegeven: tijdens ons bezoek scheen de zon en dat helpt altijd maar niet ontkend kan worden dat Brussel wel een zekere grandeur heeft. De grandeur van de metropool, de dynamiek van het politieke centrum van de Oude Wereld waar op terrasjes alle talen van de wereld gehoord en gesproken worden, de zelfbewuste stadsbevolking die zich realiseert: wij bewonen deze hoofdstad van België én Europa, België en Europa zijn ónze gasten.

Op een van die mooie dagen een bezoek gebracht aan het Museumplein van Brussel en het Palies voor Schone Kunsten bezocht. Ook weer ondergebracht in zo’n foeilelijk neoclassicistisch bouwwerk maar wat geeft het. Een museum mag best mooi zijn zo lang het gebouw maar niet de aandacht afleidt van de tentoongestelde werken (zoals bijvoorbeeld het geval is in Groningen). De afdeling Vlaamse Primitieven is niet de hele dag toegankelijk; naar verluidt vanwege een tekort aan suppoosten maar wanneer men elders in het gebouw groepjes suppoosten uitgebreid ziet praten en kouten, dan lijkt dat een onzinnig smoesje. Soit.

Een groot deel van de collectie, met name de moderne en eigentijdse kunst bevindt zich op etages onder de begane grond. Men is er goed in geslaagd de beperkt beschikbare ruimte zoveel mogelijk te benutten maar daar is dan alles ook wel mee gezegd. Al het andere is fout aan dit museum en niet zo’n klein beetje ook. Om te beginnen is het er koud, in het hele museum, echt koud. En dat wordt nog eens versterkt door de architectuur waarvan men niet begrijpt hoe een welstandscommissie dit ooit heeft kunnen aanvaarden. De kunstzalen zijn zeer ruim van oppervlak maar in hoogte beperkt. Door de plafonds te bekleden met zwarte stalen roosters komen ze op je af terwijl materiaal en kleurstelling de gevoelstemperatuur verder omlaag brengen. Kortom, het is er vrijwel overal donker. En aangezien men er vervolgens in is geslaagd een volstrekt onzinnig verlichtingsplan te ontwerpen, is een groot deel van de tentoongestelde werken slecht tot zeer slecht te bewonderen.

Ook de kleurstelling van het museum verdient aparte vermelding. Ook hier zal iemand over nagedacht hebben, ook hier moet ooit iemand, vermoedelijk zelfs een zwaar bezette commissie, een besluit over genomen hebben maar het resultaat is verbluffend in disfunctionaliteit en lelijkheid. De kunst is dus al moeilijk te appreciëren door materiaalkeuze en lage zwarte plafonds, door de wanden de meest afschuwelijke kleuren mee te geven worden de kunstenaars nog eens extra beledigd. Foei!

Hoe dieper men in deze kunsttempel afdaalt, hoe eigentijdser de kunst, hoe leger de zalen. Alsof de meeste bezoekers dan al hebben afgehaakt. Zo hangt de moderne kunst er wel heel troosteloos bij. Als kunstenaar zou ik me niet gevleid voelen met een plekje in een van die naargeestige zalen van het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel. Dat nodigt niet uit, dat stimuleert niet, dat enthousiasmeert niet. Wil men kinderen enig gevoel of liefde voor (moderne) kunst bijbrengen, mijdt dan dit kunstenpaleis want je komt er gedesillusioneerd vandaan met maar één gedachte: een kop warme koffie!

En dan hebben we het ergste nog niet eens vermeld: een bezoek aan de toiletten in dit kunstenpaleis blijkt een onvergetelijke ervaring! De pislucht is dermate penetrant dat het godsonmogelijk is zonder beademingsapparatuur je behoefte in het museum achter te laten. Ik wens u sterkte.

En toch was een bezoek aan dit gedrocht meer dan gerechtvaardigd: de prachtige doeken van Constant Permeke, vooral De Lente en Gulden Landschap. Gelukkig hingen deze werken wel in het volle daglicht en wat is dat toch een groot en prachtig schilder! Woonde ik in Brussel, ik zou er toch minstens eenmaal per maand naar Permeke gaan kijken.

Enno Nuy
September 2005

Bozar Brussel

Het Son-o-house

juli 2004

Het SON-O-HOUSE

Ekkersrijt Son-en-Breughel

Op het industrieterrein Ekkersrijt in Son-en-Breughel, vlakbij Eindhoven, staat een merkwaardig bouwsel. Een gebouw kun je het niet noemen ofschoon het geheel vervaardigd is uit staal en ofschoon je er vanuit verschillende hoeken doorheen kunt lopen. Wanneer je het bouwsel vanaf een afstand bekijkt, lijkt het op een reusachtig dier dat in de middagzon ligt te doezelen, onderwijl een genotzuchtig gezoem ten toon spreidend. Hoe dichterbij je komt, hoe meer het geluid verandert, wordt het dier wakker? Vermoedt het de aanwezigheid van een bezoeker maar is het nog niet bereid de ogen te openen? Wanneer je het bouwsel betreedt, waan je je in een totaal ongekende wereld, je zou op een verre planeet kunnen zijn geland en het geluid, de muziek, de tonen wijzigen voortdurend naarmate je je verplaatst in het bouwsel. En ofschoon de constructie niet groot is, meer dan 20 meter lang zal ze niet zijn, geeft ze toch de sensatie dat je je in een avontuur hebt begeven. In de avonduren moet het nog mooier zijn, dan licht het bouwsel op in groene tinten. Wonderlijk, dit alles maar vooral: verheugend. Verheugend en blij stemmend omdat hier een totaal nieuwe uiting tot stand is gekomen waar architectuur – het blijvende – samenkomt met het vluchtige van – gecomponeerde – klanken; klanken die van toon en kleur en sterkte veranderen al naargelang er interactie met de omgeving plaatsvindt. Prachtig, dat zoiets tot stand kan komen, dat deze waanzinnige samenleving toch nog geld en ruimte weet vrij te maken voor verwondering.

Wat is dit Son-o-house eigenlijk en wie zijn de makers? De ontwerper, de architect is  Lars Spuybroeck, oprichter van NOX Architects in Kassel (D). De vorm van het Son-o-house is het resultaat van een computergestuurd proces dat met één leidend principe – het telkens scheuren van een koepel of gewelf – begint en daar oneindig op voortborduurt. Op die manier is een hele reeks krommingen en bollingen ontstaan die vanzelf overvloeien in een dragende constructie. Het bouwsel is geheel uit staal opgetrokken.

De binnenkant van het Son-o-house is behangen met luidsprekers en infrarood sensoren. Het geluid wordt via een computer gegenereerd. Zolang de sensoren niets waarnemen, klinkt een monotone frequentie. Maar zodra de sensoren worden geactiveerd door beweging binnen in de constructie, verandert het geluid voortdurend, zonder dat je een letterlijke weergave van de plaatsvindende beweging hoort. De klank is dan  ook nooit hetzelfde, behalve in de ruststand. Componist is Edwin van der Heide.

Laat je eens verrassen, verplaats je eens in een volkomen nieuwe wereld, maak plaats voor de verwondering. Het Son-o-house is een prachtige ervaring!

Enno Nuy Augustus 2004

Geraadpleegde bron: Een geluidsinstallatie van roestvrij staal – Tracy Metz NRC 22 juli 2004

Het Son-o-house

Insel Hombroich

augustus 2004

I n s e l   H o m b r o i c h

Verlangen en verwondering

In de driehoek Koln – Düsseldorf – Mönchengladbach ligt Neuss-Holzheim dat ondanks de directe nabijheid van het Ruhrgebiet een wat landelijke sfeer uitademt, zeker op een rustige zondagmiddag in een warm Augustus. Neuss-Holzheim behoort tot de veel grotere gemeente Neuss die we voor dit moment overigens irrelevant verklaren.

Praktisch midden in dat Ruhrgebiet dus, bevindt zich de Stiftung Insel Hombroich, een museum eiland op een schitterende oase vol natuurpracht waar kunst en tuinen of liever natuurlandschappen tot een weldadige symbiose komen.

Insel Hombroich, ontstaan in de jaren 80 van de vorige eeuw, is een in een aantal paviljoens ondergebrachte verzameling kunst, schilderijen, sculpturen, etnografica, keramiek enzovoorts. De tentoongestelde kunst behoort geheel toe aan de privé verzameling van Karl-Heinrich Müller, de initiatiefnemer tot dit fabelachtige museumeiland.

De paviljoens zijn gebouwd naar ontwerpen van Erwin Heerich, tevens beeldhouwer. De tuinen, vroeger Park an der Erft geheten, werden door landschapsarchitect Bernard Korte met zorg en gevoel voor detail tot een werkelijk schitterend natuurlandschap gesmeed dat de vele paviljoens een bijna vanzelfsprekende biotoop blijkt te bieden.

Er wordt geen reclame gemaakt voor dit museum, het moet ontdekt worden. Eenvoudige bordjes wijzen vanaf de Autobahn de weg naar dit museumeiland waar een alleszins redelijke toegangsprijs betaald dient te worden waarna de bezoeker geheel vrij maar dan ook werkelijk geheel vrij de kunst op zich in kan laten werken. Nergens vindt de bezoeker verklarende teksten, zelfs de makers worden niet vermeld. In eerste instantie lijkt dat een gemis maar gaandeweg begrijp je de bedoeling die achter deze opzet zit. Elke vorm van toelichting hindert de beschouwer in zijn vrije interpretatie. Wie werkelijk wil weten wie de schepper van de kunstwerken is, die schaft zich de zeer uitvoerige catalogus aan nadat de rondgang op het eiland werd beëindigd.

Evenmin zijn op het museumeiland camera’s te vinden die vandalen en andere snoodaards op heterdaad kunnen betrappen. Neen, er is zelfs geen suppoost te vinden, niet één! Men gaat ervan uit dat wie de moeite neemt dit eiland dat geen eiland is te bezoeken zoveel respect voor natuur en kunst heeft dat alleen al de gedachte aan voorzorgsmaatregelen ver weg geworpen wordt.

Zo is er ook een bescheiden cafetaria waar men water, verschillende soorten brood met eenvoudig beleg en een keuze uit enkele pasta’s heeft. De bezoeker neemt daarvan al naargelang honger en dorst en deponeert in een mandje het bedrag dat hij/zij voor het genomene redelijk vindt! Kom er maar eens om in onze samenleving. Een dergelijk concept is nergens levensvatbaar maar hier op dit museumeiland werkt het gewoon.

En dan de kunst. Voortdurend wordt oud met nieuw geconfronteerd maar zonder een direct zichtbaar concept en al helemaal zonder enige notie van belerend willen doen. Moderne kunstwerken worden hier gepresenteerd in samenhang met etnografica uit Oceanië, Afrika, Azië en zo voorts. Prachtige Kmer beelden, schitterende keramiek uit China, maskers en beelden uit Afrika. Maar ook werk van Brancusi, Gustaf Klimt, Kurt Schwitters, Bart van der Lek, Henri Matisse, Erwin Heerich, Norbert Tadeusz, Anatol Herzfeld, Francis Picabia, Lovis Corinth, Medardo Rosso, Jean Fautrier en nog vele vele anderen.

En dan de paviljoens. Het landschap zit hen als gegoten. Je loop door de prachtige natuurlandschappen van Bernhard Korte en opeens word je met een paviljoen geconfronteerd. Je ziet het niet en opeens is het er gewoon. Ze hebben een vorm en structuur die ook terugkeert in vele sculpturen die overal op het museumeiland terug te vinden zijn. De paviljoens zijn opgetrokken uit een mooie ruwe baksteen terwijl de vloeren met grote witte geaderde marmeren tegels zijn afgewerkt. De deuren zijn steevast groot en zwaar, van staal en glas of geheel van hout. Alle muren zijn groot en smetteloos wit. Kunst kan nergens méér de ruimte krijgen dan in deze heerlijke paviljoens.

Ik zou niet kunnen zeggen waar ik meer van genoten heb: van het intrigerende en ongekend fraaie werk van Anatol Herzfeld, de wassculpturen van Medardo Rosso, de keramiek uit China, de uit veertjes vervaardige kleden uit Nazca, Peru (die ik aanvankelijk voor moderne kunst hield maar die uit 400 na Christus bleken gedateerd), de megaschilderijen  van Norbert Tadeusz, het Portrait David Leder und Frau van Lovis Corinth, of de sculpturen en schilderijen van Jean Fautrier. Het doet er ook niet toe. Een bezoek aan Insel Hombroich bleek een buitengewoon weldadige ervaring te zijn waar je met een vrij en opgefleurd gemoed vandaan komt.

Het Insel Hombroich is groot en herbergt zeer veel kunst in zeer fraaie paviljoens in prachtige natuur Maar nergens wordt het teveel, nergens is het overdadig. Het volle parkeerterrein deed het ergste vrezen maar eenmaal binnen vroeg je je voortdurend af waar al die mensen toch gebleven zouden zijn. Insel Hombroich is een warm bad. Wij keren er zeer beslist volgend jaar weer terug!

Enno Nuy Augustus 2004

Verdere informatie: www.inselhombroich.de

 

Insel Hombroich

Herman Gordijn

juli 2005

Vrouwen van Herman Gordijn

Expositie Henriëtte Polakhuis Zutphen

Vrouwen van Herman Gordijn

Expositie Henriëtte Polakhuis Zutphen

De Amsterdammer Herman Gordijn heeft inmiddels een aanzienlijk oeuvre bij elkaar geschilderd. In het Henriëtte Polakhuis te Zutphen is een tentoonstelling opgezet met vrouwenschilderijen door de jaren heen. Een prachtige tentoonstelling overigens waar tevens een zeer verhelderende documentaire is te zien over hetgeen de schilder bezighoudt, hoe hij naar de wereld om hem heen kijkt en welke ethoden hij in zijn werk toepast.

De portretten van Herman Gordijn zijn schitterend, er zijn er slechts enkele te zien op deze expositie, merendeels potlood- of houtskooltekeningen met uitzondering van de portretten van Lida Polak en Mary Dorna die in olieverf geschilderd zijn. In deze portretten zie je het karakter, de persoonlijkheid van de vrouwen terug, althans: zonder dat je als beschouwer de geportretteerden kent, zijn het vrouwen van vlees en bloed en lijken de portretten je iets te vertellen over hun gemoedsgesteldheid en hun karakter.

Hoe anders is dat bij de laten we zeggen anonieme vrouwen van Gordijn, die veelal beeldvullend op de doeken aanwezig zijn en uit lijken te drukken wat het thema van het desbetreffende doek is. “Maison Krul”, ongetwijfeld een delicatessenzaak, laat een kolossale vrouw zien met een kopje koffie voor zich en een etageschaal met koek, taartjes en bonbons. De vrouw, compleet met donkergetinte bril gaat volledig in op al het lekkers dat bij haar op tafel staat. Niets anders dan delicatessen lijkt haar bezig te houden. Misschien dat ze nog vele vele andere karaktertrekken heeft en een avontuurlijk leven heeft geleid, misschien dat ze verschrikkelijk veel heeft meegemaakt maar op dit schilderij is zij slechts geconcentreerd op het lekkers vóór haar.

In zekere zin geldt dat ook de “Hoer met cyclamen”, een kolossale vrouw, op leeftijd inmiddels, maar kennelijk nog steeds het oudste beroep van de wereld uitoefenend. Een vrouw om bang van te worden haast, een stalen kop met dito haarbos boven een ontzagwekkende boezem en vlees, heel veel vlees. Deze hoer met cyclamen is slechts bezig met haar werk, de mannen die haar beurtelings berijden zijn (uiteraard) niet aanwezig op dit werk, ze interesseren haar ook niet, hoogstens voor zover zij klant zijn. Deze vrouw laat zich niets meer wijs maken, zo straalt zij uit. Zij kent haar wereld, zij kent haar klanten.

Gordijn schildert zijn vrouwen in zekere zin genadeloos en niets verhullend. Hij maakt de vrouwen niet mooier dan zij zijn maar ook niet lelijker. In al deze schilderijen is iedere seksuele connotatie vrijwel afwezig, de vrouwen van Gordijn zijn bepaald geen zinnebeelden van lust of erotiek. De vrouwen van Gordijn zijn mensen, vrouwen van vlees en bloed met ieder haar eigen karakter en persoonlijkheid. Intrigerend, deze vrouwen van Herman Gordijn.

Een van de fraaiste schilderijen op deze expositie vond ik “Wandeling”. Een man en een zwangere vrouw wandelen gearmd in een park. Ze komen net tevoorschijn uit het lover, het gezicht van de man nog bedekt door laaghangende takken, de vrouw kijkt van ons af. Zo krijgen we niets te zien van het karakter, de persoonlijkheid van dit aanstaande ouderpaar. Daar was het de schilder kennelijk ook niet om te doen. Hij zag twee mensen op een rustige aangename dag door het park wandelen. Dat doen mensen op mooie, rustige dagen, wandelen.

En ondanks dat dit doek niets anders dan die objectief waarneembare werkelijkheid uit lijkt te willen drukken, is het toch een fascinerend of op zijn minst intrigerend werk. Juist omdat er zo weinig aanknopingspunten zijn (een zwangere vrouw, een trouwring en een horloge) blijf je eindeloos fantaseren over de verhouding en gesprekken tussen deze beide echtelieden. Maar misschien praten ze wel nauwelijks met elkaar en lopen ze zwijgend door het park, ieder met zijn of haar eigen gedachten.

Zoals gezegd, een fraaie tentoonstelling daar in Zutphen. Ik wil wel meer van deze schilder zien.

Enno Nuy
Juli 2005

Herman Gordijn

Evert Thielen

augustus 2005

Evert Thielen, expositie in het Noord Brabants Museum te ’s Hertogenbosch

Veel van gehoord, van deze Evert Thielen en dus togen wij op een regenachtige zondagochtend naar Den Bosch om tot onze verbazing achter aan te moeten sluiten in een lange rij met wachtenden. Ha, dat overkomt alleen de groten en de hoog gespannen verwachtingen namen groteske vormen aan.

Dat kon alleen maar tegenvallen en ook al was de grote meester zelf aanwezig om lezingen te houden en catalogi te signeren, het mocht niet baten. Sterker nog, hetgeen ons voorgeschoteld werd stelde dermate teleur dat we niet tot de aankoop van een catalogus konden besluiten. Dus ook geen handtekening van de bedenker van dit alles: Evert Thielen.

Aan zijn schildertechnische gaven zal het niet gelegen hebben. De man beheerst de techniek van het aanbrengen van verf op een doek. En dat hij daarbij nauwgezet gekeken heeft naar de technieken die door de oude meesters werden ontwikkeld is goed zichtbaar. Razend knap en getuigend van vakmanschap. Maar desondanks kon niet één enkel werk ons overtuigen. Niet één keer werden we over de streep getrokken.

Het werk van Evert Thielen ontstijgt de kitsch nauwelijks en blijkt gespeend van iedere diepgang. Zijn vrouwen zijn zonder uitzondering vrouwen met mooie lichamen en prachtige borsten en dat is dan ook de enige bijdrage die zij lijken te leveren. Er is geen blik die iets uit lijkt te willen drukken, er is geen gebaar dat iets zegt. Het werk van deze schilder kent geen diepere laag achter de voorstelling die hij met groot vakmanschap op het doek zette. Een doek voorstellend een vrouw die uit een slakkenhuis kruipt heet: Uit haar schulp gekropen. Wat ze in dat slakkenhuis te zoeken had en wat haar bewoog uit haar schulp te kruipen? We zullen het nooit weten. Niet de geringste aanwijzing, geen sluier wordt ook maar een minuscuul tipje opgelicht. Geen wonder ook, daarachter is immers niets. Ook de veel geroemde veelluiken van Evert Thielen zijn op hun best illustraties bij tweederangs literatuur. Zijn werk ontroert nergens, grijpt je nooit eens bij de strot, kortom: much a do about nothing.

Maar het grote publiek smult ervan, dat moet gezegd. Toen wij het museum teleurgesteld verlieten was de rij wachtenden alleen maar gegroeid, ondanks het slechte weer. Gauw vergeten, deze Evert Thielen.

Enno Nuy
Augustus 2005

Evert Thielen

Tristan en Isolde (Richard Wagner)

oktober 2000

Regie Alfred Kirchner

De Nederlandse Opera Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Sir Simon Rattle, Koor van de Nederlandse Opera

Waar te beginnen dit keer? Bij Isolde dan maar en over Gabriele Schnaut (what’s in a name?) zal ik kort zijn: zo ziet een Isolde er niet uit en haar stem kon mij ab-so-luut niet bekoren en ze heeft nogal wat lappen tekst te verwerken maar voor dat eventuele probleem heeft Wagner wel een heel fraaie oplossing gevonden: werkelijk schitterende muziek. Af en toe of eerder geregeld tijdens deze opera had ik – en dat was voor het eerst sinds al die jaren dat ik nu de opera bezoek – het gevoel dat die stemmen maar beter even op konden houden; ik had genoeg aan de muziek en dat blijft een wonder: hoe is het mogelijk om bijna 4 uur muziek door te componeren – want dat is het toch: doorgecomponeerde muziek – en toch te blijven boeien en ontroeren! Wat mij betreft is dat de Wagner die gehoord moet worden. John Treleaven als Tristan vond ik heel behoorlijk, zijn stem was mooi en zingen kon hij wel; er zat evenwel iets terughoudends in zijn acteren waardoor Tristan niet de Tristan werd die ik er verwachtte; deze Tristan durfde zich niet helemaal te laten zien, zijn karakter bleef neither fish nor flesh waar ik wel wat meer ruwe bolster had willen zien. Maar komaan, als geheel een prachtige voorstelling hoor en ook Robert Lloyd was een schitterende en volstrekt geloofwaardige koning Marke. Dat de petten niet afgingen heeft me niet gestoord; de mannen gingen wel allemaal in het gelid staan en er klonk trompetgeschal en dat was wat mij betreft sober maar voldoende om een koninklijke ambiance aan te geven; in de slotscène bleef het gepeupel toch ook op eerbiedwaardige afstand. Prachtige monoloog van Koning Marke trouwens in die cruciale tweede akte. En het liefdesduet van Tristan en Isolde behoort tot de meest ontroerende poëzie die ik hoorde! En ook daar die muziek, wat een schitterende muziek en dat alles onder dat heerlijke toneelbeeld, een gitzwarte sterrennacht boven een mals grasveld. Prachtige decors ook weer! U hoort het, ik heb genoten en over het orkest en Simon Rattle heb ik niks te melden: ik kan geen superlatieven meer vinden om dit te beschrijven; wat een klankrijkdom, wat een pracht, die hobo (of was het toch een klarinet) in de derde akte! En dat komt allemaal uit Rotterdam he?

Maar dan nu wat me dwars zit aan deze opera: de psychologie en het rammelende plot. Wagner moet een beetje kliederen met toverdrankjes om verwarring te stichten en toch de relatie tussen Marke en Tristan uiteindelijk ongeschonden te houden. Zo zie je maar, die Wagner gaf als het erop aankwam toch ook meer om Männerfreundschaft. Maar stel je voor, de moordenaar van je geliefde stuurt jou diens afgehouwen hoofd, dat lijkt mij toch de ultieme wreedheid, vervolgens schaakt die ploert je om je te dwingen tot een huwelijk met zijn koning, dan bedenk je een of ander gegoochel met toverdrankjes en natuurlijk worden er dan flesjes verwisseld, je drinkt het verkeerde flesje en stort je hopeloos verliefd in de armen van je beul en zelfs wanneer je de wonderbaarlijke flesverwisseling ontdekt, blijf je in katzwijm naar je beul verlangen en vind je je ultieme geluk en genot in het samen met hem sterven. Ik BEGRIJP dit alles niet. Die Isolde moet dus een geweldige geestelijke salto mortale maken om zich in het libretto van Wagner te kunnen voegen; Wagner trekt in totaal vijf hele uren voor dit wangedrocht uit maar neemt niet de moeite deze Umwertung aller Werte een beetje geloofwaardig aan mij uit te leggen. In plaats daarvan neemt hij zijn toevlucht tot -godbetert – toverdrankjes! Van de psychologie heeft hij geen kaas gegeten, dat moge duidelijk zijn. Het door een vriend geschetste slot met Parsifal zou mij vast en zeker beter zijn bevallen. Om strikt persoonlijke redenen wil ik evenwel het geloof in die ene, alles verslindende liefde wel graag overeind houden. Maar voor de rest niets dan lof en hulde voor een onvergetelijke voorstelling! O ja, de mooiste one liner van deze avond: “aan de dood sterft slechts wat ons stoort”. Prachtig, vindt u niet?

Tristan en Isolde (Richard Wagner) ouverture beluisteren

Steve Winwood – About time

september 2003

Inderdaad, het werd tijd dat we weer eens van deze gigant hoorden. Niet dat hij in de achterliggende jaren stil heeft gezeten maar deze cd, tactisch uitgebracht vlak voor zijn optreden op het North Sea Jazz Festival, is een mijlpaal. Ik zou zeggen, het beste dat hij bracht sinds zijn laatste grote kraker en die dateert alweer uit 1980: Arc of a Diver. Deze laatste elpee bevatte prachtige classics zoals While you see a chance, Arc of a diver, Spanish dancer en het ontroerend mooie Dust.

Maar zoals gezegd, deze About Time komt weer in de buurt: de stem die uit duizenden te herkennen is en zijn orgelspel als altijd rustig, soms zelfs volledig op de achtergrond en toch altijd dwingend aanwezig, vliegt nooit uit de bocht, dan weer puntig spelend dan weer full swing ahead. Een uitstekende band met Jose Pires de Almeida Neto op gitaar (die kan er wat van) en Walfredo Reyes jr op drums. Stuk voor stuk prachtige songs, veelal lekker stevig gespeeld en waar de tekst dat vraagt rustig en ingetogen. Luitser maar eens naar Phoenix Rising, Horizon en het 11 minuten durende Silvia (who is she?) met schitterend gitaarwerk van die Portugees (neem ik aan tenminste). Het enige minpuntje aan deze cd is het dankwoord aan zijn vrouw en 4 kinderen voor hun begrip tijdens de opnames en zo; hoezo? wordt Stevie dan een nurkse vent die onbenaderbaar door het huis struint en vrouw en kinderen tiranniseert? En als dat zo is, wat kan mij dat nou schelen? Maar je begrijpt het al, dat minpuntje heeft helemaal niets met de muziek van doen: kopen die plaat!

Steve Winwood – Silvia (who is she?)

Alceste (Cristoph Willibald Gluck)

1999

Regie Pierre Audi

De Nederlandse Opera

Nederlands Kamerorkest o.l.v. Hartmut Haenchen

Koor van de Nederlandse Opera

Alceste was een mooie voorstelling, voornamelijk dankzij een magistraal einde van Pierre Audi. De opera zelf is, zoals wel vaker het geval is, tamelijk hopeloos. Zeer statisch, nauwelijks enige toneelhandeling. Herinner je je nog het begin van onze correspondentie toen jij zo fulmineerde tegen concertante uitvoeringen en als je mening ten beste gaf dat opera’s altijd onder muziek en niet onder toneel werden gerangschikt? Nou, Christoph Willibald heeft daar ook weinig van begrepen. Liefde & dood, het centrale thema van het merendeel der (klassieke) opera’s. Admete is ook niet de slimste want je moet hem echt tot de laatste syllabe uitspellen dat Alceste zich heeft opgeofferd terwijl iedere onbenul dat allang op zijn klompen aanvoelde. En waarom het de goden behaagde dit huwelijksgeluk alsnog te sparen is net zo onverklaard gebleven als de oorzaak van hun toorn die leidde tot de kroniek van een aangekondigde dood. Maar ja, dat was natuurlijk eigen aan de goden, wispelturig en grillig als ze zijn; hun gedrag hoeft niet verklaard, daar zijn het nu goden voor. Ach was ik maar een god! En wat is nu eigenlijk de moraal van Gluck? Liefde overwint alles, zelfs de onberedeneerde toorn der goden? Nou, wij weten wel beter, liefde overwint lang niet alles, misschien wel niets. Gluck had dat toch ook kunnen weten? Waarom moest er nou zo nodig een happy end aan gebrejen worden? Dat had iets met de tijdgeest te maken, meen ik te moeten begrijpen. De kijkcijfers speelden dus al een grote rol in de tijd van Gluck, jawel! Dank dus aan Audi, die het gelukkige paar een duistere toekomst tegemoet laat schrijden. Pierre weet wel beter en plaatst een volkomen terechte relativering. En ondanks al deze kritiek heb ik toch van de voorstelling genoten, ook al miste Admete iedere vorm van sex appeal, met name in de laatste akte zong hij voortreffelijk en Ann Murray wist echt te overtuigen, een sterke acteerprestatie en prachtig gezongen, heel gevoelig, ook al vind ik haar stem niet altijd even mooi. In het slotapplaus een terechte ovatie voor het koor maar te weinig voor Ann Murray. De choreografie, toch al beperkt tot een minimum en zich uitsluitend uitstrekkend over het koor, was af en toe tegen het infantiele aan maar soms ook heel verrrassend en fraai. De belichting was werkelijk fantastisch, met name het geel aan het einde van de tweede akte! En dan dat slotbeeld, zeer zeer fraai. Het libretto sprak voortdurend van opperste wanhoop en wreed erbarmen maar een strofe vond ik ongemeen fraai: het matte klotsen van het trage water. Dat is werkelijk een prachtige zin en schitterend vertaald! Het is het beeld dat past bij de associaties bij het begrip onderwereld. Wat me ook opviel was dat het frans het voortdurend over l’enfer heeft als het over de onderwereld gaat. Kijk, dat vind ik nog eens taalarmoede van die Fransen. L’enfer betekent toch hel? Heeft het frans dan geen equivalent voor het begrip onderwereld? En de Hades mag je toch niet met hel vertalen? Onderwereld of schimmenrijk, met name schimmenrijk is toch het meest fraaie beeld bij de Hades? Correct me if I’m wrong!!! Van Gluck kennen we alleen nog deze beide opera’s, de rest van zijn werk? Ik ken het eerlijk gezegd niet, net zoals 2/3 van de composities van Rossini uit gewijde muziek bestaat maar dat weet ook bijna niemand. Toch vond ik de muziek in Alceste heel erg mooi en Haenchen leverde met het Nederlands Kamerorkest toch weer een grootse prestatie met een 10 voor de houtblazers dit keer. Wat hebben wij toch veel prachtige orkesten in ons land.

Enno Nuy
1999

Alceste