Ergens in 2009 stuurde Maarten Looij – geboren in 1920 en oud-leraar Nederlands – mij een manuscript met teksten van ene Paul Bauduin. Nooit van gehoord en het is dat ik last krijg van schuldgevoelens als ik een toezegging niet nakom, anders was ik wellicht nooit aan dat manuscript begonnen. Dat deed ik dus wel en ik vond het fascinerend. Filosofische essays van iemand die in 1999 zijn leven eigenhandig beëindigde, het was mooi zo, 94 jaar oud, een aftakelend lijf en een gedenkwaardig leven achter de rug. Hij had de moed om het leven een halt toe te roepen.
En in de tussentijd had hij de laatste 25, 30 jaar van zijn leven aan filosofische essays gewijd, waarbij hij het motto hanteerde dat de filosofie niets aan het leven had toegevoegd en voor het overgrote deel uit klinkklare nonsens bestond. Bauduin was een scepticus pur sang, hij bedreef de filosofie niet omwille van de filosofie maar probeerde logisch na te denken over de menselijke soort, over bewustzijn, geschiedenis, over ons leerproces, taal en macht. Over menselijke instituties, zoals de staat, een concept dat hij in extreme mate wantrouwde. Dit laatste was voor hem reden om zich in de VS, nadat hij tot Amerikaan was genaturaliseerd – een ceremonie die hem gevoelsmatig verplichtte gebruik te maken van zijn stemrecht – aan te sluiten bij de Libertarians. Een politieke beweging van geringe importantie en omvang maar met het filosofische begrip vrijheid hoog in het vaandel.
Maar voor het zover was, las Paul Bauduin als jongeling Der Untergang des Abendlandes van Oswald Spengler in het Duits! Het cultuurpessimisme van Spengler heeft Bauduin nooit meer verlaten. In 1923 publiceerde hij op achttienjarige leeftijd zijn eerste en enige gedichtenbundel onder de titel ‘Gedichten’. In het colofon staat vermeld: “Deze gedichten van Paul Bauduin werden in Januari 1923 op de persen van Leiter-Nypels te Maastricht als handschrift gedrukt in 50 ex., genummerd van 1 tot 50. De houtsnede op den titel is van H. Jonas. Dit exemplaar is nummer XIV”.
Rond diezelfde tijd raakte Paul Bauduin in de ban van de Belkgische dichter van het vrije vers Wies Moens. Na de Eerste Wereldoorlog werd Moens in België tot gevangenisstraf veroordeeld wegens ‘activisme’. Tijdens het Interbellum werd Moens steeds nationalistischer en raakte hij als zovele anderen in de ban van het nationaalsocialisme. In 1947 werd hij bij verstek ter dood veroordeeld wegens collaboratie met de Duitsers. Hij vluchtte naar Nederlands Limburg waar hij in 1982 stierf.
In 1924 verstuurde Paul Bauduin een uitnodiging naar vrienden en kennissen ter gelegenheid van een voordracht die hij zou houden over Wies Moens. De gebeurtenis vond plaats in de bovenzaal van restaurant Des Indes te Maastricht. Het is niet bekend of zijn lezing druk bezocht werd. Wel heeft de Neerlandicus Hendrik Gerrit Aalten in zijn proefschrift Van ellende edel, De criticus Slauerhoff over het dichterschap van november 2005 aandacht besteed aan de visie van Paul Bauduin op het vrije vers. “Het vrije vers zal de oude versvormen verdringen”, zo schreef Bauduin, “dat is een logische ontwikkeling, geheel volgens de wet der rusteloze evolutie. Een week later ging hij erop door: de oude vormen vergaan ten slotte als ze in handen komen van minder grote genieën. Laten we maar meteen zeggen: weg ermee. Het is beter dat te erkennen. Wie weet komen de oude wetten ooit nog eens terug”.
Ook Paul Bauduin werd gefascineerd door de ideeën van een sterke corporatieve staat en voelde zich enige tijd aangetrokken tot het nieuwe Duitse maar donkerbruine elan. Later zal hij in zijn brieven aan Maarten Looij daarover schrijven dat hij het geluk had te verkeren te midden van verstandige vrienden die hem terug naar het juiste pad wisten te leiden.
In de jaren dertig vertrok Paul Bauduin naar Nederlands Indië, waar hij uiteindelijk door de Japanners gevangen genomen werd om aan beruchte Birma spoorlijn tewerkgesteld te worden. Paul Bauduin heeft over deze jaren een kampdagboek bijgehouden, maar dat is na zijn dood helaas vernietigd. Hij heeft zelf nooit mededelingen over deze periode gedaan behalve dat het zwaar was.
Terug in Nederland begon hij samen met zijn broer een van de eerste reclame en adviesbureaus in Nederland. In die periode schreef Paul Bauduin een paar standaardwerken over reclame en marketing en vele brochures. Van sommige privé reizen maakte hij een in eigen beheer uitgegeven boekje dat hij aan zijn zakenrelaties toestuurde. “De goden zijn jong gestorven” naar aanleiding van en reis naar Griekenland, “Romeinse miniaturen” over een reis naar Rome en “Op ontdekking in een nieuwe staat” na een reis naar Tunesië. In al deze uitgaven ontbreekt een colofon en ook jaartallen bleken niet aan Paul Bauduin besteed.
De jaren van de Koude Oorlog maakten Paul Bauduin nerveus. Hij raakte ervan overtuigd dat op een dag de Derde Wereldoorlog uit zou breken en het leek hem het meest waarschijnlijk dat Europa het podium zou vormen voor deze nieuwe krijg. Dat wenste hij niet meer mee te maken. Paul Bauduin besloot dat het tijd werd Europa te verlaten – het was eind jaren zeventig – en emigreerde naar de Verenigde Staten. Met achterlating van alles wat hem hier dierbaar was, ofschoon we niet weten hoe dierbaar dat alles hem was.
Er is niet veel bekend over zijn leven in California. Wel weten we dat hij daar verder ging met schrijven, zowel in het Engels als in het Nederlands. In zijn correspondentie met Maarten Looij is sprake van een autobiografie maar ook die is jammerlijk genoeg niet bewaard gebleven. Maarten Looij heeft Paul Bauduin slechts heel even ontmoet aan het begin van de jaren negentig toen Paul even in Europa was en onder meer zijn dochter bezocht. Gelukkig maar, want dat korte bezoekje vormde uiteindelijk de aanleiding voor een lange correspondentie tussen beide heren, van 1992 tot 1999. Naar nu blijkt ligt in deze correspondentie het overgrote deel van de schriftelijke nalatenschap van Paul Bauduin besloten.
Paul Bauduin komt uit een eerbiedwaardige familie die vele hoogwaardigheidsbekleders voortbracht. In de 38e jaargang van Nederland’s patriciaat, beter bekend als “het blauwe boekje” komt de familienaam Bauduin voor sinds 1677 met de geboorte van Jean Bauduin op 30 december van dat jaar in Fumay sur Meuse in de Franse Ardennen. Jean Bauduin is Maasschipper van beroep en sindsdien komen we in de familie Bauduin een hele reeks aan professies tegen die men vooral met de hogere sociale klassen associeert. Want behalve Maasschipper, zeepzieder, en kalkbrander, komen we vooral de volgende functies tegen: hoogleraar genees- en heelkunde in Japan, consul der Nederlanden in Japan, kapitein infanterie, president Rotterdamse Bank, consul generaal Servië, chef Militair Huis van H.M. Koningin Wilhelmina, vicaris generaal bisdom Roermond, griffier Arrondissement Rechtbank, procureur-generaal Paramaribo en consul-generaal der Nederlanden Batavia.
Toch niet gering, en uit dit geslacht wordt op 5 november 1905 Paul Georges Antoine Bauduin geboren uit het huwelijk tussen Antoine Paul Dominique Bauduin, in 1866 geboren te Maastricht, en Pauline Antoinette Jeanne Marie Boots, in 1868 eveneens geboren te Maastricht.
Antoine Bauduin was rechter aan de Arrondissement-rechtbank in Maastricht en later kantonrechter in Amsterdam. Hij overleed op 20 november 1934 in Den Dolder. Zijn echtgenote overleed op 19 april 1942 in Amsterdam. Paul Bauduin had twee broers, Dominique Chrëtien Marie (24 september 1892 – 1961) en Jean Constant Louis (21 maart 1904 – 30 juni 1976). Alle andere kinderen uit het huwelijk tussen Antoine Bauduin en Pauline Boots – een dochter, twee zonen en een kind dat dood geboren werd en waarvan het geslacht niet bekend is – stierven na enkele dagen of maanden.
In het Bauduingeslacht komen drie familiewapens voor. Twee daarvan zijn bekend bij het Centraal Bureau voor Genealogie. Het derde wapen is beschreven in het Nederland’s Patriciaat 38ste jaargang 1952: eenmaal gedeeld en tweemaal doorsneden, gevende zes kwartieren, 1, 4 en 5 beladen met een vogel, en de kwartieren 2, 3 en 6 beladen met een roos; linksgeschuind, rechts een ster, links twee ankers schuingekruist en beide met de rug naar rechts. Helmtelen: de vogel van het schild. Van dit wapen dat vermoedelijk het oorspronkelijke familiewapen vorstelt ( de ankers zouden dan verwijzen naar de Maaschipper uit de 18de eeuw), is geen afbeelding beschikbaar.
Er zijn twee familiegraven, een in Maastricht en een in Amsterdam.
Maarten Looij en ondergetekende besloten een poging te wagen het werk van Paul Bauduin uitgegeven te krijgen. Alle filosofische essays werden uitgetikt en gedigitaliseerd (gezien het oude papier en de versleten typemachine was scannen niet meer mogelijk), eindeloos geredigeerd waarbij de oorspronkelijke tekst zoveel mogelijk onaangeroerd diende te blijven en zo voort. Bij EZ Book werd vervolgens een geprinte versie in kleine oplage besteld. Deze oplage werd aan een aantal referenten toegezonden met het verzoek een oordeel te geven over deze essays van Paul Bauduin.
De referenten waren Benno Barnard (schrijver), Pierre Bogaerts (voormalig journalist, dichter), Peter Derkx (hoogleraar filosofie Universiteit voor Humanistiek Utrecht), Gerard van Eyk (emeritus hoogleraar industriële marketing TH Eindhoven), Bert Gasenbeek (archivaris Universiteit voor Humanistiek), Fons Gloerich (Algemene Rekenkamer) en Marius Nuy (voormalig docent medische ethiek Radbouduniversiteit Nijmegen). De reacties van de referenten waren overwegend positief tot zeer positief. Enthousiast genoeg om de weg naar uitgeverijen in te slaan.
Maarten Looij en ondergetekende besloten een poging te wagen het werk van Paul Bauduin uitgegeven te krijgen. Alle filosofische essays werden uitgetikt en gedigitaliseerd (gezien het oude papier en de versleten typemachine was scannen niet meer mogelijk), eindeloos geredigeerd waarbij de oorspronkelijke tekst zoveel mogelijk onaangeroerd diende te blijven en zo voort. Bij EZ Book werd vervolgens een geprinte versie in kleine oplage besteld. Deze oplage werd aan een aantal referenten toegezonden met het verzoek een oordeel te geven over deze essays van Paul Bauduin.
De referenten waren Benno Barnard (schrijver), Pierre Bogaerts (voormalig journalist, dichter), Peter Derkx (hoogleraar filosofie Universiteit voor Humanistiek Utrecht), Gerard van Eyk (emeritus hoogleraar industriële marketing TH Eindhoven), Bert Gasenbeek (archivaris Universiteit voor Humanistiek), Fons Gloerich (Algemene Rekenkamer) en Marius Nuy (voormalig docent medische ethiek Radbouduniversiteit Nijmegen). De reacties van de referenten waren overwegend positief tot zeer positief. Enthousiast genoeg om de weg naar uitgeverijen in te slaan.
n totaal werden twaalf uitgeverijen benaderd. Van geen van hen kregen we een zonder meer afwijzende reactie, ook al gaven de meeste uitgeverijen met opgaaf van redenen aan het manuscript van Paul Bauduin niet uit te zullen geven. Twee uitgeverijen evenwel wilden de essays graag uitgeven. Uiteindelijk is overeenstemming bereikt met Uitgeverij Xanten (www.uitgeverij-xanten.nl). Een nieuwe uitgever die buitengewoon gemotiveerd is om werk van Paul Bauduin uit te geven. Het wordt een in linnen gebonden boek met leeslint en stofomslag. Het is de bedoeling dat het boek eind februari 2012 in de boekhandel verkrijgbaar is.
DE TITEL
Inmiddels is gekozen voor de titel Avondland-Essays. De titel verwijst naar de oorsprong van het denken van Paul Bauduin, Europa en Amerika, maar ook naar Oswald Spengler, wiens invloed op het denken van Bauduin van blijvende betekenis is gewest en tot slot naar het levenseinde van Paul Baduin, de laatste jaren die hij gebvruikt heeft om zijn denken, zijn wereldbeschouwing aan het papier toe te vertrouwen.
HET ONTWERP
DE PRESENTATIE
Op zaterdag 31 maaart 2012 in Theater Kikker, Ganzenmarkt Utrecht van 14.00 tot 16.00 uur met een inleiding door Maarten van Rossum!
ISBN
978-94-91446-00-9
FOTO’S PAUL BAUDUIN
Wilt u het boek Avondland Essays van Paul Bauduin bestellen voor de alleszins schappelijke prijs van € 17,50 excl verzendkosten, stuur dan een mail via de button Wilt u reageren? onderaan op de Homepage of via de laatste pagina van deze site Contact
Door dunne zwartgewuifde avondharpen
Zong wijd een orgel, langs de grijze lucht,
Als roode vogelen die hoog voorbij gaan,
Met breede vleug’len breidend ver een vreemd gerucht.
De hemel boogde strak in stil ontroeren
En weende een enk’le glinsterteere goude traan
Om al die vurig lichte vlinderklanken
Die in de hooge kilte langzaam sterven gaan.
Zoo zal mijn liefde over d’aarde drijven,
Diepten en dalen vullend met haar zang:
Maar zij zal jong en krachtvol bruisend blijven;
Maar zij zal jong en juichend in haar reinheid
De duist’re gloeinacht van de wereld overgaan:
Eén melodie van licht, in zelfbewuste blijheid.
De dag is achteloos aan mij voorbij gegaan
En liet mij eenzaam in gedachten staan;
De dag die al geluid in zijne lichtkoets droeg,
En die met luide kreet door zonnestraten joeg.
Nu is de zware schemer aangeschoven
Vol van verstomming, en van groot beloven.
Het luchte licht is schuw teruggedoken
En heeft in ’t west een ronde bres gebroken.
En even heeft de stand toen luisterend stilgelegen:
Toen vonkte hier en daar een gele lichtvlam op
En langzaam is een schijn in ’t duister opgestegen.
Breed op de wereld rust de hooge, stille nacht,
En zachtjes fluisteren glinsterlichte sterren.
Milliarden sterren fluisteren glinsterzacht.
Daar is geen ziel van enkel schoon gebouwd,
Of marmerhooge opgetogen zuilen
Van donkersterke, koudverronde kracht,
En aan wier voet geen logen kan verschuilen,
Staan, duist’re wachtren hoog in speelsche dag.
Maar alle richting gaat bij nacht verloren:
Wat gele schijnsels, fladderend langs de lucht…
Op groote wind wat klank van verre toren…
Dan staan die zuilen sprakeloos en zwart,
Droomvreemd in klare, maanbeschenen wolken;
Kristaldiep zwijgen is om hen verstard.
Zij zijn als nachte peinzers, stil en heilig,
Tusschen wie vrome, eindelooze rijen
Wij gaan als kind’ren voor verdwalen veilig.
Daar is een zacht voorbijgaande muziek
Die mij in ’t midden van de nacht ontroeren doet,
Mijn oogen vult met zwaar gezwollen tranen,
En mijn gedachten uit hun kerker vluchten doet.
Weenende tonen, die door stille straten
Als lange zuchten langs de huizen gaan,
En achter de gesloten zwarte ramen
Bleek erinn’ring huiv’rend op doen staan.
Gedachten zitten als ontwaakte kind’ren
Met witte angstgezichten starend in de nacht;
Hooren de klanken die nog scheiend hangen.
En door ’t donker komen hun betraande stemmen,
Een kreunende en vreesgeslagen klacht
Van onvervuld en eenzaam zwaar verlangen.
De dagen stappen langs als forsche grijze paarden,
Met kalm-bedachte, duldig-zware tred,
Een rinkelende ketting op de bleeke zijden,
Een gele glans van koper op het tuig.
Soms bonken mij hun honderd doffe klotse hoeven
Een zware zang van uitgeputte angst,
Of streel ik met mijn witte, altijd leege handen
Hun breede lijven die diep deinend voorwaarts gaan.
Maar daar zijn dagen, Liefste, blank als zonnesneeuw,
Die licht van hooge fierheid, wild voorbij mij gaan,
En zwermen goudvuur vonkend trappelen uit de steen.
Dan komen weer met moede bruine oogen,
De trage dagen, niet van u vervuld:
Hoop en Herinnering blijven peinzend staan…
’t Glasheld’re zicht in eigen leven is
Als zilv’ren schaal met rijpgezwollen vruchten
In nachte glans van groene watervazen,
Tastlooze vlucht bleeke kristalgeruchten.
De teere gongslag zilv’rend als verloren
Door lichte, wijd tapijtbewolkte hallen,
Die in de feestverlaten bovenkamers
Als blanke vogel op de vloer komt vallen.
In lauwe glans van mauve schemering
De bleeke bekering van kelkgeheven handen,
Als zilv’ren monstrans in een avondgrauwe kerk,
Een wit gebed tusschen de blauwe wanden.
De diepe peiling van een star gewicht
Door glazen water van geslagen klaart.
Een vrees van bleek ondoembare gedachten,
Die als de kloktik rusteloos door de stilte waart.
Laat mij mijn ziel! Laat mij Mefisto zijn!
Laat mij met klingelende schellen langs de wegen gaan;
Laat mij met dronkenbrandende ogen
En open handen op de hoek der straten staan,
Laat mij de slaaf zijn van de goudgeheve beker
En van de roode roes der dronkenschap.
Laat mij het goudbeflonkerd kleed der leugen,
Laat mij mijn stille lach en mijn tapijte stap,
Laat mij die ving’ren die de vrouwen huiv’ren doen
Als zij hun streeling langs haar lijven voelen,
En met een schuwe vlam in bleeke blik gedogen.
Laat mij de wrede lach, de ijzig koele,
Als ik de menschen met hun lasten langs zie gaan
Hun moede lijven naar de grond gebogen.
Deze gedichten van Paul Bauduin werden in Januari 1923 op de persen van Leiter-Nypels te Maastricht als handschrift gedrukt in 50 ex., genummerd van 1 tot 50. De houtsnede op den titel is van H. Jonas. Dit exemplaar is nummer XIV
–&–
Commentaar
Dit nummer 14 bevat een handgeschreven opdracht van Paul Bauduin. Het werd een mooie bundel maar wel met een aantal fouten in de tekst die hier door Paul Bauduin zelf – mogen we aannemen – met potlood werden gecorrigeerd. In het eerste gedicht werd ‘bruischend’ ‘bruisend’. In het derde gedicht werd ‘dijnend’ ‘deinend’ en ‘pijnzend’ werd ‘peinzend’. In het vijfde gedicht werd ‘nachteglans’ ‘nachte glans’ en ‘watervaren’ werden ‘watervazen’. Er waren kennelijk geen drukproeven of de zetter heeft zich vergist. We zullen het nooit weten. Ik houd het maar op Sturm und Drang, deze gedichten. We kunnen ze nu amper nog apprecieren. Het was per slot 1923.
In het Engels. Van de negentien hoofdstukken zijn beschikbaar:
Voorwoord
Hoofdstuk V Sleeping giants
Hoofdstuk IX Perestroika for the schools
Hoofdstuk X Twenty billion sacred ants
Hoofdstuk XIII The family in the year 3000
Hoofdstuk XVII The Asian connection.
In het Engels. Van de negentien hoofdstukken zijn beschikbaar:
Deel 1 Hoofdstuk II The muddle of community
Deel 1 Hoofdstuk V The illusions of democracy
Deel 2 Hoofdstuk III Love and hate.
In het Engels, 32 folio, volledig manuscript.
In het Engels, 24 folio, volledig manuscript.
In het Engels, vrijwel volledig manuscript, 368 folio.
Correspondentie 1992 – 1999 Paul Bauduin – Maarten Looij,
In het Nederlands, ongenummerd, enige honderden folio.