Quinn, Josephine – Het Westen

Quinn, Josephine – Het Westen
Thomas Rap, 516 pagina’s
Vertaald door Brenda Mudde en Maarten van der Werf

 

De Britse historica Josephine Crawley Quinn (1973) schreef een lijvige studie over de herkomst van wat wij nu zo gemakkelijk aanduiden met de term ‘het Westen’. Vooral politici verwijzen graag naar onze Joods-christelijke wortels en suggereren daarmee nogal eens dat ook de beschaving uit dit deel van de wereld afkomstig is. Je voelt op je klompen aan dat die interpretatie niet deugt. Quinn laat ons zien dat de werkelijkheid veel diffuser en complexer is dan veel mensen voor wenselijk houden. Die Grieken en Romeinen hadden hun eigen geschiedenis en haalden literatuur uit Mesopotamië, beeldhouwkunst uit Egypte, irrigatietechnieken uit Assyrië en het alfabet uit de Levant. De Grieken en Romeinen hingen zelden waarden aan die wij nu ‘Westers’ noemen. Sterker nog, we zouden hun waarden afwijzen. Bij de Grieken was de democratie alleen voor mannen, die de rest van hun tijd achter jonge jongens aanzaten. De Romeinen hielden slaven en genoten van publieke terechtstellingen.

John Stuart Mill had het als een van de eersten over ‘beschaving’. Een rijk aan gewassen, handel en nijverheid noemde hij beschaafd en despotisme vond hij een legitieme bestuurswijze waar het barbaren betrof, mits het tot hun verbetering leidt. Wij zijn nog steeds in de greep van het beschavingsdenken en menen ten onrechte dat beschavingen tamelijk stabiel en onveranderlijk zijn. Juist heden ten dage zien we hoezeer xenofobie aan deze misvatting ten grondslag ligt. Geschiedenis, zegt Quinn, wordt niet gemaakt door volkeren maar door mensen die verbintenissen met elkaar aangaan.

We beginnen deze reis circa 2000 voor Chr in Byblos, Libanon. Een havenstad waar reeds toen talloze nationaliteiten samenkwamen, elkaar ontmoetten, alle zeeën bevoeren en overal handel dreven. En kennis verspreidden over irrigatie-en landbouwtechnieken en zaadveredeling, over zeevaart en bouwtechniek en wat al niet meer. Tegen het vijfde millennium voor Chr waren de eerste steden ontstaan. Het schrift werd uitgevonden. Het wiel en de ezel als lastdier werden uitgevonden door herdersvolken uit het noorden. Merkwaardig genoeg waren de Egyptenaren niet geïnteresseerd in het wiel, noch in brons. Al in die jaren kenden steden een rioleringssysteem waarop alle huizen waren aangesloten. Bedenk hierbij dat vele Europese steden tot ver in de Middeleeuwen geen enkele vorm van riolering kenden behalve open water.

Driehonderd jaar later zijn we op Kreta. Ook hier beschrijft Quinn in een rustige maar beeldende stijl wat we voor ons zien. Minos, zoon van Europa, is er koning. De Brit Arthur Evans legde hier vele oudheden bloot en bestempelde de Kretenzische oude cultuur als Minoisch. In zijn ogen had hij hier de oorsprong van de Europese cultuur gevonden. Er zou niets oosters aan te ontdekken zijn geweest. Maar ja, deze Evans meende ook dat er inferieure rassen bestonden die wat hem betreft het beste maar konden worden uitgeroeid.

Maar de archeologie vertelt een heel ander en vooral eerlijker verhaal. De Kretenzers dreven handel met de Cycladen, Syrië en Egypte. Ze ontwikkelden een eigen schrift dat tot heden niet kon worden vertaald. Kunstenaars, handwerkslieden, artsen en waarzeggers reisden rond en verspreidden hun cultuur en hun kennis. Er volgden economische, politieke en culturele experimenten. Literatuur, wetenschap, ondernemerschap, rechtsstaat. Het meeste van dit alles was afkomstig uit Mesopotamië, Irak en Iran en Anatolië. De ondernemers in die regio kenden al aandelenmaatschappijen en complexe vormen van krediet. En de handelswaar kwam overal vandaan, tot uit Afghanistan en de Indische Oceaan. Er bestonden volksvergaderingen en de Babylonische wiskundigen kenden de stelling van Pythagoras al meer dan duizend jaar voordat de naamgever van de stelling geboren zou worden.

In Mycene, we zijn een halve eeuw verder, werden in de negentiende eeuw graven gevonden waar Agamemnon begraven lag, de grote strijder die in en tegen Troje vocht. In die graven werden kostbaarheden uit alle windstreken gevonden. Onder andere barnsteen uit het Oostzeegebied. Uit onderzoek is gebleken dat de volkeren uit de Karpaten al in het derde millennium v.Chr. levendig handel dreven ver buiten de eigen grenzen. De Euraziatische steppe en China kwamen al in beeld en er werden verschillende producten met deze gebieden uitgewisseld. De eerste voorouders van het huidige paard zijn gedomesticeerd tussen de Don en de Wolga. Daar ook komen de strijdwagens vandaan. En uit Transsylvanische mijnen werd goud aangevoerd. En dit kwamen we allemaal weer tegen in die graven in Mycene! Overigens, toen de Karpaten niet veel later in verval geraakten, bleek dat vooral een gevolg van de enorme ontbossing door de mens. Bomen werden gekapt om de metaalindustrie van brandstof te voorzien.

Ergens rond 1450 v.Chr. verging een Grieks schip vol geladen met producten uit Anatolië, Mesopotamië, Egypte, Cyprus, Centraal Azië, het Taurusgebergte, het Oostzeegebied, het Egeïsch gebied, Zuid Italië enzovoort. Ook op het gebied van religieuze cultuur vonden er talloze uitwisselingen plaats. En ook bij grote bouwprojecten werden experts overal vandaan gecharterd. De boodschap van Quinn is helder: we moeten af van dat idee van beschavingsdenken, de historische werkelijkheid is dat ‘eigenheid’ eerder ontstaat op kleine, menselijke schaal, en dat van alles van elders wordt overgenomen.

We schrijven circa 1200 v.Chr. en in Ugarit zijn vijftienhonderd documenten uit die periode gevonden in vijf schrifttypen en acht talen! In de Bronstijd (circa 3000 tot 1200 v.Chr.) werden er al syllabische schriftsystemen ontwikkeld maar het alfabet was eenmalig. Mensen in de periferie van grotere machtssystemen zijn veel soepeler in de omgang met veranderingen, zij zitten minder vast in gewoonten en hebben meer te winnen. En passant trakteren de vertalers ons op een woord dat ik nog niet eerder tegenkwam: geplogenheden. Dat staat voor gewoonten, gebruiken, iets dat men pleegt te doen. Vermoedelijk is het in België bekender dan ten onzent.

Quinn schetst het ontstaan van het door de joden van vandaag geclaimde Israël en begint met op te merken dat de betrouwbaarheid van de historische informatie in de bijbel, zacht gezegd, wisselend is. Misschien kan iemand Netanyahu deze studie van Quinn cadeau doen? Overigens is het klassieke Griekenland de eerste echte slaven maatschappij. In de vierde eeuw v.Chr. bestond mogelijk meer dan een derde van de bevolking van Attica uit slaven. Ja, rond die tijden werden overal rond de Middellandse Zee driftig slaven verhandeld.

Waar wij het oude Griekenland graag zien als de bakermat, het begin van onze beschaving, zagen die oude Grieken zelf dat heel anders. Plato verklaarde dat de Egyptische geschiedenis wel tienduizend jaar terugging en dat de bewoners van dat land de wiskunde, meetkunde, astronomie en literatuur hadden uitgevonden. Zelfs het Griekse alfabet is niet Grieks. En er komen in het Grieks zeker honderd woorden voor met semitische wortels en de meeste leenwoorden hebben betrekking op de handel. Tal van financiële technieken die de Grieken gebruikten zijn west Aziatisch van oorsprong, zoals depositobankieren. En ook veel van de Griekse goden zijn afkomstig uit andere culturen. In de tempel van Hera op Samos zijn meer voorwerpen van buiten Griekenland gevonden dan Griekse. Rond 700 v.Chr. had Athene ongeveer vijfduizend inwoners maar de eilandstad Tyrus had er wel dertigduizend en Ninive zelfs meer dan honderdduizend.

In het Assyrische rijk bestond er rond deze tijd zelfs postverzending waarbij gebruik werd gemaakt van heuse postbodes en muildieren. En nog zo’n interessant weetje: wijn werd voor het eerst in de Kaukasus ontwikkeld in het vijfde millennium v.Chr. In een buitengewoon interessant intermezzo wijst Quinn op in het oog vallende overeenkomsten tussen epische verhalen uit verschillende windstreken en tijden. In zowel de Ilias als Odysseus vinden we sterke overeenkomsten met het Gilgamesj-epos terug. Maar ook zien we in Griekse teksten verwijzingen naar de Levantijnse literaire traditie. Alsmede overeenkomsten met archiefteksten uit Hattusa. De hele Trojaanse setting bij Homerus is wellicht afkomstig uit Anatolische literatuur. En dit soort overeenkomsten van talloze soorten komaf doen zich tussen allerlei teksten voor.

Verbluffend zijnde hoogtijdagen van Babylon rond 600 v.Chr., met 150.000 inwoners de grootste stad ter wereld. Het destijds aan zee gelegen Milete onderhield een levendige handel met Babylon en het is dan ook niet vreemd dat we de eerste Griekse wetenschappers juist in Milete aantreffen. Ook in deze tijd werden voor het eerst munten geslagen en het gebruik daarvan verspreidde zich razendsnel over de wijdere regio. Behalve staatsgrepen werden ook aquaducten populair waarvoor een geheel nieuwe tunnelboortechniek werd ontwikkeld. Ook opmerkelijk: rond 520 v.Chr. noemde Darius zichzelf Koning der Koningen maar ook ‘een Ariër van Arische geboorte’. Grappig dat zelfs de nazi’s er niet in slaagden voor zichzelf een echt westers epitheton te verzinnen. En wat te denken van de Swastika, ook die was allesbehalve Arisch. De namen Europa en Azië bestonden al in het Grieks. Het waren de oude Grieken die de continenten ‘uitvonden’. Continenten zijn geen natuurverschijnselen maar een uitvinding van mensen.

Rond 325 voor Chr zou Alexander de filosofie van het kosmopolitisme in de praktijk brengen. De idee van dit wereldburgerschap zou afkomstig zijn van de masturberende Diogenes maar dat is geenszins zeker. Alexander stierf, nog geen 33 jaar oud, vermoedelijk aan alcoholvergiftiging. In zijn korte leven liet hij een ongekende dadendrang zien. Ook opmerkelijk: er bestond al een scheepvaartkanaal tussen de Rode Zee en de Egyptische delta, 2300 jaar voordat het Suez-Kanaal zou worden gebouwd. En wat te denken van de befaamde en illustere bibliothecaris in Alexandrië, Eratosthenes (275-194) die zichzelf dood hongerde toen hij blind was geworden? Al in de vijfde eeuw wisten de Grieken dat de aarde een bol was en het was Eratosthenes die een betrouwbare methode bedacht om de omtrek van die bol te berekenen. En in deze zelfde tijd zou Euclides de beginselen van de wiskunde uitwerken. En Cleopatra trouwde met twee van haar broers.

We zijn inmiddels in 166 v.Chr. aangeland, de Romeinen hebben Carthago naar het schijnt definitief verslagen en breiden hun rijk fors uit. Diezelfde Romeinen waren notoire slavendrijvers. Op de slavenmarkt van het eiland Delos werden dagelijks tienduizend slaven verhandeld. Carthago blijkt zich razendsnel hersteld te hebben maar werd in de eerstvolgende oorlog volledig verwoest door de Romeinen. Maar aan de eindeloze reeks van oorlogen overal in het Romeinse rijk is al gauw geen touw meer vast te knopen. Ik bewonder de historici die al deze geschiedenissen aan de oppervlakte brachten maar het is werkelijk te veel om allemaal tot je te nemen. Wie is wie? Je bent het spoor al gauw bijster. En in deze chaos komen we Caesar, Cleopatra en Marcus Antonius tegen. Zoals altijd als ik over zulke lieden lees heb ik ook nu het gevoel dat de grote geesten uit die ver voorbije eeuwen veel grotere mensen waren dan door wie we momenteel omringd worden. Wijs mij maar eens een tijdgenoot aan die in de schaduw kan staan van de talloze koningen, keizers en krijgsheren uit de eeuwen voor Christus. En Alexander was misschien wel de allergrootste.

Rome wordt gebouwd. De bevolking zou vooral uit migranten bestaan. Ten tijde van Augustus (63 v.Chr. tot 14) herbergde de stad meer dan een miljoen inwoners. Jezus van Nazareth verschijnt ten tonele. Contacten met China waren er niet tot nog toe maar ten tijde van Augustus dienden wel de eerste Chinezen zich bij hem aan, vermoedelijk handelsreizigers. Maar in 476 valt Rome definitief en doen de donkere Middeleeuwen hun intrede. Het Romeinse Rijk wordt nu bestierd vanuit Constantinopel en zal nog tot 1453 blijven bestaan. Onvoorstelbaar, fascinerend en huiveringwekkend is het verhaal van koningin Brunichilde (543-613) van de Visigoten maar om daar meer van te vernemen zult u dit prachtige boek zelf moeten lezen.

We zijn aangeland in het jaar 730 en Mohammed dient zich aan en introduceert zijn monotheïsme in de Oosterse wereld. De islam is daar om nooit meer weg te gaan. De woorden ‘Europa’ en ‘Europees’ komen langzaam in zwang. En als driehonderd jaar later de kruistochten op gang komen gaan ook die gepaard aan een levendige handel uit en met alle windstreken. Fascinerend is de geschiedenis van het Mongoolse rijk, het grootste aaneengesloten landrijk dat de wereld ooit gekend heeft. Contact, reizen en migratie, veroveringen, welvaart en oorlog uit deze jaren, nog nooit eerder in die mate vertoond. Een economisch ecosysteem dat drie continenten omvatte en waar nieuwsgierige Europeanen veel en snel leerden.

Dan duikt de pest weer op en tussen de veertig en zestig procent van de inwoners van Europa, West Azië en Noord Afrika kwam om. Er is wel eens gesuggereerd dat de industriële revolutie twee eeuwen eerder zou hebben plaatsgevonden als de pest zich niet had gemanifesteerd. In de jaren dat Columbus zijn grote ontdekkingen zou doen gingen de Europeanen zich te buiten aan jodenvervolgingen die vijf eeuwen later in een onvoorstelbare apocalyps zouden eindigen.

In H is van Havik beschrijft Helen McDonald een scène waarin een oudere man in een bosrijke omgeving verklaart liever geen vreemdelingen in zijn land te zien, zich niet realiserend, schrijft McDonald, dat negentig procent van de bomen om hem heen exoten waren, afkomstig uit allerlei verre streken. Ook weten we dat, om maar één voorbeeld te noemen, de meeste Spanjaarden Russische genen hebben. En toch blijven populisten maar “eigen volk eerst” roepen, toch is de asielzoeker de neger van onze moderne tijd geworden, toch blijven politici de meest grove leugens over immigranten verkondigen. Toch blijft Wilders maar raaskallen over onze Joods-christelijke wortels. Al deze mensen zouden verplicht moeten worden dit boek van Josephine Quinn te lezen. Maar u weet dat populisten heel goed weten hoe ze een wetenschapper buiten gevecht moeten stellen: “Het is ook maar een mening”.

Maar Quinn schreef met haar indrukwekkende encyclopedische kennis van de materie een prachtige en indrukwekkende studie van wat wij gemeenlijk ‘ Het Westen’ noemen. Vanaf tenminste het Bronstijdperk vindt er een meer dan levendige handel plaats naar en van alle windstreken en worden er niet alleen artefacten, gebruiksvoorwerpen en wapens uitgeruild maar even zozeer gebruiken, gewoonten en modes. Door alle eeuwen heen. Quinn stopt bij 1359 na Chr. Maar we weten natuurlijk heel goed hoe het sindsdien verging. Momenteel leven we in een volkomen geglobaliseerde wereld. Iets wat populisten maar niet kunnen begrijpen, laat staan verwerken. Hoe het ook zij, de notie dat het Avondland gegrondvest zou zijn op de Grieks-Latijnse oudheid en dat die oudheid een autonome beschaving zou zijn, als een deus ex machine is natuurlijk te zot voor woorden. Quinn heeft met haar studie die onzinnige aanname voor eens en voor altijd ontzenuwd en voorzien van een meer dan solide wetenschappelijk fundament. Maar ach, zegt dan de populist, wetenschap is ook maar een mening.

Overigens nam Quinn de Middellandse Zee als startpunt voor haar indrukwekkende studie maar ik ben ervan overtuigd dat het perspectief vanuit China of Japan niet tot wezenlijk andere conclusies zou luiden, hoe notoir ‘gesloten’ die culturen altijd ook genoemd werden. Om alles eens heel simpel samen te vatten: dé Westerse beschaving bestaat niet. Quinn: “Het idee dat een samenleving een solitaire boom of een geïsoleerd eiland zou zijn, is al tweehonderd over zijn houdbaarheidsdatum heen. Het is aantoonbaar historisch onjuist. Het wordt tijd om onze gezamenlijke wereld op een andere manier te organiseren. “

 

Enno Nuy
December 2025