Littell, Jonathan – De Welwillenden

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Arbeiderspers, 978 pagina’s

 

Weltanschauung

Een roman waar veel over te doen is, in het Frans geschreven door de zoon van een Joods Amerikaanse spionagethrillerschrijver, geboren in New York maar het grootste deel van zijn kindertijd in Frankrijk doorgebracht hebbend. De roman, tot heden merkwaardigerwijs nog niet in het Engels vertaald, bevat de autobiografische geschriften van Max Aue, jurist van oorsprong maar later Obersturmbannführer en overtuigd nazi, dat wil zeggen, behept met de ‘Weltanschauung’ die hem tot een onverdachte en graag geziene adept van het donkerbruine gedachtegoed maakte. Een indrukwekkende roman trouwens die tot en met de laatste pagina mateloos fascineert. Hetgeen betekent dat Littell er wat mij betreft zeer goed in geslaagd is een overtuigd Nazi te schilderen.

 

Partita

De roman is geschreven in dezelfde structuur als sommige Partita’s van J.S. Bach voor klavier (BWV 825-830). Evenals in de Franse en Engelse suites, zijn de Partita’s bovenal Franse suites, dat wil zeggen suites waarin naar de Franse manier, na een al dan niet omvangrijke inleiding waarin niet zelden veel aandacht voor fugatische technieken gebruikt worden, een reeks elegante, soms ook rijk versierde dansen volgt. Een prachtige vondst om de perverse geschiedenis van de Holocaust niet op muziek van Wagner te componeren maar op de elegante dansen van Johan Sebastian.

En ondertussen is Max Aue – zelf overigens een bewonderaar van de grote Franse barok componist Jean Philippe Rameau – qualitate qua getuige van de brute moord door Hitler’s gewillige beulen op joden, zigeuners en gehandicapten en komen de door Littell genoemde aantallen doden overeen met de lugubere getallenreeksen uit die tot wanhoop stemmende studie van Daniël Goldhagen.  Aue is functioneel betrokken bij de eerste moordpartijen op de overal bijeen gejaagde joden, bij de dodenmarsen in de laatste dagen van het Dritte Reich en zijn expertise wordt ingezet bij de herstrukturering van de ons zo bekend in de oren klinkende Konzentrations Lager Auschwitz, Dachau en Mauthausen. Max Aue, de Obersturmbannführer uit die wereld waarover Paul Celan fluisterend dichtte: “ Der Tod ist ein Meister aus Deutschland….”

 

Tuits

Littell heeft vijf jaar onderzoek gedaan voor hij aan de roman begon. En zo komen we de meest uiteenlopende onderwerpen tegen, van constructivistische architectuur in Charkov, Zwitserse Saurer vergassingsvrachtwagens maar bijvoorbeeld ook het gegeven dat de Duitsers van plan geweest zijn de Joden te verbannen naar Madagaskar (daar wensten de Fransen echter niet aan mee te werken) terwijl daarnaast Siberië of Birobidzjan in beeld geweest schijnt te zijn als  nieuwe Heimat voor Jud Süs.

En wat te denken van de volgende passage: “Duitsland is het enige land in Europa dat zichzelf niet geografisch aanduidt, dat niet de naam van een plaats of volk draagt, zoals de Angelen of de Franken, nee het is het land van het Volk an sich: deutsch is een adjectieve vorm van het Oudhoogduitse substantief Tuits, volk. Dat is ook de reden dat geen van onze buren ons op dezelfde manier benoemt: Allemands, Duitsers, Germans, Tedeschi, in het Italiaans wat ook van Tuits is afgeleid, of hier in Rusland Nemetski, wat overigens de “sprakelozen”  betekent, dus mensen die niet kunnen praten, vergelijkbaar met het Griekse Barbaros”.

En op pagina 302 lezen we dat reeds in 1820 Bopp het Grieks en Latijn afleidde uit het Sanskriet. Een interessant gegeven al was het maar omdat de latere Holocaustontkenner Dr. Christian Lindtner in een uitgebreide studie beweert te hebben aangetoond dat het Oude Testament helemaal niets met het Christelijk geloof van doen heeft maar is gebaseerd op oude sagen en legenden uit streken ver verwijderd van Mesopotamië of Armenië. Prachtig is ook de scene waarin de linguïst en antropoloog Voss tekeergaat tegen het onwetenschappelijke Duitsland dat de relativiteitstheorie van Einstein afserveert als joodse wetenschap terwijl de rassenantropologie van de nazi’s op geen enkele theorie is gestoeld.

Zo wordt verhaald van de feesten bij de Duitse Gouverneur in Polen, die ook uitvoerig worden beschreven door Malaparte in diens Kaputt. En wordt het relaas verteld van de Hongaarse jood Rudolph Kastner die weliswaar vrachtwagens aan de Duitsers leverde maar er tegelijkertijd in slaagde ruim 1.700 Joden in vrijheid te brengen in ruil voor geld en juwelen. Met zijn vrachtwagens werden tegelijkertijd wel duizenden Joden naar de gaskamers gebracht. Na de oorlog werd hij in eerste instantie in 1953 door een lagere rechtbank beschuldigd van collaboratie met de Duitsers. Eer een hogere rechtbank hem in 1958 van de meeste blaam zuiverde, werd hij evenwel vermoord.

 

Weimar

Maar waar het in deze roman vooral om gaat, is het schilderen van de verschrikkingen van een oorlog vanuit het perspectief van de agressor.  Hierbij mag niet worden vergeten dat het algemene sentiment in Duitsland, zeker na de roerige periode van de Weimar Republik, sterk ten faveure van sterk leiderschap was en dat een oorlog, zeker ook onder intellectuelen als een nastrevenswaardig ideaal beschouwd werd, waarmee de Duitse natie haar teloorgegane grandeur zou kunnen hervinden. En vergeet niet de schande van Versailles die nadrukkelijk uitgewist diende te worden. Veel intellectuelen keerden zich al snel van de bruinhemden af en voorzagen alleen maar ellende toen de Nazi’s het definitief voor het zeggen kregen. Anderen daarentegen, zoals Ernst Jünger hadden heel wat meer moeite om zich van Hitler en de zijnen te distantiëren.

Hoe het ook zij, de bizarre geschiedenis van Max Aue geeft een zeer geloofwaardig en authentiek overkomend beeld van het gedachtegoed van de nazi’s, van hun Weltanschauung en hun morele verdediging van wat zo verschrikkelijk abject was voor al diegenen die niet behept waren met het virus van de Duitse grandeurbehoefte en de daaruit voortvloeiende onderdanigheid ten opzichte van de grote leider. En dit alles maakt De Welwillenden tot een inderdaad verbluffende roman.

 

Kant

Een uiterst intrigerende passage is die waarin Max Aue met Eichmann discussieert over de categorische imperatief van Kant: “Zoals ik het begrijp, zegt Eichmann, is dit de strekking van de imperatief: het principe dat ten grondslag ligt aan mijn individuele wil, moet van dien aard zijn dat het kan dienen tot principe van de algemene morele wet. Al handelend stelt de mens de wet.”. Op de vraag van Aue of Eichmann zich afvraagt of het handelen van de nazi’ s in overeenstemming is met die imperatief, antwoord Eichmann: “Dat is het niet helemaal. Maar een van mijn vrienden (–) beweert dat de Kantiaanse imperatief in oorlogstijd, vanwege de, laten we zeggen, uitzonderlijke toestand als gevolg van het heersende gevaar, is opgeheven, want we willen natuurlijk niet dat de vijand ons aandoet wat wij de vijand willen aandoen, en derhalve kan hetgeen wij doen niet de grondslag vormen van een algemene wet”.  Aue reageert hierop door te zeggen: “We zijn het er allemaal over eens dat in een nationaal-socialistische staat de laatste grondslag van het positieve recht wordt gevormd door de wil van de Führer. Conform het welbekende principe Führerworte haben Gesetzeskraft. (–) Zo heeft bijvoorbeeld Dr. Frank in zijn verhandeling over het constitutionele recht, de definitie van het Führerprinzip als volgt uitgebreid: Handel zodanig dat de Führer, als hij uw handeling zou kennen, deze zou goedkeuren. Tussen dit uitgangspunt en de imperatief van Kant bestaat geen tegenstrijdigheid”. Natuurlijk is dit een fictief gesprek maar tegelijkertijd een boeiende vondst van Littell om de jammerlijke hoofdpersonen van deze geschiedenis in al hun dwalingen te laten zien als gewone mensen die op zoek zijn naar een morele verdedigingslinie voor hun collectief en individueel  zo verwerpelijk gedrag. In zijn algemeenheid moet men wellicht zeggen dat de individuele Duitser uit de periode van de Weimarer Republik niet bij machte is gebleken zich te onttrekken aan  dat bizarre complex van een behoefte aan grandeur, het ongedaan maken van de schande van Versailles, de dolkstootlegende en het duistere gedachtegoed waarin de eeuwige jood als de moordenaar van Jezus Christus alle schuld te dragen kreeg en zich diende te schikken in een ongekend wreed lot, dat uitsluitend nog het perspectief van slachtofferschap bood.

 

Encyclopedie

Hoe ongemeen fascinerend en interessant deze roman ook mag zijn, er is wel degelijk het een en ander op aan te merken. Uit het verloop van het relaas valt op te maken dat Max Aue zijn biografische aantekening enkele decennia na de oorlog heeft opgetekend. Buitengewoon boeiend zijn de antropologische en linguïstische schetsen van Voss inzake de tientallen volkjes en volkeren die Midden-Europa, de Oeral en de Kaukasus bevolkten. Maar het is niet erg aannemelijk dat een niet-linguist zich al deze bijna onontwarbare details, zoveel jaren nadat ze hem uit de doeken werden gedaan, nog zo gedetailleerd heeft kunnen herinneren. We raken hier aan een meer algemeen bezwaar: het lijkt soms alsof Littell wel heel nadrukkelijk zijn encyclopedische kennis ten toon wil spreiden. Telkens weer, wanneer er een uitweiding volgt, vraag je je af of die met opzet, ten dienste van de verhaallijn is opgenomen. Meestentijds blijkt dat echter niet het geval en blijven zaken die op zich weliswaar de moeite van het vernemen waard zijn, in het luchtledige hangen.

 

Kuifje?

Het  voorlaatste deel van de roman is een bijna surrealistische beschrijving van het verblijf van Max Aue in het verlaten huis van zijn tweelingzuster en haar echtgenoot. De aanleiding daartoe en de omstandigheden waarin zich dit alles afspeelde, zijn voortreffelijk beschreven.  Maar de eindeloze seksuele herinneringen en fantasieën – en natuurlijk lopen die voortdurend door elkaar heen – vliegen hier en daar wel uit de bocht. En hoe iemand zichzelf anaal kan bevredigen door op een met een mes van de bast ontdane en met spuug bevochtigde afgebroken tak te gaan zitten zonder daarbij zijn rectum volledig en onherstelbaar te beschadigen, dat is mij een raadsel.

Maar de grootste problemen doen zich voor in het slotdeel wanneer twee rechercheurs, die dan allang Janssen-en-Janssens-achtige proporties hebben aangenomen, als in een slechte Krimi Max Aue op een volstrekt ongeloofwaardig moment en even ongeloofwaardige plaats staan op te wachten.

Wanneer Aue met zijn chauffeur en met zijn vriend Thomas in de laatste passages van het boek de Russen proberen te ontlopen vallen ze in handen van een jeugdbende maar weten zich uit die netelige situatie te redden doordat Thomas de leider van de bende ervan weet te overtuigen dat zij op een geheime missie zijn en om die reden hun militaire insignes hebben verwijderd en dat zij er dus niet van verdacht hoeven te worden als deserteurs op de vlucht geslagen te zijn. Hij overtuigt die jonge bendeleider hiervan door in het veld een telefoonnummer te draaien en te doen alsof hij de Führer zelf aan de lijn heeft die hij vervolgens aan de jonge gast laat bevestigen dat hij en Aue inderdaad op een geheime missie zijn. Littell verzuimt vervolgens toe te lichten wie er nu echt gebeld werd en hoe de bendeleider zo evident om de tuin geleid kon worden.

Men kan zeggen dat de schrijver in dit laatste deel een stijlbreuk toepast en de quasi werkelijkheid van alle voorgaande pagina’s verlaat om de Apocalyps in surrealistische beelden te schetsen. Daarin zou dan ook de scene passen waarin Aue Hitler in zijn neus bijt bij het uitreiken van een onderscheiding in de allerlaatste dagen van het Dritte Reich. Mij bevalt die stijlbreuk echter geenszins. Maar dit zijn kleinigheden, die je de auteur graag vergeeft. Onvergeeflijk vind ik echter de voorlaatste alinea van de roman waarin hij zijn hoofdpersoon een laatste wandaad laat begaan die in mijn ogen niet strookt met diens karakter en daarbij ook nog eens ongeloofwaardig was. (Men kan immers iemands identiteitspapieren stelen maar met de foto van een ander erop kom je niet ver.) In mijn ogen pleegt Littell hier karaktermoord op zijn hoofdpersoon en dat doet ernstig afbreuk aan deze niettemin kolossale roman.

 

Een rasechte Duitser

En hiermee kom ik bij een ander, tamelijk gevoelig punt. Toen ik aan de roman begon had ik geen idee wie Jonathan Littell was. Andere recensies en interviews had ik weliswaar verzameld maar met opzet terzijde gelegd totdat ik de roman zelf zou hebben gelezen. Na de eerste honderd bladzijden gelezen te hebben bedacht ik me opeens dat  de zeggingskracht van de roman misschien nog wel groter zou zijn geweest als de auteur een ‘rasechte’ Duitser was en ik betrapte mijzelf erop te hopen dat Littell geen Joodse achtergrond zou hebben. Dat bleek wel het geval. Natuurlijk dient de roman op zijn eigen merites beoordeeld te worden en ik stelde vast dat de roman volstrekt integer en geloofwaardig gecomponeerd bleek. Op dezelfde manier waarop Daniël Jonah Goldhagen’ s Hitlers gewillige beulen een volstrekt integer en geloofwaardig boek was gebleken. Dat de geloofwaardigheid van De  Welwillenden niet werd aangetast doordat het boek geschreven is door een nazaat van de slachtoffers. Tot de karaktermoord in die voorlaatste alinea! In de voorgaande 986 pagina’s bleek de immoraliteit van Max Aue vooral gestoeld op diens ‘Weltanschauung’ en de voor zijn gevoel objectieve analyses vanuit nationaalsocialistisch perspectief. Dat zijn immoraliteit ook in zijn psyche en persoonlijke emoties zijn oorsprong kon vinden was al ruimschoots gebleken uit de aanleiding voor het ten tonele voeren van Janssen en Janssens. De beestachtigheid van de voorlaatste alinea echter, maakt Max Aue’s immoraliteit op een ongeloofwaardige manier veel te groot. Hier heeft de auteur zich ten onrechte mee laten slepen, terwijl hij in al die voorafgaande pagina’s het beest dat de Shoah veroorzaakte op een onnavolgbare en indrukwekkende wijze reeds tot leven had gebracht. Alsof hij bang was zijn hoofdpersoon teveel op een gewoon – en in zeker opzicht misschien nog wel achtenswaardig – mens te hebben laten lijken. Was Littell nou toch maar een Duitser geweest.

 

Geraadpleegde bronnen:

Daniël Jonah Goldhagen – Hitler’s gewillige beulen.

www.leosamama.nl/Bachs_Partita.do over de partita’s van J.S. Bach.

http://www.verzet.org/content/view/356/29/1/2/ over vergassing in Saurer vrachtwagens

http://en.wikipedia.org/wiki/Constructivist_architecture over constructivistische architectuur

Malaparte – Kaputt, pagina 200 e.v. over de feesten bij gouverneur Frank

http://en.wikipedia.org/wiki/Rudolf_Kastner over Rudolph Kasstner

 

Enno Nuy

Februari 2009

2018-11-02T12:04:37+00:00