Clark, Christopher – Slaapwandelaars

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok

De Bezige Bij, 647 pagina´s

 

Clark begint zijn lijvige studie in Servië met een koningsmoord op Alexandar. Sinds 1903 is Servië een parlementaire staat met een koning als staatshoofd. In 1906 wordt de Nacertanije gepubliceerd, de magna carta voor het moderne Servië: overal waar een Serviër woont is Servië ofwel Servië en Albanië, Macedonië en forse delen van Griekenland. Bosnië werd toen nog niet onder Servië begrepen. Dit idee van een groot-Servië borduurde voort op het rijk van tsaar Dusan dat ophield te bestaan na de roemruchte Slag om het Merelveld in 1389 tegen de Turken. De Serven hadden twee echte vijanden: het Oostenrijkse en het Ottomaanse rijk. Toen Oostenrijk in 2008 Bosnië-Herzegowina annexeerde werd dat door Servië als een oorlogsverklaring beschouwd. In deze jaren werd het beruchte geheime genootschap de Zwarte Hand opgericht. Gavrilo Princip was bij dit genootschap aangesloten. Voor hij echter zijn dodelijke kogels afvuurde pleegde Bogdan Zerajic een mislukte zelfmoordaanslag op de Oostenrijkse gouverneur van Bosnië. Na de beide door de Turken verloren Balkanoorlogen slaagde Servië erin beslag te leggen op Kosovo inclusief het mythische Merelveld. Ook toen al werden de moslims door de Serviërs systematisch vervolgd en genadeloos afgeslacht.

Er was veel nationalistisch verzet tegen de dubbelmonarchie ondanks dat de regering zich enorm inspande om alle betrokken nationaliteiten aan bod te doen komen. Het keizerrijk telde elf nationaliteiten en iedereen kon in zijn eigen taal het woord voeren in het parlement, waar overigens geen tolken aanwezig waren. Zo heel erg veel stelde het parlement trouwens niet voor; toen Oostenrijk-Hongarije Servië de oorlog verklaarde was het parlement al maandenlang ontbonden. Desondanks kende het rijk tussen 1887 en 1913 een zeer aanzienlijke economische groei. En ook al groeide hiermee tevens de Habsburgse bureaucratie met meer dan driehonderd procent, de meeste inwoners waren vooral ingenomen met de voordelen van orde en gezag, openbaar onderwijs en sociale bijstand, gezondheidszorg en een goede infrastructuur. En dat gold zelfs voor de meeste activisten van de nationale minderheden! Wat er ook fout ging, de communis opinio was dat de situatie wanhopig maar niet ernstig was, beschissen aber nicht hoffnungslos is nog steeds heden ten dage een gevleugelde uitdrukking in Oostenrijk.

Clark beschrijft voorts hoe het Oostenrijks bestuur Bosnië-Herzegovina behandelde. Zij zorgden er voor economische groei en bouwden scholen en de levensstandaard in Bosnië-Herzegovina was in 1914 even hoog als in de rest van het Habsburgse Rijk. En in alles gaf het Oostenrijks bestuur er blijk van oog te hebben voor de verschillende nationaliteiten en identiteiten. Het beleid was daarop afgestemd en daarvan doordrongen. Maar hoe het ook zij, het supranationaal bestuur is niet bij machte gebleken de behoefte aan zelfbestuur op basis van nationale identiteiten ongedaan te maken. Politici, ondergrondse bewegingen en geheime genootschappen zoals de Zwarte Hand hebben uiteindelijk de val van het Habsburgse Rijk mede veroorzaakt. Maar in 1939 schrijft de Hongaarse schrijver Mihály Babits: “We treuren nu om ons verlies en wenen voor de terugkeer van wat we ooit haatten. We zijn onafhankelijk, maar in plaats van dat we blij zijn, kunnen we alleen maar huiveren”. De geest was uit de fles.

Na de koningsmoord in Servië in 1903 werd het snel onrustig in de Balkanregio, zeker nadat Servië enkele overeenkomsten, waaronder een douane-unie met Bulgarije had gesloten. De Oostenrijkers vreesden niet ten onrechte dat er een samenwerkende Balkan zou ontstaan die vijandig stond tegenover Oostenrijk en steun in de rug zou zoeken bij de Russen. Oostenrijk besloot in 1908 tot de annexatie van Bosnië-Herzegovina, teneinde te voorkomen dat de Turken hun machtspositie zouden kunnen consolideren of uitbreiden. De Russen accepteerden deze annexatie onder de voorwaarde dat de Oostenrijkers hen zouden helpen bij het verkrijgen van een betere toegang tot de Bosporus en de Dardanellen. Met de annexatiecrisis werd ook duidelijk dat Berlijn een steeds dominantere rol was gaan spelen op de Balkan. Maar ook de Russen, gekrenkt door de manipulaties die uiteindelijk tot de annexatie van Bosnië-Herzegovina leidden, mengden zich steeds nadrukkelijker in de politieke schermutselingen op de Balkan en stookten Servië op zich meer en meer te verzetten tegen de Oostenrijkers.

In deze jaren was ook de Triple Alliantie van kracht, een verbond tussen Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië. De Italianen sloten daarnaast heimelijk een verbond met de Fransen en er ontstond steeds meer verzet tegen de Oostenrijkse Balkanpolitiek. In 1909 stapte Italië uit de Triple Alliantie en onderhield goede relaties met Servië en Bulgarije en sloot zelfs een overeenkomst met de Russen. Met Oostenrijk maakten de Italianen ruzie om Triëst en Albanië. En onderwijl werden de Serviërs door de Oostenrijkers beschuldigd van kwade trouw, achterbaksheid, onbetrouwbaarheid, ontwijkende manoeuvres, geweld en lichtgeraaktheid. Maar Servië werd na de Balkanoorlogen wel tachtig procent groter en militair sterker. Belgrado besloot tot annexatie van steeds meer grondgebied, onder meer in Macedonië en de berichten over de massamoorden daar doen wel heel sterk denken aan de tragedies tijdens de Balkanoorlog in de jaren negentig van de vorige eeuw, met als triest dieptepunt Srebrenica.

Groot Brittannië en Frankrijk hadden hun oog laten vallen op Afrika en Zuid-Azië, Groot Brittannië en Rusland ruzieden om Perzië en Centraal-Azië, Italië en Oostenrijk legden beide een claim op de Adriatische Zee, Oostenrijk-Hongarije en Rusland streden om de Balkan en Italië en Frankrijk maakten stennis over Noord-Afrika. Er werden tal van allianties, kongsi’s en verbonden gesloten. Geen wonder dat dat ooit eens fout moest gaan. En in die verbonden werden nauwe afspraken geformuleerd over de inzet van strijdkrachten ten tijde van een conflict. De Fransen, in 1870 door de Duitsers verslagen zochten toenadering tot de Russen om Duitsland in bedwang te houden. De Duitsers sloten wel een Driekeizersbond met de Russen en de Oostenrijk-Hongaren maar dat was juist vanwege de Balkan een veel wankeler entente. Dit waren de hoogtijdagen van Bismarck.

En ondertussen stonden de Fransen en Britten op voet van oorlog met elkaar in 1900 over de verdeling van de macht in Noord-Afrika. En de Russen maakten zich meester van de wateren van de Zwarte Zee, hielden hun oog gericht op Constantinopel en zochten vaste voet aan Chinese grond. Duitsland speelde in al deze complexe verwikkelingen een zeer bescheiden rol en was bepaald geen koloniale veelvraat. Dit in nadrukkelijke tegenstelling tot de Fransen, Britten en Russen.  Feitelijk waren alle mogendheden van heel het Europese continent driftig op zoek naar verbreding van de eigen machtsbasis. Ergens en op enig moment zouden al die belangen met elkaar in botsing komen. In feite was er rond het jaar 1900 sprake van een globalisering avant la lettre, zeker bezien vanuit het Europese perspectief. Het heette toen anders: imperialisme. En ondanks de bescheiden en wat onmachtige positie van de Duitsers kon aan het einde van de negentiende eeuw de notie ontstaan dat de Duitsers een heerszuchtig volk vormden dat uit was op een dictatuur op het Europese vasteland. Vooral de Britten waren debet aan deze stereotypering. Het heeft er alle schijn van dat met name de enorme economische groei van Duitsland tussen 1860 en 1913 als een bedreiging werd gezien. In dat opzicht lieten zij de Britten ver achter zich, hetgeen de laatsten niet bepaald vrolijk stemde.

Behalve Frankrijk was Europa een bonte verzameling monarchieën maar de staatshoofden waren meestal niet de meest stabiele beleidsmakers en het machtscentrum was overal, ook in de republiek, diffuus. Meestal waren het de ministers van buitenlandse zaken die de dienst uitmaakten maar evenzo vaak speelden het corps diplomatique of anders de hoogste ambtenaren de hoofdrol en vormden zij een macht binnen de macht. En om het geheel nog ingewikkelder te maken, ook de ministers van oorlog en de legerleiding speelden hun partij. En juist in deze tijd werd ook de pers een steeds belangrijker kracht om rekening mee te houden. De politieke openbare ruimte nam enorm in omvang toe en het publiek werd steeds nadrukkelijker bespeeld door tal van krachten in de media. Kortom, de pers was serieus te nemen. Al heel snel gingen de overheden ertoe over een eigen persdienst in het leven te roepen. Maar ook kwam het voor, zoals bij de Italianen, de Fransen en de Duitsers, dat de journalisten gewoon betaald werden om te bewerkstelligen dat ze de overheid welgevallige teksten zouden publiceren. Anders gezegd, de pers was nogal eens het instrument van buitenlands beleid. Clark constateert dat “we wellicht in alle delen van Europa een toenemende bereidheid tot oorlog (kunnen) onderscheiden, in het bijzonder binnen de opgeleide elites”. Eigenlijk “begon” de Eerste Wereldoorlog al in 1911 toen Italië het Ottomaanse Rijk in het latere Libië aanviel, hetgeen voor de Balkanstaten het signaal was om de Turken uit de Balkan terug te dringen. Wat hier opvalt is de achteloosheid en volkomen vanzelfsprekendheid waarmee de Europese grootmachten meenden te kunnen beschikken over grondgebied elders in de wereld. De inheemse bevolking kende geen rechten, nergens. Hoe het ook zij, de Balkankaart was drastisch herzien na de beide Balkanoorlogen. Oostenrijk werd erg ongerust door deze ontwikkelingen en stelde alles in het werk om de ambities van Servië in te dammen. Albanië moest een zelfstandige staat worden om te voorkomen dat de Serven zich havenplaatsen aan de Adriatische Zee verwierven.

Opvallend is hoe alle betrokken partijen zich voortdurend realiseerden dat alle conflicten – en dat waren er nogal wat – op alle voorkomende plaatsen in Europa tot oorlog konden leiden. En geen van de partijen – en dat waren er nogal wat – wees oorlog categorisch af. Bloedvergieten omwille van Lebensraum en machtspositie werd volstrekt normaal geacht. Niemand die zich druk scheen te maken over in het verschiet liggend oorlogsleed en verlies aan mensen. De situatie werd nog ingewikkelder toen de Russen zich enorm kwaad maakten over een overeenkomst tussen de sultan van het Ottomaanse Rijk en Duitsland over de hervorming van het Ottomaanse leger. De Russen voelden zich in dit conflict in de steek gelaten door de Britten en de Fransen, waardoor de Entente duidelijk aan kracht inboette. En temidden van al deze verwikkelingen maakten de Serviërs zich op voor de strijd om gebied dat in handen was van Oostenrijk-Hongarije. Dan voltrekt zich de dubbele moord in Sarajevo en ofschoon directe betrokkenheid van Servië niet bewezen kon worden, ging iedereen ervan uit dat Belgrado de kwade genius achter de moordaanslag op de troonpretendent en zijn vrouw was. Een onmiddellijke vergeldingsactie van Oostenrijk-Hongarije tegen Servië bleef echter uit door verzet daartegen van de zijde van de Hongaarse premier en door diplomatiek gesteggel over het oordeel van Duitsland over zulke directe represailles. Ook de Russen vonden de moord geen casus belli en de Fransen maakten zich drukker om een crime passionel dan om de moord op een beoogd troonopvolger. Binnen de kortste tijd beschuldigde iedereen iedereen.

Een beperkte reactie van Wenen richting Belgrado was ondenkbaar. Zoveel was duidelijk dat een Servische oorlog een Europese oorlog zou betekenen. De Duitsers steunden Wenen en leek de Oostenrijkers zelfs aan te moedigen tot actie omdat Duitsland inschatte de Russen op dat moment nog te kunnen weerstaan terwijl langer wachten niet raadzaam werd geacht gezien de snel groeiende Russische militaire slagkracht. Op 23 juli 1914 verstuurde Wenen het lang voorbereide ultimatum naar Belgrado. Maar tegelijkertijd had Wenen geen idee hoe er moest worden gereageerd als het kruitvat Balkan tot ontploffing kwam en niet alleen Servië maar ook Roemenië en Bulgarije zich in de strijd zouden mengen. Ook was er geen plan beschikbaar dat voorzag in passende actie wanneer ook Rusland zich zou gaan roeren. Oostenrijk rekende in dat geval op steun van Duitsland maar daarmee was er nog niet voorzien in een adequate militaire strategie. De Britse minister van buitenlandse zaken noemde het ultimatum het meest intimiderende document dat hij ooit onder ogen had gekregen en Churchill sprak van het meest aanstootgevende document dat hij kende. Maar dat is betrekkelijk, het ultimatum verbleekte bij de tekst van het NATO ultimatum aan Servië in 1999. Servië leek aanvankelijk bereid het ultimatum te aanvaarden maar de Russen verzetten zich daartegen. Het uiteindelijke Servische antwoord was een uiterst diplomatieke tekst maar die werd meteen door Wenen verworpen. Op 28 juli van dat jaar ondertekende Franz Joseph de oorlogsverklaring. Sigmund Freud liet bij die gelegenheid optekenen: “Voor het eerst in dertig jaar voel ik mezelf een Oostenrijker en voel ik ervoor dit niet erg hoopvolle keizerrijk een nieuwe kans te geven. Al mijn libido is gewijd aan Oostenrijk-Hongarije”.

In de ogen van de triple alliantie was Duitsland de echte oorzaak van alle ellende en de Russen besloten uiteindelijk tot een algehele mobilisatie. De Fransen steunden de Russische oorlogsdrift onverkort maar de Britten hadden op dat moment de handen vol aan de Ierse kwestie en hoopten dat ze bij het zich ontrollende drama de rol van toeschouwer konden blijven spelen. Quod non. Op 1 augustus 1914 verklaarde Duitsland Rusland de oorlog maar besloot eerst de Fransen aan te vallen via de beide flanken van de Ardennen om zich daarna druk te maken over het oostelijke front. Nu kon ook Engeland niet meer afzijdig blijven. Duitsland hoopte te kunnen rekenen op de medewerking van België en verklaarde plechtig België weer te zullen verlaten zodra de militaire situatie dat toeliet en zegde tevens herstelbetalingen toe. De Belgen konden de Duitse voorstellen niet accepteren en werden zo een meedogenloze oorlog binnen gesleurd. Winston Churchill schrijft aan zijn vrouw: “Alles neigt naar catastrofe & ineenstorting. Ik ben benieuwd, opgewonden en blij”. En in Rusland verklaarde minister Krivosjein tegenover een delegatie van de Doema: “Geloof ons maar heren, het wordt geweldig”.

In zijn slotwoord stelt Clark: “De complexiteit van de crisis van 1914 vloeide niet voort uit de versnippering van macht en verantwoordelijkheden binnen één politiek-financieel kader, maar uit het spervuur van de interactie tussen zwaar bewapende en autonome machtscentra die het hoofd moesten bieden aan uiteenlopende en snel wisselende bedreigingen en die opereerden onder voorwaarden van hoge risico’s in combinatie met een laag peil van vertrouwen en transparantie”. Terecht wijst hij erop dat supranationale instellingen van arbitrage node gemist werden aan het begin van de twintigste eeuw. Clark wil vermijden over schuld te spreken. Wel stelt hij vast dat Frankrijk en Rusland de voorspoed van hun beider rijk op een asymmetrische wijze verbonden aan het lot van een turbulente en van tijd tot tijd gewelddadige staat, Servië. Volgens de Fischerthese (een groep Duitse historici) moet vooral Duitsland als hoofdschuldige worden aangewezen. De Duitsers hebben de oorlog gekozen. Dat Clark zich tegen die these verzet is niet vreemd. Nergens uit zijn zeer uitgebreide en gedegen studie blijkt dat het vooral de Duitsers zouden zijn geweest die de Eerste Wereldoorlog hebben veroorzaakt.

Een fascinerend boek, deze studie van Christopher Clark, met de terechte titel Slaapwandelaars. De Eerste Wereldoorlog was eerder een tragedie dan een misdaad maar evenzo goed was Europa doordrenkt van oorlogszucht en imperialistische paranoia. Wie de contemporaine geschiedenis van Europa wil doorgronden, kan niet om dit formidabele boek heen.

 

Enno Nuy, januari 2014

2018-11-02T09:22:51+00:00