Pim, Kieron – Eindeloze vlucht
Joseph Roth (1894-1939) is voor mij niets minder dan een held sinds hij die magistrale roman Radetzkymars schreef. In mijn bibliotheek staan al zijn werken en ofschoon ik die bibliotheek noodgedwongen elke drie jaar opschoon, de boeken van Joseph Roth blijven hier. Ook las ik eerdere biografische schetsen over deze intrigerende en beklagenswaardige geweldenaar zoals Oostende, de zomer van 1936 van Mark Schaevers en Waar het me slecht gaat is mijn vaderland van Els Snick die ook geregeld werk van Roth vertaalde. Deze biografie Eindeloze vlucht (een parafrase op Vlucht zonder einde van Roth zelf, dat in 1927 verscheen) werd zeer lovend ontvangen in de internationale pers, reden genoeg om hem meteen aan te schaffen. Het heeft even geduurd, mijn stapel ‘nog te lezen’ is aanzienlijk, maar nu is dit boek aan de beurt.
Roth werd geboren in het Galicische stadje Brody. Zelf schreef hij daarover: “Hoe westerser een jood qua afkomst is, hoe meer joden hij heeft om op neer te kijken. De Frankfurter jood kijkt neer op de Berlijnse jood, de Berlijnse jood kijkt neer op de Weense jood, de Weense jood kijkt neer op de jood uit Warschau. En dan heb je nog de joden die helemaal uit Galicië komen, daar kijken ze allemaal op neer, en daar kom ik vandaan, de laagste aller joden.” Roth was een jood maar groeide na het overlijden van zijn grootvader op in een liberaal joods milieu. De voertaal was Duits. Assimileren in de Duitse samenleving was het parool. Hij werd heen en weer geslingerd tussen het beeld van een afwezige en een bemoeizuchtige god. Bijgelovig was hij zeker. Van 1905 tot 1913 ging hij naar het Duitstalige gymnasium in Brody waar de rector een antisemiet was. Daarna studeerde hij filologie in Lemberg. Er kwamen steeds meer anti-joodse maatregelen en in Rusland zelfs pogroms. De Protocollen van de wijzen van Sion doken op en bezorgden de joden steeds meer last. Toch werd Roth geen zionist. En dat lag vooral aan zijn afkeer van enige vorm van nationalisme. Hij hield niet van grenzen. En bovendien waren die zionisten volgens Roth ook nog eens nationalist zonder een natie te zijn, te hebben.
Ik heb inmiddels allang vastgesteld dat Keirin Pim een goed schrijver is, stilist bovendien. Als Roth het ‘kleine Wenen’ Lemberg inwisselt voor het echte Wenen, trakteert Pim ons eerst op een uitgebreide en zeer fraaie tekening van het vooroorlogse Wenen van 1913. Ook hier is lang niet iedereen blij met joden. Integendeel. Er zijn ook joden die zich van hun soortgenoten afkeren en zich bekeren tot het katholicisme. Men sprak ook wel van Karriere-Taufe. Ook Roth zelf is niet altijd even vleiend voor joden. Er waren ook bekeerde joden die zich gretig overgaven aan antisemitisme. Een eeuw eerder had Heine zijn bekering tot het protestantisme ‘het toegangskaartje voor de Europese cultuur’ genoemd. Maar een antisemiet trekt zich niets aan van zo’n bekering, sterker nog, zijn antisemitisme neemt in heftigheid alleen maar toe.
De componist Schönberg bekeerde zich tot het protestantse geloof maar moest erkennen: “Dat ik namelijk geen Duitser, geen Europeaan, en misschien zelfs nauwelijks een mens ben (in ieder geval geven de Europeanen aan de slechtste van hun rassen nog de voorkeur boven mij), maar dat ik een jood ben”.
En Mahler zei: ”Ik ben driedubbel ontheemd: als Bohemer onder Oostenrijkers, als Oostenrijker onder de Duitsers en als jood in de hele wereld”. Eigenlijk voelde de jood zich nergens thuis en dat gold zeker voor Jozeph Roth. Bedenk bij dit alles dat dat antisemitisme in heel Europa leefde. Het was geen Duitse uitvinding. En Hitler was een Oostenrijker.
En dan breekt de eerste grote oorlog uit. Was hij aanvankelijk een halve anarchist, pacifist en socialist, al gauw meldde Roth zich in augustus 1916 voor de militaire dienst. Ofschoon Roth zou schrijven dat hij van 1917 tot 1918 aan het oostfront zou hebben gediend, is daarvoor nooit enig bewijs gevonden. Maar met de oorlog en de dood van de keizer in november 1916 stortte wel het Habsburgse Rijk ineen. Ook beweerde Roth in Russische krijgsgevangenschap te hebben gezeten en zelfs in het Rode Leger gediend te hebben maar dat gebeurde slechts in zijn fantasie. Hij heeft vermoedelijk wel oorlogstaferelen gezien maar nooit zelf deelgenomen aan oorlogshandelingen. Toch schijnt hij behoorlijk aangedaan te zijn door de oorlog, ook omdat hij als jood mee moest vechten namens een land dat weinig of niks van hem moest hebben. En dat joden al in deze jaren een eigen land, een eigen staat ergens op deze aardbol gingen koesteren is natuurlijk bepaald niet vreemd.
Naast dit argument van jodenhaat werd Roth ook aangegrepen door de ineenstorting van de Habsburgse dynastie en de dubbelmonarchie, het K und K Oostenrijk-Hongarije. Roth werd Pools staatsburger door de gebiedsindelingen na de oorlog. Hij keerde terug naar Wenen, leerde er de drank kennen en werd journalist en schrijver. In veel van zijn romans zullen we frontsoldaten aantreffen die na de oorlog terugkeren en hun weg moeten zien te vinden in de naoorlogse maatschappij.
Rots was meer schrijver dan journalist, feiten kwamen hem soms slecht uit. Hij was Oostenrijks-Hongaars, Oostenrijks Duits, een joodse Oostenrijker en een katholieke jood. Roth was een scepticus pur sang, hij schreef dat hij geloofde in god maar of hij dat serieus meende, weten we niet. Hij noemde zichzelf wel eens een katholiek met joodse hersens.
In 1919 vertrok Roth naar Berlijn, de nieuwe Europese metropool. Het was de turbulente tijd van de Weimarrepubliek. In 1921 lukte het hem eindelijk met een gefabuleerd verleden de Oostenrijkse nationaliteit te verwerven. Nu kon hij vrij reizen zonder het risico te lopen als jood overal geweigerd te worden. In 1922 trouwde hij met Friedl Reichler, vlak na het overlijden van zijn moeder, tegenover wie Roth zich die laatste jaren kil en onaardig had gedragen. Ook in deze jaren nam het antisemitisme alleen maar fors toe. Duitse nationalisten konden vrijelijk hun gang gaan zonder al te veel tegenwerking van politie of justitie. Als gevolg van de Duitse herstelbetalingen liep de inflatie in Duitsland op en Roth en zijn vrouw keerden terug naar Wenen. En ondertussen ontwikkelt Roth zich tot romancier. zijn eerste boeken zijn Job en Het spinnenweb. Dit laatste boek verschijnt in 1923 en is het eerste boek waarin Roth Hitler opvoert. Overigens was het in die jaren heel gebruikelijk dat romans eerst als feuilletons in kranten werden gepubliceerd. Een jaar later, Roth woont dan alweer in Berlijn, schrijft hij: “In München gaan de graven van de wereldgeschiedenis open en de lijken die we begraven meenden te hebben stappen eruit. Een groteske droom wordt werkelijkheid en heel Duitsland aanvaardt dat wonder onverschillig, alsof het vanzelfsprekend is.” Hitlers opmars bleek onstuitbaar. En over de joden schreef hij: “De joden uit het oosten hebben nergens een vaderland, maar op elke begraafplaats hebben ze graven”.
Toen Hindenburg in 1925 de nieuwe Duitse president werd vertrok Roth onmiddellijk naar Parijs. Hij voorzag dat de nazi’s uiteindelijk aan de macht zouden komen, ook al duurde dat toen nog acht jaar. In de Franse hoofdstad, Roth leek echt gelukkig in Frankrijk, was het antisemitisme hoogstens sluimerend aanwezig, hoe anders dan hij in Galicië, Duitsland en Oostenrijk.
In tegenstelling tot nationalisten waar dan ook, verwelkomde Roth rassenvermenging, die volgens hem noch tot verlies van eigenheid leidt, noch tot een grijze soep. Sterker nog, aldus Roth: hoe meer vermenging, hoe sterker de eigen aard. Probeer je eens voor te stellen hoe het moet zijn om een taal te spreken van hen die jou verachten en die jij veracht. Roth dacht in het Duits maar vond het nu nog slechts een dode taal maar een ander instrument had hij niet.
Hij had wel gedurig last van zijn lijf als gevolg van langdurige overmatige alcoholinname. We schrijven inmiddels 1928 en in Wenen wordt steeds vaker hardop gefilosofeerd over de ‘Anschluss’. Roth was daar geen voorstander van. Hij meende dat Oostenrijk zichzelf diende te versterken en dat herstel van de monarchie daartoe de beste strategie was. Het was ook in deze tijd dat de echtgenote van Roth, Friedl steeds vaker tekenen van schizofrenie vertoonde. Roth voelde zich schuldig aan haar toestand. Hij ging heviger drinken. Ook lichamelijk ging het steeds slechter met Roth. Ondanks al die tegenslagen schrijft hij in deze jaren twee magistrale romans, Job en Radetzkymars. Het is inmiddels 1933 geworden en Hitler is aan de macht gekomen. De schrijver Roth werd onmiddellijk door de nazi’s verboden en mocht ook niet meer voor Duitse kranten schrijven. Roth die zo zijn best had gedaan te assimileren in de Duitse cultuur was vanaf nu alleen nog maar een jood. Hij verliet Duitsland voorgoed en voorvoelde de rampspoed die onvermijdelijk was geworden: “Ik ben gelovig: de mens kan slechts worden gered door de hemel. Wie gelooft dat de mens door de mens kan worden gered, is rijp voor het communisme of het nationaalsocialisme “.
Met Roth zelf gaat het alleen maar slechter, niet alleen fysiek maar ook mentaal. Zijn alcoholinname nam enkel toe. En rookte als een ketter. Paranoia deed zijn intrede. De financiële problemen werden onoplosbaar. Steeds minder geloofde Roth nog in de democratie. Sterker nog: hij meende dat de joden het socialisme en de ineenstorting van de Europese cultuur hadden veroorzaakt. Zij waren in zijn ogen de ware bakermat van Hitler: “De joden hebben het plebs ontketend”. Hij bleef hopen op een herstel van de Habsburgse dynastie.
Keiron Pim geeft naar mijn smaak te uitvoerige samenvattingen van de romans van Roth. En over Stefan Zweig is hij te neerbuigend en negatief. Anderzijds bekritiseert hij Roth zonder enige terughoudendheid als hij daartoe aanleiding ziet. Bijvoorbeeld als het gaat om de vrouwenhaat van de schrijver en het moet gezegd: Pim onderbouwt zijn oordeel in zulke situaties uitvoerig. Ook de manier waarop Roth met Zweig omgaat is niet fraai. Hij wordt daar door zijn vrienden op aangesproken en ook zijn biograaf is ontstemd. Terecht lijkt me, Roth mag dan mijn held zijn, hij was klaarblijkelijk niet altijd even aangenaam en sympathiek. Of is het vooral zo dat Roth zijn einde voelt aankomen (ongetwijfeld) en mede daardoor steeds onverzoenlijker wordt, het lukt hem steeds minder rekening te houden met de gevoelens van een ander, zo lijkt het. Vooral Stefan Zweig moet het ontgelden en dat lijkt toch niet erg op zijn plaats. Als iemand Roth altijd heeft geholpen zonder ook maar iets terug te verlangen, dan is het Stefan Zweig.
Op 27 mei 1939 sterft Roth in een Parijs’ ziekenhuis, hij was in een slier geraakt doordat de artsen weigerden hem geregeld wat alcohol toe te staan om zo’n delirium tremens te voorkomen. Zijn vrouw Friedel werd vrijwel zeker in 1940 door de nazi’s vergast tijdens hun euthanasie programma voor geestelijk gehandicapten. Ontroerend en prachtig vind ik het afscheidsgedicht van Irmgard Keun:
Für Joseph Roth
Die Trauer, Freund, macht meine Hände dumm –
Wie soll ich aus dem schwarzen Blut der Grachten Kränze winden?
Das Leid, mein Freund, macht meine Kehle stumm.
Wo bist du Freund? Ich muss dich wiederfinden.
Die Tränen sterben mir, denn du bist tot.
Zerbrochne Gräber scheinen mir die Sterne.
Es fliesst, es fliesst der Strom der grossen Not
Aus jedem Grab der unerreichten Ferne.
Ich möchte einen Mantel weben aus dem Leid
Einsamer Stunden. Kann man Tote noch beschenken?
Man darf nur dankbar sein für jede Stunde Zeit,
Die Gott noch gibt, um liebend zu gedenken.
Eén ding weet ik zeker na deze prachtige beknopte biografie van de gecompliceerde en getroebleerde geest Joseph Roth: ik ga al zijn boeken gewoon opnieuw lezen. Roth blijft simpelweg actueel, als je zijn boeken leest zie je voortdurend parallellen met de dag van vandaag. Zijn journalistieke reportages zijn de weerslag van een intelligent waarnemer met een heel goede pen. Roth is een geweldig stilist. En zijn romans zijn zonder uitzondering van een zeer hoog niveau waarbij vooral de sympathie van de schrijver voor de gewone mens opvalt. Want dat zag hij heel scherp: de gewone sappelaar die zijn stinkende best doet een goed leven te leiden maar vermorzeld wordt door krachten waar hij zelf totaal geen invloed op heeft. Roth is waarachtig een van de grote Europese auteurs, ook nu nog. Hoe smartelijk dat hij slechts zesenveertig jaar oud werd. Maar ja, hij dronk zich dood. Hij verweet Ernst Toller diens zelfmoord, daartoe hebben wij het recht niet, meende hij. Zijn eigen gedrag is moeilijk anders dan als suïcidaal te beschouwen. Maar wat een geweldige schrijver!
Enno Nuy
April 2024