Céline, Louis-Ferdinand – Oorlog

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Onlangs, in 2021, zijn in Frankrijk niet eerder gepubliceerde teksten van Céline opgedoken. Céline heeft altijd volgehouden dat er nog teksten van hem zouden moeten zijn maar dat die gestolen waren. Men twijfelt sterk aan de juistheid van die bewering. Hoe het ook zij, het eerste deel van die documenten is nu gepubliceerd onder de titel Oorlog.

De Ferdinand hetende ik-figuur komt bij zijn positieven op het slagveld nabij Ieper en sleept zich, zwaar gewond, naar een hospitaal waar hij, ijlend en hallucinerend, weer enigszins wordt opgelapt terwijl hij op gezette tijden seksueel bediend wordt door het hoofd van de verpleegkundigen, mejuffrouw L’Espinasse. Die haar diensten overigens graag en gretig aan alle gewonde soldaten verleende, zolang ze maar serieus verwond waren. En die in haar vrije tijd lijken neukte. We hebben het over de Grote Oorlog van 1914-1918.

Al snel belanden we in een maalstroom van verwikkelingen met en rond de kameraad van Ferdinand, Cascade en zijn vrouw en hoer Angèle, waar de honden geen brood van lusten. Hun avonturen zijn even afschuwelijk als vermakelijk, soms hilarisch maar vooral toch om te huilen. Wie te lang in de Grote Oorlog in leven bleef was totaal gedeformeerd en getraumatiseerd, kon geen gewoon leven meer leiden, taalde daar ook niet meer naar.

Waar Ernst Jünger en Erich Maria Remarque indringend en onvergetelijk schreven over de gevechtshandelingen op het slagveld, beschrijft Céline hoe het van het slagveld terugkerende soldaten vergaat: zij hebben na de verschrikkingen van de gevechtslinies niets meer van doen met de samenleving waarin zij geboren zijn.

“Een behaagzieke hoer is het verleden, het lost op in gedagdroom. Onderweg neemt het wijsjes over waar je niet om had gevraagd”, schrijft Céline. Uit de commentaren maak ik op dat die wijsjes context bieden die jonge lezers zou ontgaan. Welnu, met mijn 73 jaar heb ik geen idee waar Céline hier op doelt. Ik wil maar zeggen, een kleine voetnoot had hier dan toch niet misstaan!

In deze korte roman overigens geen spoor van het antisemitisme van Céline. Toch gaat het voorwoord van Arnon Grunberg vrijwel uitsluitend juist daarover. Moeten we echt, zoals Grunberg ons aanbeveelt, ons altijd bewust zijn van Céline’s antisemitisme? Ik denk daar anders over. Ik weet van zijn rabiate houding tegenover de joden, hij was er expliciet en duidelijk genoeg over. Maar ik ben niet bereid alles wat hij schreef door die bril te bezien.

Ik kan Ferdinand verdragen zolang ik hem zie als een door de oorlog getraumatiseerd mens. Hij is radicaal, niet alleen tegenover zijn ouders maar ook jegens vrouwen, hij is onversneden misogyn. Angèle is de enige die met gelijke munt terugbetaalt, dat maakt het gehele tableau iets meer aanvaardbaar. Een scatologisch en extreem promiscue tableau overigens. Céline kwam geen woorden tekort om de lelijkheid en smerigheid van het leven te beschrijven. Een samenleving, onaangenamer en smeriger dan Céline beschrijft, bestaat er niet. Als Ferdinand’s karakter vanaf zijn geboorte zo nihilistisch was als na zijn terugkeer van het slagveld, dan wordt hij prompt een heel stuk minder goed verteerbaar.

Céline blijft een intrigerende persoonlijkheid. Op YouTube vindt u nog een interview met hem van ruim een kwartier, zeer de moeite waard. Ook al geeft Céline ook daarin weinig prijs van zijn diepste zieleroerselen. Ik heb nog aardig wat romans van hem staan in mijn bibliotheek. Ik zal ze stuk voor stuk gaan herlezen in de komende maanden. Vrolijk stemt het allemaal niet maar fascinerend is het wel. En dat Céline een buitengewoon begaafd schrijver was, dat lijdt geen twijfel. Ik las hem tot nog toe in de vertalingen van Frans van Woerkom en was daarover zeer content. Deze nieuwste korte roman werd vertaald door Rokus Hofstede, meer dan adequaat, zou ik zeggen. Een overtuigende vertaling.

 

Enno Nuy
September 2023

2023-09-23T14:31:52+00:00