Op reis in Toscane
Toscaanse associaties
Een reis door Toscane is onmiskenbaar een reis door mijn jeugd, vooral vanwege de overvloed aan Christendom en katholicisme. Zijn er eigenlijk wel protestanten in Italië? Jazeker wel, zo lezen we bij dominee Jan Rinzema uit Vianen: de protestanten in Italië noemen zich aldaar Waldenzen, een beweging die werd geïnitieerd door een zekere Petrus Valdesius of Valdensis, ergens rond het midden van de twaalfde eeuw. Deze Valdensis predikte het armoede-ideaal en geloofde in de onbemiddeld verkrijgbare God. Hij legde de nadruk op het gesproken en gehoorde bijbelwoord: Ecclesia creatura verbi. Vrouwen gingen gelijkwaardig aan mannen voor in deze kerk, die aanvankelijk trachtte binnen de katholieke kerk onderdak te vinden maar al spoedig uit het instituut verdreven werd. Men schat dat er heden ten dage nog zo’n 30.000 Waldenzers zijn waarvan de helft te vinden zou zijn in de dalen van Piemonte. In Rome is een theologische faculteit voor Italiaanse protestanten, de Faculta Valdese. Wie zich hiervoor interesseert, bezoeke http://www.europasymposium.nl/Archive.htm.
Elk stadje, ja elk dorp heeft zijn Duomo en ze dateren vrijwel alle van lang vervlogen tijden. De parochies waren klein of alle bewoners waren katholiek, hoe het ook zij, de kerkdichtheid in Italië is uitzonderlijk hoog. Onze hedendaagse kerken hebben een veel groter territorium nodig om de banken enigszins gevuld te krijgen. Vermoedelijk is het aantal toeristen dat de Italiaanse kerken betreedt vele malen hoger dan het werkelijke aantal parochianen.
Hoe het ook zij, de Duomo of de kerken vormden in de Italiaanse gemeenschappen onmiskenbaar het ijkpunt, het centrum. Ze torenen ook meestal boven de rest van de fysieke bebouwing uit, de beierende klokken draperen hun bezwerende geluid over de geloofsgemeenschap. Ik houd van beierende klokken maar de consequentie gebiedt deze artikel 23 verwerper zijn mening te herzien. Steeds meer en immer sterker dringt zich aan mij de overtuiging op dat iedereen geloven mag wat hij geloven wil, zolang hij mij er niet mee lastig valt en zolang ik via de belastingen maar niet hoef mee te betalen aan wat ik nu eenmaal als een deerniswekkende dwaling beschouw. Geloof hoort achter de voordeur thuis, daar komt het eigenlijk op neer.
Toch zou ik de beierende klokken missen maar het positieve neveneffect is wellicht dat de mohammedaanse aanzegger mij bespaard blijft. Maar er is een duidelijk verschil tussen het sonore klokgelui en de elektrisch versterkte aanzegger uit de Islam. De klok geeft een in beginsel neutraal signaal, voor iedereen te begrijpen: er valt iets te beleven in de kerk, er wordt iets gevierd, er wordt iets herdacht, de klok kondigt een plechtig moment van bezinning aan.
De mohammedaanse aanzegger daarentegen beperkt zich niet tot het neutrale signaal maar bedient zich van de taal, zijn taal evenwel en die is voor ons westerlingen niet te verstaan. Zou de plaatselijke pastoor mij op de zondagochtend wekken door luid en elektrisch versterkt rond te bazuinen hoe groots de Heer wel niet is, ik zou al mijn burgerrechten aanspreken om hem de mond te snoeren. De minaret bevat echter geen klokken, de megafoon staat er klaar. ’t Zal geen probleem zijn in de herkomstlanden zelf, voor het merendeel immers islamitische staten waar meer dan 99% van de bevolking de staatsgodsdienst aanhangt. De minaret zelf stoort me geenszins. De Leefbaren in Rotterdam verzetten zich om onbegrijpelijke redenen tegen minaretten, ze zouden onze westerse stadshorizonten vervuilen; grotere kul kan men nauwelijks bedacht krijgen.
Een van de grote verschillen tussen het christendom en de islam is natuurlijk het beeld. In de Islam is Allah, de profeet de allerhoogste die nimmer (maar ook dat is niet helemáál waar, zie de afbeeldingen hieronder) afgebeeld mag worden – en al zeker niet in een cartoon! In een moskee treft u geen beelden aan, de mohammedaan heeft slechts de Koran tot zijn beschikking, het woord. Het woord kan gelezen, kan verteld en kan gehoord. Vanuit dit perspectief begrijpen wij de aanzegger boven in de minaret.
De katholieke kerk bestaat daarentegen bijna bij de gratie van het beeld. Ofschoon ook God bij ons nauwelijks afgebeeld wordt, we komen hem vooral tegen in de Sixtijnse Kapel van Leonardo da Vinci. Maar de zoon van God en de Maria verering, dat is andere koek. De oud testamentische christen houdt niet van het beeld, ook hij heeft genoeg aan het woord, de Bijbel. En zij wedijveren met elkaar in strengheid in de leer: de Hagenpredikers, de gereformeerden, de hervormden, de Lutheranen en zo voorts, en zo voorts. Hoe het ook zij, de katholiek is zo vol van het beeld dat hij kan volstaan met klokgebeier om de gelovige naar zijn bijeenkomsten te lokken; daar hoeft, God zij geloofd, niet ook nog gesproken woord aan te pas te komen.
Tot voor kort was ik woonachtig in dorp aan de rivier Lobith, waar de Rijn allang niet meer ons land binnenkomt sinds als gevolg van grenswijzigingen en natuurlijk beddingverloop de Rijn al heel erg lang bij Spijk de grens passeert. Ik woonde tegenover het oude Nederlands Hervormde kerkje uit de 12de eeuw dat zijn predikant moet delen met vele andere. Eenmaal per twee tot drie weken vond er op de zondagochtend een dienst plaats welke evenals de katholieke mis werd aangekondigd door klokgelui. Ongelukkigerwijs echter begonnen de beide kerkdiensten vrijwel tegelijkertijd hetgeen inhield dat ook de beide klokken tezelfdertijd luidden. Eerst de volle beier van de katholieke klokken en na circa vijf minuten viel het veel magere klokje van de veel kleinere Hervormde Kerk bij, vrijwel volkomen overstemd door de prachtige boventonen producerende katholieke bimbam. Die arme protestanten, beelden mogen ze al niet hebben maar hun klokkentoren was dermate bescheiden dat het lichte, bijna schelle klokje het ontbrekende beeld nooit kon compenseren. Ik had op die zondagochtenden het gevoel dat het hervormde kerkgeluid niet verder dan mijn bescheiden optrekje reikte en daar onverrichterzake weerkaatst werd.. Maar terug naar Toscane. Waar de cipres het landschap en de kerk de bewoonde wereld overheerst.
Toscane, het arcadische landschap dat we op de werken van de klassieke meesters aantreffen, en niet enkel bij de Italianen zelf. De Monte Amiata die met zijn 1.738 meter hoog boven het zuidelijke deel van Toscane uittorent. Een baken in het landschap ten zuiden van Siena, trots bezitter van de moeder aller pleinen, de Campo. Siena, il Campo.
Toscane ook, waar de grote fresco schilder Luca Signorelli zulke prachtige werken achterliet. Niet alleen in Monte Oliveto waar hij samen met Sodoma de ontstaansgeschiedenis schilderde van de Benedictijner kloosterorde maar vooral ook in de Duomo van Orvieto. De fresco’s van Signorelli in Monte Oliveto Het klooster werd gesticht in 1313 door Beato Bernardo Tolomei di Siena. Architectonisch valt hier niet veel te bewonderen maar de fresco’s zijn ongekend fraai. Zoals zo vele kerken in Italië is ook de kloosterkerk “verbarokt”. Het is een kwestie van smaak maar in deze overdadige kerken voel ik me niet op mijn gemak; de Duomo in Siena is daar een extreem voorbeeld van: veel goud en kitscherige beelden, grote donkere doeken met bijbelse voorstellingen, schilderkunstig vervaardigd volgens de regelen van de tijd maar voor de kunstliefhebber nauwelijks de moeite waard. Pracht en praal straalt de kerk uit, vol verzamelde schatten en voorzien van een schitterende maar even overdadige bibliotheek. De schatten binnen gebracht, de woekeraars verdwenen en wat rest is een trekpleister voor de moderne toerist.
Nu is het godshuis er natuurlijk ook niet voor de kunstliefhebber maar voor de godsvruchtigen, de gelovigen, voor hen die de stilte voor gebed of contemplatie zoeken. Maar die stilte zoekende mens zou niet zo afgeleid moeten worden door deze pronkzucht; hij deed er beter aan een van de vele kleinere Romaanse kerken te bezoeken, bij voorbeeld San Antimo waar nog wekelijks een Gregoriaanse mis wordt gevierd. De meest directe herinnering aan mijn tijd bij de paters Norbertijnen in Heeswijk. De gregoriaans zingende paters die langzaam schrijdend uit de kloostergangen tevoorschijn kwamen en de abdijkerk betraden. De inhoud van hun boodschap kon me niet boeien, interesseerde me ook niet maar de vorm van de boodschap, het gregoriaanse gezang was een bijna mystieke gebeurtenis die me er wel aan herinnerde dat er achter het feitelijke dagelijkse leven nog een hele andere wereld schuil ging. Een moeilijk te benoemen wereld die van doen had met de menselijke geschiedenis, de belofte die het leven in petto had, de gevaren en rampspoed die het menselijk geluk wreed verstoren, rechtvaardiging, ongeloof. Ach, ik was de romanticus die aan de oppervlakte van het leven raakte en mijzelf onder het zondoorschenen lover naar de abdijkerk lopende bezwoer de belofte van het leven te grijpen. Niet daar, niet op dat moment, maar verder weg, later.
Een bijna adembenemende ervaring is het bezoek aan de Duomo van Orvieto. Door rustige en nauwe straatjes loop je omhoog, de oude stad in en plotseling duikt vlak voor je aan het einde van de straat het schitterende frontispice van de kathedraal op. De Duomo in Orvieto is zoals vele Toscaanse kathedralen opgetrokken uit tweekleurig marmer. De sobere steen maakt het Godshuis tot een stevig huis, het kan tegen een stootje. Het sobere gebouw gaat echter geheel schuil achter de buitengewoon fraaie voorgevel met grote zware kerkdeuren, rijk gebeeldhouwde bogen en reliëfs, bronzen en stenen beelden, roosvenster en de prachtigste fresco’s. Ook aan de binnenzijde is deze dom verbluffend. Het schip en de beide zijbeuken zijn lang en hoog en monden uit in prachtige houten plafonds, licht van kleur en eenvoudig versierd en dit alles wordt op een wonderlijke wijze geaccentueerd door een matglanzende marmeren vloer, waardoor de enigszins duistere ruimte een warme indruk maakt, waar een mens zich welkom voelt. Het is deze ruimte die op mij de meeste indruk maakt. Het altaar en de kapellen zijn weer vol van pracht en praal en prompt minder indrukwekkend; bovendien speelt zich juist daar het voor mij nauwelijks nog interessante misritueel af. Natuurlijk, de eucharistieviering is de kern van het katholieke ritueel maar tegelijkertijd is dat ritueel voorbehouden aan en bedoeld voor de gelovigen tot wie ik mij niet rekenen kan.
En dan de weliswaar overdadige maar desalniettemin indrukwekkende Kapel van de Madonna van St. Britius waar Luca Signorelli vanaf 5 april 1499 voor de som van 575 dukaten (deels – tarwe en wijn – in natura uitbetaald) de verhalen van de antichrist in werkelijk verbluffende fresco’s op wanden en plafond van deze kapel aanbracht, voor een deel hierin bijgestaan door Fra Angelico. Op de fresco’s is te zien hoe de Antichrist omstanders verleidt hem te volgen, hetgeen onherroepelijk leidt tot hel en verdoemenis voor hen die bezwijken voor de verlokkingen van de duivel en tot de verrijzenis van het vlees voor hen die aan de duivelse verleidingen weerstand weten te bieden. De verdoemden gaan in een gigantisch inferno met de wereld ten onder. De uitverkorenen worden opgenomen in het rijk der hemelen. Signorelli omgaf zijn fresco’s met medaillons van beroemde dichters die naar de fresco’s van Signorelli kijken: Homerus, Vergilius, Empedocles, Dante, Orpheus, Horatius, Ovidius. Heel fraai is het medaillon van Empedocles die uit een venster leunt om het werk van de grote meester te kunnen zien, alsof hij in zijn werkzaamheden werd gestoord door rumoer op straat. De Antichrist Empedocles Het mooiste werk is echter weggestopt in een donkere nis achter beduimelde ruiten: een werkelijk prachtige pietà. Ondanks de relatief slechte staat waarin deze fresco verkeert is wat mij betreft vooral hier het meesterschap van Signorelli te bewonderen. De Pietà is hét icoon van verdriet, deernis, liefde en troost. Een van de absolute topwerken van de christelijke cultuur bevindt zich echter noordelijker en wel in de kathedraal van Volterra. Links voor het hoofdaltaar is daar een werkelijk verbluffende polychrome houten beeldengroep te bewonderen, voorstellende de kruisafname van Jezus, Deposizione dalla Croce. Deze beeldengroep dateert uit de 13de eeuw en bevindt zich gelukkig nog in een uitstekende staat, ongetwijfeld met enige regelmaat gerestaureerd. Ofschoon de voorstelling bij uitstek een katholieke voorstelling is, is het ook zeer wel mogelijk van deze beeldengroep te genieten zonder de religieuze connotatie. Het werk brengt bij mij vrijwel onmiddellijk associaties aan Goldmund uit Narziss en Goldmund van Herman Hesse teweeg. Goldmund, de leerling-gezel- meester die een lange moeizame weg moest gaan alvorens hij zijn meesterwerk in hout wist vorm te geven.
Het beeldhouwwerk spreekt voor zich. Het is de tweede keer dat ik het werk zie en net als zeven jaar geleden is het moeilijk je ervan los te maken, het achter te laten. Deposizione dalla Croce De gekruisigde is reeds overleden en wordt door zijn dierbaren van het kruis genomen. De beeldengroep straalt vooral liefde uit: met de grootst mogelijke omzichtigheid worden de spijkers waarmee de gekruisigde vast werd genageld verwijderd, alsof hem dat ondanks zijn overlijden nu nog pijn zou kunnen doen; hij wordt bij de lendenen en de handen gepakt om hem zo voorzichtig mogelijk naar zijn laatste rustplaats te kunnen brengen. De gezichtsuitdrukking van de dierbaren straalt vooral berusting en – wederom – liefde uit: het lot is onomkeerbaar, laten we hem nu zo voorzichtig mogelijk uit deze barbaarsheid wegnemen en hem naar zijn humane graf brengen; laten we hem daar bewenen en gedenken; wellicht kunnen we ons na de barbaarsheid te hebben ingewisseld voor de menselijkheid met het onontkoombare lot verzoenen. Zelden, misschien wel niet eerder zag ik een voorstelling waar de barbaarsheid zo dicht op de hielen wordt gezet door de menselijkheid, de deernis, de berusting. De barbaarsheid heeft gedood maar de humaniteit heeft gezegevierd. Zoals gezegd, ook los van de religieuze inhoud van de voorstelling weet deze beeldengroep als geen andere kunstuiting te raken, te ontroeren.
mei 2006