Mulder, Hans – De ontdekking van de natuur

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Uitgeverij Terra, 246 pagina’s

 

 

Deze werkelijk prachtige uitgave, in 2021 bekroond met de Jan Wolkersprijs, werd geschreven door Hans Mulder, conservator natuurlijke historie van het Allard Pierson waar de collecties van de universiteit van Amsterdam zijn ondergebracht. Het is vooral een boek over briljante alleskunners.

Hij laat ons al in de eerste hoofdstukken zien dat twijfel geen eigenschap was die werd aangemoedigd. “Het was zekerheid, en dan in het bijzonder de zekerheid die te vinden was in de leer van de Kerk, waarnaar gestreefd moest worden”. De beschrijving van de natuurhistorie was in den beginne nadrukkelijk onderdeel van de christelijke geloofsbeleving.

Een kleine anekdote: de Pelikaan komt slechts eenmaal voor in het Oude Testament. De oorspronkelijke Hebreeuwse versie rept in de Septuagint van ‘pelekani’ en dat werd in de Vulgaat vertaald met ‘pellicano’. Maar in de Nederlandse Statenvertaling van 1637 is die vogel opeens een ‘roerdomp’ geworden, om in de Willibrordvertaling uit 1975 te muteren in een ‘kraai’ die in de nieuwe vertaling uit 2004 in een ‘uil’ veranderde! Op zijn zacht gezegd merkwaardig.

Overigens, omdat het Nieuwe Testament in Openbaring 12:3 de zevenkoppige draak Hedra ten tonele voerde, ging men er lang van uit dat draken tot de reële wereld behoorden. Tot ver in de Middeleeuwen. Linnaeus twijfelde in 1735 als een van de eersten aan het bestaan van draken, ook al had hij ze in zijn eerste classificatie wel opgevoerd onder het kopje Paradoxa, evenals de pelikaan trouwens. Later schrapte Linnaeus de draak definitief en verhuisde de pelikaan naar de plaats waar die vogel recht op had.

Nog een anekdote: naar verluidt meende Karl Popper aanvankelijk dat de evolutietheorie niet te falsifiëren was en dus niet als een wetenschappelijke theorie kon worden beschouwd. Waarop de bioloog J.B.S. Haldane (1892-1964) antwoordde: “Toon me het fossiel van een konijn in de aardlaag van het precambrium en we praten verder”. Had Popper daar niet zelf op kunnen komen?

Boeiend zijn de geschiedenissen van de zo onfortuinlijke Georg Rumphius (1627-1702) en Maria Sibylla Merian (1647-1717) die als eerste liet zien dat een grote spin een kolibrie verorberde om welke reden het een vogelspin werd genoemd. Wetenschappers uit haar tijd weerspraken haar tot pas 150 jaar later haar waarneming werd bevestigd door een andere wetenschapper. Ook verrichtte Merian baanbrekend werk bij de weergave van de metamorfose van rups naar vlinder.

Heel interessant is ook het hoofdstuk over Carl Linnaeus, die bepaald niet zonder eigendunk was. Wat opvalt aan deze mannen en vrouwen is behalve hun toegewijd zijn vooral hun encyclopedische kennis die ze vaak al op jonge leeftijd wisten te vergaren. Ja, er was nog veel te ontdekken en ja, er was nog veel laag hangend fruit, maar veel van deze wetenschappers leken, nee waren echt een uomo universale, thuis op meerdere onderzoeksterreinen. Linnaeus was weliswaar niet de eerste die de mens onder de dieren klassificeerde (de viervoeters) maar hij week daarmee wel af van de christelijke leer die de mens nadrukkelijk boven de dieren plaatste.

Nog zo’n homo universalis is Alexander von Humboldt (1769-1859) die zich bekwaamde in mijnbouw, meteorologie, elektriciteit, talen, planten en dieren en daarnaast ook nog eens zelf talloze meetinstrumenten maakte. Zijn broer Wilhelm zou schitteren als taalwetenschapper, filosoof en staatsman. Het leven van von Humboldt is een aaneenschakeling van de meest fantastische avonturen, jaloersmakend. Von Humboldt realiseerde zich dat de hele natuur onderling samenhangt, niet alleen plant en insect, zoals Merian al had aangetoond maar ook flora, fauna, de mens, geologie, klimaat er cetera. Er loopt een rechte lijn van Von Humboldt naar James Lovelock (Gaia) en Peter Westbroek (earth system science).

Natuurlijk ontbreekt ook Darwin niet in dit buitengewoon fraai uitgegeven boek. Na zijn reis van vijf jaar met de Beagle zou Darwin Engeland nooit meer verlaten. Al zijn expedities, onderzoekingen en experimenten hadden hem aan het denken gezet. Hij had de rest van zijn leven nodig om zijn On the origin of species by means of natural selection, or the preservation of favoured races in the struggle for life te schrijven en daarna te verdedigen. De schrijver noemt dit werk van Darwin terecht “misschien wel het belangrijkste boek uit de geschiedenis van de mensheid”.

Ook fossielen werden bestudeerd. Men ging er lang van uit dat God die fossielen in de aarde had verstopt om het geloof van de mens op de proef te stellen. Of het waren restanten van leven dat tijdens de zondvloed was omgekomen. Wat te denken van Athanasius Kirchner (1602-1680), die schreef over Egyptologie, muziek, de Chinese taal, de toren van Babel, de pest en nog veel meer en die zich in de onrustige krater van de Vesuvius liet afzakken om meer te weten te komen over het binnenste van de aarde. Kirchner zat er vaak naast in zijn verklaringen maar zijn nieuwsgierigheid was zonder grenzen. Een van zijn meer dan veertig boeken was getiteld Mundus Subterraneus.

En, het moet nog maar eens gezegd, veel wetenschappers leverden hun bijdrage aan het ontsluieren van de geheimen van de natuur in de stellige overtuiging dat zij daarmee het wonder Gods zichtbaar maakten. En we kunnen hen daarvoor alleen maar dankbaar zijn. Zonder hun godsvrucht zouden ze wellicht nooit hun baanbrekend werk hebben verricht. En velen onder hen waren ook priester, zoals Darwin aanvankelijk verondersteld werd zijn vader als predikant op te volgen. Hij was afgestudeerd als theoloog. Hans Mulder schreef een razend interessant boek in heldere en toegankelijke taal over de geschiedenis van het natuuronderzoek. Werkelijk schitterend en rijk geïllustreerd. Een aanrader voor iedereen die iets wil begrijpen van de zoektocht van de mens naar de geheimen en de samenhang van de natuur, culminerend in het spectaculaire en baanbrekend werk van Darwin en Wallace: de evolutieleer. Als iets de mensheid op weg geholpen heeft iets meer te begrijpen van haar eigen oorsprong, dan is het wel het eindeloze zoeken en interpreteren van Charles Darwin, dwars tegen zijn geloofsovertuiging in. Het werk van Darwin kan nooit overschat worden.

 

Enno Nuy
Januari 2022

2022-01-09T09:24:20+00:00