Norder, Sietze – de wereld in het klein

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Wat eilanden ons vertellen over de relatie tussen mens en natuur
Prometheus, 221 pagina’s

 

Geen eiland op aarde is zo geïsoleerd als het eiland Aarde. Een planeet B kennen we niet en als die al zou bestaan ligt die heel wat verder weg als de afstanden die we naar onze eigen eilanden moeten afleggen. In de eilandbiogeografie staat centraal de vraag hoe en waarom het leven tussen eilanden verschilt. Het leven op eilanden heeft een helder startpunt, het moment waarop het eiland voor het eerst boven water kwam. En omdat nauwkeurig te achterhalen is wanneer mensen op die eilanden verschenen, zijn eilanden bij uitstek geschikt om mens-natuurrelaties te onderzoeken. Enkele van de eerste opmerkingen van de biogeograaf Sietze Norder. Ik kende hem niet maar kwam hem tegen bij mijn reisboekhandel, omdat het thema van dit boek ‘eilanden’ is.

Pas in 1977 werden de eerste hydrothermale bronnen ontdekt nabij de Galapagoseilanden. Acht jaar nadat de eerste mens op de maan landde! Onderzoekers ontdekten diep op de oceaanbodem leven dat 400 graden Celsius verdroeg! Tweeëneenhalve kilometer onder water. Laten we ons vooral realiseren dat leven onder water begon. Als we alle eilanden ter wereld samenvoegen, beslaan ze ongeveer 7 procent van het totale landoppervlak. Maar ze huisvesten wel 19 procent van de vogels en 17 procent van de planten komt alleen op de eilanden voor. Eilanden leveren dus een disproportionele bijdrage aan de wereldwijde biodiversiteit. Toen in 1883 het eilandje Anak Krakatau tussen Java en Sumatra ontstond door een vulkaanuitbarsting trof men een jaar later al een spinnetje en een plukje gras aan. Dat spinnetje bleek zich heel gemakkelijk door de lucht te laten verplaatsen. Amfibieën, kikkers en salamanders verdragen geen zout water, die tref je dus nauwelijks aan op oceanische eilanden. Net als zoogdieren trouwens. Op Mauritius komt maar één endemisch zoogdier voor: de vleermuis, die zelf kan vliegen. Dodo’s konden ooit vliegen naar verloren die vaardigheid toen ze eenmaal op Mauritius landden. Darwin en Wallace vermoedden dat dit kwam door de afwezigheid van grote roofdieren op het eiland. Als er niets is waarvoor je weg moet vliegen, stop je er uiteindelijk mee. Men noemt dit ook wel ecologische naïviteit.

De ‘eilandregel’ leert dat kleine dieren op een eiland groter worden terwijl grotere dieren kleiner worden. In het eerste geval hoeven prooidieren niet meer kleinste zijn om zich te verstoppen voor grote roofdieren. Die komen immers niet voor op eilanden. Hetzelfde geldt voor grote dieren. Ze hoeven niet meer groot te zijn als ze niet meer bejaagd worden door grote roofdieren. Bovendien, als je kleiner bent kun je met minder voedsel toe, ook wel handig op een eiland. Dit fenomeen doet zich ook bij planten en bomen op eilanden voor. Laag bij de grond is er veel competitie, plantjes die wat groter worden hebben daarmee een duidelijk evolutionair voordeel. En tot slot is de eilandregel ook van toepassing op mensen. Denk aan Homo Floresiensis. Sommige dieren moesten hun toevlucht nemen tot parthenogenese om op eilanden nageslacht te genereren: de vrouwtjes hadden geen mannetjes meer nodig! Die vaardigheid moeten de vrouwtjes al in zich gedragen hebben toen ze al dan niet vrijwillig de oversteek naar eilanden maakten. En zo zien we ook dat op eilanden niet alleen insecten voor bestuiving zorgen maar ook vogels en zelfs hagedissen.

MacArthur en Wilson ontwikkelden in de jaren zestig het zogeheten ‘evenwichtsmodel’ voor eilandbiogeografie. Dit model leerde dat soortenrijkdom het resultaat is van immigratiesnelheid en uitstervingssnelheid. Doorgaans verloopt de immigratie een stuk langzamer naarmate een eiland geïsoleerder is en verloopt de uitsterving langzamer naarmate het eiland groter is en soorten makkelijker kunnen overleven. Op kleinere eilanden is de concurrentie, ook tussen soorten, nu eenmaal een stuk groter.

De Canarische eilanden zijn door mensen vijfhonderd jaar voordat de Romeinen het Colosseum bouwden gekoloniseerd voordat de Noren Groenland en IJsland ontdekten. De mate van isolatie is hier van belang (de eilanden zijn zichtbaar vanaf de Noord-Afrikaanse kust) maar ook windrichting en zeestromingen spelen hier een rol. Bovendien konden de Noord-Afrikanen kennelijk zeewaardige boten bouwen. Overigens slaagde homo erectus er 800.000 jaar geleden al in de eilanden Flores en Sulawesi te koloniseren! Men neemt aan dat dat bij toeval geschiedde hetgeen het ontstaan van de Homo Floresiensis mogelijk maakte. Het koloniseren van eilanden vergde niet alleen bepaalde vaardigheden (iets maken wat blijft drijven en stuurbaar is) maar wil en vermogen tot samenwerken om een gezamenlijk doel te bereiken. En natuurlijk ook het vermogen tot communicatie.

In zijn algemeenheid geldt dat biodiversiteit op eilanden met een ontoegankelijk landschap beter beschermd is tegen menselijke invloeden zoals ontbossing. Bouwsels van dieren als mieren, bevers en spinnen beïnvloeden andere wezens. Bouwsels van mensen ook maar schaal en tempo zijn bij de mens vele malen groter dan bij andere dieren. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mens invloed had op zowel de immigratiesnelheid en de uitstervingssnelheid. En al snel slaagde de mens erin de draagkracht van eilanden geheel op te souperen. Bossen verdwenen te snel en herstelden zich niet, gewassen werden gebruikt om varkens te voeden waardoor mensen honger kregen en zelfs overgingen tot kannibalisme. En het is evident dat invasieve soorten een funeste invloed konden uitoefenen op hun nieuwe omgeving. Denk aan ratten, muizen en katten. Geiten ook trouwens. Norder: “Voor de geiten voelde het alsof ze waren neergeploft in een bak verse salade, voor endemische planten was het meer als wakker worden in een blender”. Niet zelden vonden die geiten de endemische planten lekkerder dan de door de mens meegebrachte planten.

Zodra homo sapiens zich laat zien, sneuvelen de grootste soorten het eerst. Overal waar de mens kwam werd bijvoorbeeld de mammoet uitgeroeid. Als gevolg hiervan ontstonden enorme berkenbossen.

Het aantal talen dat op één eiland gesproken wordt is goed te voorspellen aan de hand van de oppervlakte, de isolatie van dat eiland en de duur van menselijke bewoning. Een kwart van de zevenduizend talen die wereldwijd gesproken worden, komt voor in Oceanië. Op Nieuw-Guinea worden meer dan negenhonderd talen gesproken!

Norder staat uitgebreid stil bij de handel in kruiden, specerijen en suikerriet waarin vooral de Engelsen en Nederlanders een rol speelden naast de Portugezen en Fransen. En waarin de slavernij een hoofdrol voor zich zou opeisen. Plaats van handeling waren opmerkelijk genoeg eilanden en in mindere mate kustgebieden aangezien de distributie van suikerriet enkel per schip geschiedde: Banda, Madeira, Mauritius, Canarische eilanden en de Caraïben. Na de kolonisatie werden in beslag genomen eilanden gebruikt en uitgebuit ten gunste van het koloniserende land. En vrijwel altijd ging dit ten koste van het bestaande lokale ecosysteem. Norder: “De reizen van Columbus waren een gamechanger voor de biogeografie. Waar voorheen ecologische en culturele uitwisseling vooral regionaal plaatsvind, werd dat na Columbus mondiaal”. En die uitwisseling zou in snelheid en impact sedertdien alleen maar toenemen. Zo is op de Azoren sinds de aankomst van de mens het aantal soorten planten verviervoudigd.

De achteruitgang van de wereldwijde biodiversiteit gaat niet alleen over het uitsterven van soorten maar ook over het kelderen van populaties, stelt Norder. En het uitstervingsrisico van talen is hoger dan dat van vogels en zoogdieren. Norder herhaalt nog maar eens de drie belangrijkste oorzaken voor het verlies van biodiversiteit door het uitsterven van soorten: habitatverlies, overexploitatie en veranderende interacties tussen soorten. En wat dit laatste betreft: van alle soorten die wereldwijd zijn uitgestorven door toedoen van invasieve soorten, leefde ruim 85 procent op eilanden.

Overigens ligt de levensduur van een soort ergens tussen de 1 en 10 miljoen jaar. Er zijn naar schatting ongeveer 10 miljoen soorten. Bij een uitstervingssnelheid van één soort per miljoen jaar, zouden er jaarlijks dus ongeveer 10 soorten uitsterven. Maar momenteel ligt die snelheid honderd, misschien wel duizend keer sneller dan de verwachte achtergrondsnelheid.

We kennen in onze geschiedenis vijf massaextincties waarbij telkens meer dan driekwart van het totaal aantal soorten wereldwijd uitsterft. De mens is hard op weg de oorzaak van een zesde massaextinctie te worden.

In het slothoofd memoreert Norder nog maar eens dat de planeet aarde een eiland in een onmetelijke oceaan is. Wij hebben de natuur gereduceerd tot hulpbron en de mens tot consument. Onze economische ideologie gaat ondanks alles uit van eeuwige groei. Maar we hebben nog steeds geen manier gevonden om ons op een duurzame manier tot de natuur te verhouden. Hoe kunnen juist eilanden ons helpen hier een uitweg te vinden? Norder pleit ervoor op lokaal niveau actie te ondernemen, lokale acties, ingebed in de lokale geschiedenis van mens-natuurrelaties. Juist op eilandschaal kunnen we talloze maatregelen treffen die snel effect kunnen sorteren waarvan de gevolgen heel snel zichtbaar worden. Hij geeft daarvan enkele sprekende voorbeelden. Als habitatverlies een belangrijke oorzaak van het verlies van biodiversiteit is, zorg er dan voor dat er meer dan de huidige 15 procent van het landoppervlak wordt beschermd. En we moeten monoculturen vermijden en vervangen door meer diverse ecosystemen. Ieder eiland is het resultaat van een unieke geschiedenis van mens-natuurrelaties. Norder: “Als eilanden kleine werelden zijn, dan is de aarde een archipel”.

Dit alles neemt niet weg dat de huidige klimaatcrisis een mondiale crisis is die mondiale maatregelen vergt. Norder betwist dat (uiteraard) niet maar hij heeft met dit boek heel helder beschreven hoe mens-natuurrelaties kunnen verlopen en hoe zulke ontwikkelingen desastreus uitpakken als de mens zichzelf buiten de natuur plaatst. Niet alleen schreef hij met dit De wereld in het klein een buitengewoon leerzaam en informatief boek, het is ook nog eens goed geschreven in een uitstekende en vlotte stijl. Ik heb het met bovengemiddeld enthousiasme gelezen en kan het iedereen die zich zorgen maakt om onze wereld van harte aanbevelen. Maar het zijn juist zij die zich geen zorgen willen maken over onze wereld, die dit soort boeken zouden moeten lezen. Hoe krijgen we hen zo ver?

 

Enno Nuy
augustus 2021

2021-08-30T07:22:10+00:00