Wal, Gijsbert van der – Wijd open ogen

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

De Bezige Bij,386 pagina´s

 

Eigenlijk lees ik nooit kunstrecensies. Behalve wanneer de naam van de kunstenaar of een afbeelding van een van diens werken mij intrigeert. De recensie lees ik vervolgens niet maar bewaar ik totdat ik de expositie heb gezien. Ik ben gestopt met het lezen van kunstrecensies nadat ik enkele malen de doorwrochte teksten van Anna Tilroe probeerde te doorgronden om vervolgens vast te stellen dat ik daarin telkens hopeloos vastliep. Dat soort teksten is alleen interessant voor kunstenaars en museumdirecteuren. Niet voor de kunstconsument waartoe ik mijzelf reken. Toen ik een recensie zag van Wijd open ogen van Gijsbert van der Wal besloot ik vrijwel meteen dat boek aan te schaffen, zonder precies aan te kunnen geven waarom dan eigenlijk. Misschien omdat ik diagonaal lezend opving dat het over figuratieve kunst ging. De recensie heb ik bewaard en zal ik lezen zodra mijn eigen tekst is afgerond.

Over dit boek ben ik laaiend enthousiast en dat heeft alles te maken met de wijze waarop van der Wal over kunst schrijft. Wars van intellectualisme, geen teksten vol onbegrijpelijke kwalificaties en menselijke overwegingen en emoties die ikzelf nooit heb mogen ervaren of wat dies meer zij. Nee, hier tref je heldere teksten aan van iemand die buitengewoon geïnteresseerd is in kunst, iemand die het tekenen en schilderen ook zelf ter hand neemt en weet hoe moeilijk dat is. Kunsthistoricus ook, hij weet waar hij het over heeft.

In dit boek behandelt hij uitsluitend figuratieve kunst. Dat is een keuze geweest die hij niet verder toelicht maar deze keuze betekent natuurlijk niet dat hij van abstracte kunst niet zou (kunnen) genieten. Afin, hoe het ook zij, al na de eerste pagina’s weet je dat je een prachtig boek in de hand houdt. Je zou kunnen zeggen: wat is er nou aan om allerlei teksten te lezen over het werk van kunstenaars die je niet kent, nooit eerder zag? Maar juist dat is een van de aantrekkingskrachten van dit boek. Ofschoon van der Wal niet primair over kunstenaars schrijft, kun je natuurlijk nooit om de maker heen. Van der Wal is iemand die goed kijkt en je laat zien hoe moeilijk het is om een goed stilleven te maken, een portret te tekenen of te schilderen, hoe ingewikkeld het is om tegenlicht te laten zien of de nacht. Hij citeert niet voor niets Hockney als die zegt:” I’ve always believed that pictures make us see the world”. Hoezo, denk je dan, ik heb toch mijn eigen ogen om om me heen te kijken? Natuurlijk, maar we realiseren ons doorgaans niet hoezeer we het merendeel van wat we waar zouden kunnen nemen voor lief nemen, niets eens registreren. En het is inderdaad opvallend hoezeer je bij het waarnemen en echt en aandachtig kijken naar je omgeving associaties oproept met het werk van kunstenaars dat je eerder zag. Tijdens wandelingen door het Teutoburgerwald moest ik denken aan het werk van de schrijver Ernst Jünger en de schilder Caspar David Friedrich en een strandwandeling brengt me onvermijdelijk bij Weissenbruch en Mesdag en zomernamiddagen bij Rudolf Hagenaars.

Enigszins vilein citeert van der Wal enige malen een kunstenares die uitlegt dat ze een meloen heel goed naar de natuur kan schilderen maar dat daar niets aan is en dat het veel spannender is om een lullige meloen te schilderen. Hij stelt vast dat veel hedendaagse kunstenaars opzettelijk moeilijk doen en verklaart dat vanuit de kennelijke opvatting dat de expressie belangrijker is dan schoonheid of correctheid in combinatie met de misvatting dat een kunstenaar per definitie de kont tegen de krib, welke dan ook, moet gooien. Kijk, dat is nu eens een verklaring naar mijn hart hoewel ik mezelf van reactionair denken beschuldig als ik zelf met zulke uitleg kom.

Voor van der Wal gaan vorm en inhoud, voorstelling en materiaal hand in hand. En met grote instemming haal ik hier W.G. Sebald nog maar eens aan die in Logies in een landhuis stelt dat kunst niet zonder vakmanschap kan. Ik maak mij sterk dat van der Wal daar net zo over denkt. En ook een hedendaags kunstenaar als Levi van Veluw denkt daar zo over. Mij bevalt dat wel.

Ofschoon ik niet echt gegrepen werd door het werk van Arie Schippers en Willem den Ouden, werd ik wel getroffen door hetgeen van der Wal over deze kunstenaars schreef en wanneer ik de kans krijg het werk van deze kunstenaars in het echt te kunnen zien, zal ik die kans zeker niet voorbij laten gaan.

Evenzo bracht van der Wal mij in aanraking met voor mij tot nog toe (nagenoeg) onbekende kunstenaars als Henk van Rensbergen (schitterende fotografie op Abandoned Places), Andreas Gefeller, Robbie Cornelissen (wiens werk ik nog deze maand in Kampen ga zien), Levi van Veluw (wiens werk ik eens in Arnhem zag), Theo de Feyter, Jan Weissenbruch ( de neef van), Piet Sebens en Kris Spinhoven. Met name deze laatste twee kunstenaars hebben om verschillende redenen mijn interesse gewekt. Ik hoop spoedig ook hún werk eens te kunnen zien om uit te vinden waarom precies zij mijn aandacht trokken.

Om kort en goed te gaan, dit is een heerlijk boek, uitstekend en vlot geschreven door een bevlogen iemand die plezier aan kunst beleeft, die heel goed kan kijken, met een welwillende maar altijd kritische blik, die weet waar hij het over heeft.

 

 

Enno Nuy

Februari 2013

2018-10-11T13:17:58+00:00