Márai, Sándor – De opstandigen

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Naar verluidt beschouwde Sándor Márai deze roman als zijn meest geslaagde werk waarin hij op de meest volledige manier kon verwoorden wat hem bezig hield, raakte. Het boek beschrijft de wederwaardigheden van vier jongelingen (Abel, Ernö, Béla en Tibor) die elkaar op min of meer toevallige wijze vinden tijdens hun middelbare school periode. Wat hen, ogenschijnlijk, bindt is hun afkeer van en verzet tegen de wereld van de volwassenen. Een wereld waarmee zij geen enkele verwantschap (zeggen te) voelen en waar zij niets mee te maken willen hebben. De roman speelt tijdens de Eerste Wereldoorlog en die oorlog is typisch zo’n product van hun oudergeneratie, een oorlog waarmee zij niets te maken willen hebben, niet uit puur antimilitarisme maar enkel en eenvoudig omdat het niet hún oorlog is.  Op een prachtige en geloofwaardige manier schetst Márai hier de belevingswereld van de adolescent, de jongvolwassene met al zijn twijfels en onzekerheden, al zijn bravoure en pathos.

De vier “kameraden” gaan erg ver in hun verzet, in hun burgerlijke ongehoorzaamheid (zo‘n term waarvan wij menen dat die pas in de jaren zestig van de twintigste eeuw werd bedacht maar dat is onzin natuurlijk; Sándor Márai schreef er dertig jaar eerder een prachtige roman over), ja zij gaan daarin zó ver dat zij een wereld creëren die groter is dan henzelf en die hen uiteindelijk naar een maalstroom van gebeurtenissen voert die ver boven hun macht reikt.  Een maalstroom aan het einde waarvan op de meest pijnlijke wijze de hechtheid en de waarde van de (veronderstelde) kameraadschap en daarbij behorende solidariteit wordt blootgelegd. Dan ook blijkt hoe broos het verzet van de jongvolwassene is, een vaak onvermijdelijke fase in het leven van de mens die op zoek is naar zijn eigen plek in de samenleving, de wereld om hem heen en de ordening daarbinnen.

Maar voor we bij die bijna apocalyptische maalstroom zijn aangeland heeft Márai ons kennis laten maken met werkelijk onvergetelijke personages. Het zijn niet de vier adolescenten die hier de hoofdrol spelen, het zijn juist de representanten van de andere zijde zoals daar zijn de afwezige want aan het front gelegerde vader van Tibor; diens zieke moeder; de bijna autistische vader van Abel die later ook naar het front vertrekt; de ziekelijke vader van Ernö, schoenlapper van beroep die de wereld verdeelt in rijk en arm en voor het overige bijbelcitaten en interpretaties daarvan de wereld in slingert, de schoenlapper die op de laatste pagina’s van deze schitterende roman een even grandioze als bizarre en desondanks volstrekt geloofwaardige hoofdrol opeist; de acteur Amadé die werkelijk op de meest kleurrijke en fantastische manier door Márai wordt beschreven en die zich in de laatste uren van deze roman als een beklagenswaardig en intens tragisch karakter ontpopt; maar vooral de onvergetelijke Havas, de pandjesbaas, die uitsluitend vlees eet en in de slotscènes van de roman een magistraal en diep treurig verhaal vertelt, de opmaat voor de apotheose van het boek waarin de jongens definitief en stuk voor stuk hun onschuld en onbevangenheid verliezen in een werkelijk schokkend einde.

Deze roman vertelt een verhaal van alle tijden, ook van het huidig tijdgewricht. Ik houd me hier verre van een nadere beschrijving van toedracht of sfeer, het is aan de nieuwsgierig geraakte lezer dit zelf te ontdekken. Hoe kan het toch dat de romans van Sándor Márai pas na zijn dood aan de vergetelheid zijn ontrukt? Want dat hij tot de grootste schrijvers van de vorige eeuw moet worden gerekend zal door weinigen betwist worden.

 

Enno Nuy 2003

2018-10-11T08:46:19+00:00