Brouwers, Jeroen – Datumloze dagen

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Uitgeverij Atlas, 186 pagina’s

 

Datumloze dagen, de jongste (ook de laatste?) roman van Jeroen Brouwers beschrijft de ontmoetingen van een vader met zijn niet gewilde zoon. Het huwelijk waaruit de zoon geboren wordt, strandt en de moeder maakt verder contact tussen vader en zoon tamelijk lastig. De vader heeft weinig extra aansporing nodig om zich bij deze situatie neer te leggen. En zo verliezen vader en zoon elkaar uit het oog totdat de zoon, uit niets meer dan nieuwsgierigheid zo lijkt het, zijn vader opzoekt om vervolgens, teleurgesteld, weer in de vergetelheid te verdwijnen. Voordat de geschiedenis aan zijn apotheose toe is, ontmoet de vader zijn zoon bij twee ook in tijd verschillende gelegenheden. Beide keren herkent hij zijn zoon niet, zelfs niet wanneer deze bij hem aan tafel zit. De manier waarop Brouwers deze ontmoetingen beschrijft maakt ze tot schokkende gebeurtenissen, je voelt als het ware het schaamtezweet bij de vader uitbarsten wanneer hij zich realiseert dat er geen excuus is voor zijn niet herkennen.

In hoeverre Brouwers hier een autobiografische roman schreef weet ik niet. Zelf heeft hij twee zonen en een dochter. In een interview met Lieven Vandenhaute voor Terzake op 12 oktober 2007 vertelt Jeroen Brouwers dat de dood van zijn oudste zoon de directe aanleiding tot zijn laatste roman vormde. (Dat verklaart ook het aan de Bijbel ontleende motto waarmee de roman begint: II Samuel 18:33 waarin koning David bij de dood van zijn zoon Absalom jammert: „O was ik maar gestorven, ikzelf, in plaats van u”) In die zin zou men het slot van deze roman wellicht als autobiografisch kunnen betitelen. Maar of de roman werd geschreven omdat de vader zich schuldig voelt over het verwaarlozen en negeren van zijn zoon, is mij niet bekend. Gaat me ook geen donder aan overigens.

Wel is het zo dat ik van meet af aan het beeld van de schrijver zelf voor ogen had tijdens het lezen. Dat komt niet alleen door de ik-vorm waarin het boek geschreven is maar vooral door de mate waarin de ik-figuur qua karakter lijkt samen te vallen met de schrijver zelf. Dat is natuurlijk een gevaarlijke opmerking; anderzijds ontstaat er bij het lezen van het werk van een schrijver – en ik heb inmiddels zo’n negentig procent van zijn werk gelezen – onvermijdelijk een zeker beeld van de persoonlijkheid van de schrijver. Daaruit rijst het beeld op van een man die zich niet soepel en gemakkelijk beweegt in een sociale gemeenschap, die niet anders kan dan zich telkens weer vrijmaken, bevrijden van wat hem bindt. Sociale verbintenissen lijken hem, zeker op den duur, vooral te hinderen, letterlijk te binden. Zich daaraan overgeven zou het einde of de onmogelijkheid van zijn schrijverschap hebben betekend. Afin, laat ik dit waaghalzerige psychologiseren maar gauw vergeten maar het beeld beklijft dat de zich telkens vrij makende man verdraaid weinig met zijn vrijheid weet te bereiken.

Dat geldt ook voor de vader in Datumloze dagen. Een aartscynicus die niet voor de werkelijkheid wegloopt en zichzelf niet spaart wanneer die werkelijkheid hem dwingt zichzelf onder ogen te zien. Toch vraag je je af waarom zo’n man toch telkens weer relaties aanknoopt. Vrouwen komen er trouwens niet veel beter van af. Of ze laten zich tegen de wil van de man stiekem door hem bezwangeren of ze zijn net zo overspelig als hijzelf. Nee, de mens van Jeroen Brouwers strekt niet tot aanbeveling, stemt niet hoopvol. Zinloos en doelloos geploeter, zo lijkt het.

In de NRC van 20 oktober 2007 schrijft Arjen Fortuin dat de zoon niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als de verbeelding van een schrijverschap. “Als de vader de tobber Jeroen Brouwers is, is de zoon de schrijver Jeroen Brouwers”. Mij lijkt dit een typisch geval van psychologiserend hineininterpretieren. Ik geloof er niet zo in. Als voorheen betekent het lezen van deze roman wederom genieten van de grootste hedendaagse stilist in de Nederlandse letteren. Het taalgebruik van Brouwers is ongeëvenaard, hem zul je niet op een fout betrappen. Brouwers spreekt bijvoorbeeld van grint waar ik zelf gewoonlijk grind schrijf. Naspeuring leert dat beide spellingswijzen geoorloofd zijn. Omdat men de –d hier uitspreekt als een –t en omdat de meervoudsvorm van dit woord niet bestaat wordt de schrijfwijze met een –t correct bevonden.

Ook gebruikt hij minder in zwang zijnde woorden maar nooit zodanig dat niet direct uit de context kan worden opgemaakt wat ze betekenen. Zo spreekt hij van veie akkers, een ponjaard van een penis, daaps van verliefdheid, radieuze glimlachjes, een rubberen sluifje, omvaamd door, en zo voorts. Van mij hoeft er geen verklarende woordenlijst bij – ik zoek het zelf wel op – alhoewel niet iedereen meteen zal weten dat Quid sum miser tunc dicturus staat voor Wat zal ik, ongelukkige dan nog zeggen?

Hoe ik over het schrijverschap van Brouwers oordeel is genoegzaam bekend. Ook dit is een prachtig werk, heel fraai uitgegeven ook.

 

Enno Nuy

2018-10-10T12:29:15+00:00