Kuitert, H.M. – Dat moet ik van mijn geloof

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Godsdienst als troublemaker in het publieke domein
Uitgeverij Ten Have, 157 pagina’s

 

Paard van Troje

In 2006 publiceerde de WRR haar rapport Geloven in het publieke domein waarin gepleit werd voor een herziening van de verhouding tussen kerk en staat op grond van de geconstateerde toename van religiositeit in de Nederlandse samenleving. Voormalig hoogleraar theologie H.M. Kuitert schreef een boek waarin hij zich fel verzet tegen een herziening van de verhouding tussen kerk en staat. “De vrijheid van de burger (–) is pas gegarandeerd als niet alleen de christelijke gelovige en niet alleen de moslim, maar ook – en juist – de niet-gelovige niet belaagd wordt door het geloof van andersdenkenden”, aldus Kuitert. Hij betoogt dat de WRR verwarring sticht door niet uit te gaan van heldere definities en tal van begrippen door elkaar heen te gebruiken die bepaald niet altijd dezelfde lading dekken. Religiositeit en spiritualiteit staan wetenschap niet en zeker niet per definitie in de weg; religie of godsdienst doorgaans wel.
De WRR heeft het over religie die terug van weggeweest is, religie als een nieuw fenomeen in onze samenleving, religie die niet met Gods woord of Allahs gebod aankomt. Maar de “reëel bestaande godsdiensten” doen dat zeer nadrukkelijk wel. Het pleidooi om op basis van de toegenomen religiositeit de verhouding tussen kerk en staat te herzien is gevaarlijk volgens Kuitert die onomwonden stelt: “Het religiebegrip dat het rapport hanteert, wordt een soort paard van Troje, dat in zijn buik de militia Christi (in haar rooms-katholieke versie) het publieke domein binnensmokkelt”.

 

Door mannen bedacht

In essentie sluiten moderniteit en de door God geopenbaarde religie elkaar uit en God is nog steeds het leidend beginsel in alle kerken, alle reëel bestaande religies. Wat in strijd is met een geloofsvisie is ten hoogste een mening en nooit een feit. Het niet mogen aanvaarden van de evolutietheorie is direct strijdig met de wetenschap. Of zoals Johan Goud verwoordde: “Dat de Koran uit de hemel is gevallen, is een mening; dat zes miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vermoord, is een feit”. Nog weer anders gezegd: de controverse tussen geloof en wetenschap bestaat wel degelijk. En het is toch merkwaardig, aldus Kuitert, dat nu juist de priesters zoiets ingewikkelds als ’s mensen zielenheil wordt toevertrouwd terwijl zij zoiets eenvoudigs als tellen, meten en wegen niet beheersen, ja er zelfs de hand mee lichten. De denkfout die de WRR maakt is dat de nieuwe religiositeit niet de wens koestert het publieke domein te betreden, waar de reëel bestaande godsdiensten dat zeer nadrukkelijk wel nastreven. En zo komen we vanzelf bij het hoofddoekje waarvan Kuitert onder meer stelt: “Het meest opvallende aspect is wel dat het door mannen bedacht is als verplichting voor vrouwen. Dat kan nooit goed voor vrouwen zijn”.

 

En moet alle knie zich voor hem buigen

Het is evident dat reëel bestaande godsdiensten een enorme invloed hebben (gehad) op de cultuur en de vraag is dan ook waardoor religies zijn ontstaan. Welnu, de vroege mens moest zelf bepalen – niet uitvinden, want er was geen betekenis of zin – hoe hij betekenis en zin kon geven aan het bestaan dat hem voor zoveel raadselen plaatsen. En de mens gebruikte daarvoor zijn verbeeldingskracht om orde in de chaos te brengen. De tijd waarin religies zich nog aan het warmlopen waren, ligt in een ver verleden waarin de mens mythes construeerde en mondeling overleverde. Vanaf het moment dat de mens in staat was een schrift te ontwikkelen werd het libretto van de religie geboekstaafd en riten vormden als het ware de toneelhandeling waarmee de mens die mythe kon handhaven. “Het leven wordt geleefd, tot in de kleinste details, volgens een moeten dat door het geloof wordt gedicteerd”. “Het doorgeven ervan aan volgende generaties is geen indoctrinatie, want zo’n strategie veronderstelt dat er ook een andere werkelijkheid bestaat, maar die is er niet. Ook geen dwang, want dat veronderstelt dat er vrijheid is. Maar vrijheid is niet aan de orde als je nergens voor een keuze komt te staan”. Maar, conflicten worden geboren en oorlogen worden zelfs gevoerd. Christendom en Islam doen wat dat betreft niet voor elkaar onder. En mogen we het Oude Testament enige historische waarde toekennen, dan wist ook het jodendom ervan: het land Israël is met militaire middelen veroverd op de oorspronkelijke bewoners, aldus Kuitert.” Als er maar één god is, dan is hij god van de hele wereld, en moet alle knie zich voor hem buigen”.

 

Eenheid van cultuur en religie

De vraag is nu waarom in Europa de eenheid van cultuur en religie sneuvelde. Kuitert schetst hier hoe secularisatie niet het wegvallen van geloof of godsdienst is, maar veeleer het onbruikbaar worden van geloof en godsdienst in bepaalde sectoren van het bestaan. In de eerste plaats wijst hij daarbij op het door Calvijn geïnstigeerde opheffen van het renteverbod (in Deuteronomium 23:20 e.v. lezen we dat we van een buitenlander wel rente mogen heffen, maar niet van iemand uit ons eigen volk. Een andere ontwikkeling die in belangrijke mate heeft bijgedragen tot de opheffing van de eenheid van cultuur en religie is de eindeloze reeks van afsplitsingen van de tot dan toe officiële leer of kerk, waardoor afstand gedaan moet worden van absolute aanspraken. Denk maar aan onze eigen Willem van Oranje in de 16de eeuw, misschien wel Nederlands eerste vrijdenker of Frederik de Grote van Pruisen, die in 1740 de eerste was die de overheid, de staat boven de religies stelde. De moderne seculiere staat is in het leven geroepen om samen leven mogelijk te maken tussen mensen met ongelijke religieuze aspiraties en ongelijke religieuze verplichtingen. En tot slot is het natuurlijk de wetenschapsbeoefening die de nekslag toebracht aan de eenheid van cultuur en religie. Steeds meer leerde mens dat moraal niet alleen haar basis vond in religie of godsdienst maar dat ook het menselijk verstand bij machte was een morele basis te ontwikkelen.

 

What about islam?

Uiteraard besteedt Kuitert ruime aandacht aan de Islam, de nieuwe toetreder op de Westerse markt voor reëel bestaande godsdiensten. Hij windt er geen doekjes om: “wat binnenkomt in Nederland aan Islam, is de binnenkomst van religieus gezag, van het woord van Allah vervat in de Koran”. Maar ook de Islam zal de secularisatie niet kunnen stoppen, geen enkele reëel bestaande godsdienst kan op tegen de moderne cultuur met haar wetenschappelijk onderzoek en haar arsenaal van verworven kennis, aldus Kuitert. Het is alleen voor moslims vele malen lastiger om te wennen aan de publieke ruimte. Ze hebben er immers geen enkele ervaring in opgedaan, terwijl de aanhangers van het christelijk geloof daar eeuwen de tijd voor kregen.

Voorts wijst hij op regelmatig voorkomende versprekingen van confessionele politici (zelfs onze premier) die de indruk wekken alsof men zonder geloof niet zou kunnen functioneren en dat geen geloof ook geloof zou zijn. Seculier wordt in hun gedachtegang gelijkgesteld aan secularisatie en dat staat weer voor ongeloof. Kortom, “de strijd tegen de secularisatie is dan in feite de strijd tegen de bezetting van het publieke domein door het ongeloof. Alsof ongeloof het kenmerk van het publieke domein zou zijn! Dit soort verwarring, ik kan het niet anders zien of het loopt op publiek onheil uit” aldus Kuitert. Hij situeert het startpunt van de seculiere stat bij het opkomen voor de gewetensvrijheid der burgers, de vrijheid om het geloof aan te hangen dat men het meest verkieslijk acht. De staat houdt partijen it elkaar door zelf geen partij te kiezen, de staat belijdt geen godsdienst maar is seculier.

 

Homoseksuele toetssteen

Een heldere toetssteen voor de scheiding tussen kerk en staat is de homoseksualiteit. Reëel bestaande religies vinden homoseksualiteit iets verwerpelijks dat ten hoogste achter de voordeur getolereerd zou kunnen worden. Als je dan zo nodig moet, doe het dan maar thuis en val ons er niet mee lastig. Maar homoseksualiteit is iets dat bij de persoon hoort, aldus Kuitert en: mensen kunnen niet mens-zijn als zij hun seksuele identiteit moeten opgeven of verloochenen. De moderne seculiere stat kan in zo’n situatie maar op een manier reageren: niet de homoseksueel maar het van God gegeven verbod op homoseksualiteit hoort achter de voordeur. Een christen of moslim die een mens het verbiedt homoseksueel te zijn is net zo bizar als een  ongelovige die een moslim gebiedt homoseksueel te zijn. Dat is de crux van dit verhaal: “de niet-gelovige is op maatschappelijke vrijheid voor zichzelf uit, niet op dwang van anderen”.

Er wordt nogal eens gesuggereerd dat het weren van god uit de publieke ruimte met zich meebrengt dat dit publieke domein door de ongelovige bezet wordt. Steeds vaker hoor je dan ook vanuit confessionele kring de opmerking dat ook de ongelovige moet inbinden. Kuitert wijst er terecht op dat dit onzin is. Het gaat erom dat in het publieke domein de reëel bestaande godsdiensten geen machtspositie verwerven. De staat staat boven god of Allah en die positie wordt de staat verleend door haar burgers. Letterlijk stelt Kuitert: “om te kunnen floreren heeft godsdienst een godloze stat nodig”.

Indien echter alle burgers van de staat dezelfde godsdienst zouden aanhangen, zal de publieke ruimte geheel samenvallen met de particuliere wereld. In zo’n samenleving is het Donnerscenario denkbeeldig waarin met tweederde meerderheid besloten kan worden de Grondwet zodanig te wijzigen dat bijvoorbeeld de sharia kan worden ingevoerd. Volgens Kuitert zijn de waarden die de grondslag van onze samenleving vormen onaantastbaar, omdat wij – de burgers – dat vinden. En omdat die waarden onaantastbaar zijn is het niet partijdig een door een meerderheid gewenste wijziging niet door te voeren. Hier sluit de argumentatie van Kuitert niet meer en gaat het wringen. Als wij met elkaar vinden dat een op religie gebaseerde rechtspraak nooit mag worden geïntroduceerd, ongeacht de samenstelling van de bevolking, dan zal dat toch ergens verankerd moeten zijn en dat kan alleen in de Grondwet. Het zou een toppunt van beschaving zijn wanneer de seculiere staat ook in een vrijwel geheel godsdienstige samenleving  de laatst overgebleven ongelovige zou beschermen tegen meerderheidsdwang.

 

Artikel 137

Terecht, althans in mijn ogen, verzet Kuitert zich tegen uitbreiding van art. 137 waarmee het beledigen van enige godsdienst kan worden bestreden; de essentie van zijn verzet is dat het onzinnig is dat religieuze groeperingen de beschermende arm van de staat om zich heen krijgen. Dat is nergens voor nodig, kwetsen is kwetsen en de rechter toetst achteraf. Daarmee is iedereen beschermd, gelovig of ongelovig. Merkwaardigerwijs maakt Kuitert echter geen punt van de subsidiëring van bijzonder onderwijs (zie de NRC van 1 november 2008). Zolang de publieke ruimte maar met hand en tand verdedigd wordt en erop wordt toegezien dat in deze bufferzone, enige religie niet gaat overheersen. Godgeloof is een maatschappelijke en dus ook politieke werkelijkheid, aldus Kuitert. Het heeft geen zin dat te ontkennen en het betekent ook dat er door religie geïnspireerde politieke bewegingen en partijen zijn. Op zich is daar in zijn ogen niets mis mee, zolang men zich maar realiseert dat in de politieke een door God gegeven argument niet geoorloofd is. (Machts)politiek bedrijven op basis van het argument dat jouw geloof dat nu eenmaal ingeeft, is onverteerbaar voor hen die jouw geloof niet aanhangen. Anders gezegd: god dringt ongetwijfeld door in het parlement maar mag nooit als argument gebruikt worden.

 

Publieke moraal

Tot slot besteedt Kuitert een aantal behartenswaardige woorden aan moraal. De publieke moraal is alles wat overblijft nadat alle particuliere moralen zich uit het publieke domein hebben teruggedrongen. De moraal, stelt Kuitert, heeft geen ander fundament dan haar dragers en die hebben geen ander fundament dan haar noodzaak. Moraal is het zoeken naar goede redenen om iets te doen of juist niet te doen en de daaruit resulterende noodzaak voor gedragsrichting wordt proefondervindelijk als een noodzaak ervaren. Ook de vaak impliciete suggestie dat er zonder religie geen moraal zou zijn wordt door Kuitert helder ontzenuwd. Neem het verbod op moord: wanneer men moord afwijst omdat God dat verbiedt, is het een nietszeggend en niet onderbouwd verbod, het is slechts een goddelijke openbaring. Maar als dat een absolute waarheid zou zijn, betekent dat ook het verbieden van doodstraf en het verbieden van oorlog. De werkelijkheid is echter anders.

En ja, ook die seculiere rechtsstaat draagt dwang in zich: de gelovige wordt immers gedwongen zijn eigen absolute waarheid een lagere prioriteit toe te kennen en zich neer te leggen bij democratische besluitvorming. Niemand wordt gedwongen op zondag te gaan winkelen, niemand kan een ongelovige dwingen zondags ter kerke te gaan.

Een helder boek, deze jongste Kuitert. Zinvol en nuttig omdat het juist door hem geschreven werd. Hij was predikant en hoogleraar theologie maar nergens in zijn boek word je gewaar of en wat hij nu zelf (nog) gelooft, welke rol religie (nog) in zijn leven speelt. Wat mij betreft verplichte kost voor ieder onderwijs, iedere inburgering, iedere politieke partij en iedere inleiding tot de parlementaire democratie.

 

Enno Nuy

November 2008

2018-10-24T09:32:47+00:00