Ewijk, Tom van – Op de valreep

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Uitgeverij U2pi, 231 pagina’s

 

Onlangs verscheen bij Uitgeverij U2pi Op de valreep, beschouwingen en essays van Tom van Ewijk (1934), oud-journalist, vertaler, dichter, autodidact-filosoof, schrijver, levensgenieter en fervent sigarenliefhebber, getuige de dichtregels Laat als ik sterf maar om mij heen / de geuren zweven van Hajeen / en wacht mij, heer, bij ’t poortje van de hel / op met een doos Corona Naturel. / Zo voor het laatst ontmoeten wij elkaar / dan ben ik graag voor eeuwig de sigaar. Eerder verscheen van zijn hand Maatschappij of haatschappij (Aspekt 2009) waarin de auteur de geschiedenis van de islam vergelijkt met het huidige islamfundamentalisme. In Op de valreep brengt van Ewijk zijn ideeën en mijmeringen over een breed scala aan verschijnselen samen. Alsof hij nog één keer zijn licht wil laten schijnen over al die ontwikkelingen waarvoor hij zijn leven lang belangstelling had. Maatschappelijke, politieke en religieuze ontwikkelingen maar ook filosofische overpeinzingen en niet te vergeten humor.

Want ook al is het van Ewijk ernst als hij over de islam, homofobie, de ruimtevaart, de evolutie of welk onderwerp dan ook schrijft, de humor is nooit ver weg. Soms in de vorm van sarcasme of ironie, vaak in de vorm van zelfspot en steevast door zijn toon die helder en duidelijk is maar tegelijkertijd ook doordrongen van betrekkelijkheidszin. Daardoor worden zijn teksten, zijn credo’s nergens opdringerig of drammerig. Het afsluitende essay Voor eeuwig de sigaar is een heerlijke ode aan die rookwaar die alleen door de echte genieter begrepen wordt. En ofschoon ikzelf al decennialang niet meer rook en nooit echt een sigarenfanaat was weet van Ewijk met humor en esprit te overtuigen hoe heerlijk zo’n sigaar zijn kan. En ronduit hilarisch zijn de overpeinzingen in Tragische viezerik. Overpeinzingen over de stoelgang, geen aspekt daarvan wordt overgeslagen, het is als het ware een ‘sociologie van de stoelgang’ geworden. Werkelijk onnavolgbaar is de wijze waarop van Ewijk ontlasting als een metafoor voor macht beschouwt als hij zelfs Canetti opvoert die schreef: “De stront die van de ooit levende buit is overgebleven is met onze bloedschuld beladen en levert het bewijs van wat wij gedood hebben”. En hij sluit af met: “Werkelijk alleen is de mens slechts met zijn stront. Daar zit je dan”.

Maar er is veel meer te genieten zoals in Dierlijk duurt het langst. Waarin van Ewijk Descartes een gevaarlijk denker noemt omdat met hem een wijze van gevoelloos denken opgang maakte dat tot de dag van vandaag de beoefenaren van de natuurwetenschappen beheerst. Dat Descartes dierproeven uitvoerde en zo’n enorme sadist was, wist ik niet. Je kunt je niet voorstellen dat een man als hij zo opzichtig in de fout gaat, simpelweg negeert wat hij met zijn eigen zintuigen waar kan nemen. En dat is dezelfde man die zegt: ik denk, dus ik ben?! Nee, dan prefereer ik toch het motto van de schrijver van Ewijk zelf: “Ik leef, dus ik ben”.  Het uitvoeren van experimenten op dieren, ook al is het dan ten dienste van het genezen van mensen, blijft een moeilijk fenomeen. Er zijn inmiddels scherpe protocollen voor opgesteld en je moet hopen dat alle wetenschappers zich aan zo’n ethische gedragscode houden. Van Ewijk merkt fijntjes op: “Het cartesianisme heeft in de heldere vriesnacht van zijn denkwereld het menselijk gevoel in de kou laten staan. Descartes heeft daartoe de aanzet gegeven. (–) Hoe funest de invloed van zijn denken op onze omgang met dieren is geweest, wekt verbijstering”. En van Ewijk sluit dit essay af met de woorden: “Maar hoe volmaakt we ook zullen worden, de aap in ons zullen we niet kwijtraken. Dierlijk duurt het langst”.

Godsdienst is fantastisch is een prachtig essay over religies die als bindmiddel zouden moeten functioneren maar al te vaak ontaarden in splijtzwammen. De kwalificatie ‘fantastisch’ moeten we hier niet overdrachtelijk maar letterlijk nemen. Maar voor we bij die conclusie zijn aangeland schrijft van Ewijk: “Maar als de Deense filosoof Sören Kierkegaard in zijn Johannes Climacus zegt dat geloven begint met twijfelen, is het mijn ervaring dat twijfelen met geloven begint”. Een lange stoet van kerkvaders, filosofen en schrijvers trekt aan ons voorbij, van Ewijk introduceert de theofantast en citeert Thomas van Aquino, Marylyn French, Canetti en vele anderen en laat ons onder veel meer zien hoezeer religies de onderworpenheid van de vrouw aan de man cultiveerden.

Vele essays meanderen en van Ewijk neemt de tijd om zijn verhaal vorm te geven en ze zijn alle zonder uitzondering goed geschreven. En ofschoon de schrijver bij tijd en wijl cynisch dreigt te worden en sombert is hij toch altijd weer op zoek naar een uitweg uit die somberte. En hoewel hij constateert dat er weinig aanleiding is om al te vrolijk te worden van de menselijke soort ontgaat hem tegelijkertijd niet het individu, dat zo vaak wel degelijk aanleiding is tot vreugde, bewondering en liefde. Onze canons en geschiedenisboeken worden gevuld met talloze personen en namen maar de mooiste en liefste mensen zullen we er niet tegenkomen. De Amerikaanse filosoof Howard Zinn schreef: Het enige wat echt van belang is, zijn de ontelbare kleine daden van onbekende mensen. Zij leggen de basis voor belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis. Zij hebben in het verleden dingen bereikt en zij zijn het die dat ook in de toekomst moeten doen. Schrijver Claudio Magris, schreef: In de kleine geschiedenis zit het geluk, in de Geschiedenis het nihilisme. Ik stel mij zo voor dat van Ewijk deze laatste twee van harte onderschrijft.

En nog veel meer passeert de revue. Je hoeft het niet in alles met van Ewijk eens te zijn om toch te genieten van zijn essays. En dat is een direct gevolg van zijn schrijfstijl, zijn gevoel voor betrekkelijkheid, zijn mildheid en humor. Het persbericht ter gelegenheid van deze uitgave was getiteld Een laatste groet vanaf de touwladder en presenteert deze beschouwingen als de “ontboezemingen van een 83-jarige schrijver voordat het schip voorgoed van wal steekt”. En die woorden doen mij sterk denken aan dat prachtige gedicht van Gerrit Achterberg:

Aan het roer dien avond stond het hart / en scheepte maan en bossen bij zich in / en zeilend over spiegeling / van al wat het geleden had / voer het met wind en schemering / om boeg en tuig / voorbij de laatste stad.

Ik heb erg veel plezier beleefd aan dit Op de valreep en dat zou u zichzelf ook moeten gunnen.

 

Enno Nuy

December 2017

2018-10-09T15:53:53+00:00