Sebald, W.G. – Naar de natuur
De bezige bij, 101 pag.
In 2001 overleed W.G. Sebald, hij kwam om bij een auto ongeluk. Helaas, want met zijn leven verdween een intrigerend schrijver die schitterend werk op zijn naam heeft staan en wat mij betreft tot de grote literatoren in de Europese traditie behoort. Het eerste werk dat hij ter publicatie aan zijn uitgever aanbood heette Nach der Natur: ein Elementargedicht. Pas nu is het onder de titel Naar de natuur in Nederland verschenen. Merkwaardig want reeds hier kondigt zich het schrijverschap van Sebald aan! Het boek bevat drie vertellingen die als gedichten ogen, als gedichten klinken. Het eerste verhaal vertelt het leven van Matthias Grünewald, het tweede van de bioloog Georg Wilhelm Steller en het derde van de ik-figuur, naar we aan mogen nemen de schrijver zelf.
Drie mannen die in het leven wonen alsof ze zich er niet helemaal thuis voelen. Ze lijken niet zozeer geïntrigeerd door het hier en nu maar zijn zich bewust van een Leitmotif dat het individu verre ontstijgt. Het is verbluffend hoe goed Sebald erin slaagt in telkens ongeveer dertig pagina’s een heel leven van de drie hoofdfiguren te schetsen. Zo precies zijn de woorden gekozen, er staat werkelijk geen letter te veel maar wel prachtig proza zoals deze laatste strofen uit het eerste verhaal van Matthias Grünewald:
Spied scherp vooruit,
daar zie je in de avondschemering
de verre windmolens draaien.
Het bos wijkt terug, waarlijk,
zo ver dat je niet weet
waar het eens heeft gelegen, en het ijshuis
opent zich, en de rijp tekent op het veld
een kleurloos beeld van de aarde.
Zo wordt het, wanneer de kijkzenuw
scheurt, in het stille luchtruim
zo wit als de sneeuw
op de Alpen.
Grünewald is vooral bekend als Gotisch schilder. Het bekendst en bewaard gebleven werk is het Isenheimer altaar dat in een museum in Colmar (Fr) te bewonderen is. Wie meer wil weten over dit werk, bezoeke http://www.ibiblio.org/wm/paint/auth/grunewald/. Sebald probeert het soms apocalyptische werk van Grünewald te interpreteren en het is alsof je de bedoelingen van de schilder zelf leest ofschoon hij het in zijn 16de eeuw nimmer zo verwoord zou hebben.
Van Steller kennen we nog het manuscript De bestiis marinis waarin hij de door hem ontdekte of onderzochte zeezoogdieren beschrijft. Hiertoe in staat gesteld doordat hij zich had aangemeld voor een expeditie van Bering. Vitus Jonassen Bering (augustus 1681 – 8 december 1741) was een Deense ontdekkingsreiziger, die in Russische dienst de Bering Straat en Alaska ontdekte. Bering werd geboren in Horsens, in Jutland, maar kwam in dienst van de Nederlandse marine. Toen in 1704 Peter de Grote de Russische marine stichtte, stapte hij over naar Rusland, voer in de Zwarte Zee en de Zee van Azov en maakte zich tijdens de Grote Noordse Oorlog verdienstelijk in de strijd tegen Zweden in de Oostzee. Op 20 augustus 1741 bereikt Vitus Bering, tijdens één van zijn expedities, de Golf van Alaska en zag Mount Elias. Hij landde op Kayak eiland, een eilandje voor de kust, en voer langs het Kenai schiereiland en Kodiak eiland. Gedeeltelijk de Aleoeten volgend, voer het schip terug naar Kamtsjatka Kamtsjatka, in Rusland, en landde uiteindelijk op Bering eiland . Daar stierf Bering Bering uiteindelijk, tijdens de overwintering, aan scheurbuik. De Russen noemen dan de zee tussen Rusland en het pas ontdekte Alaska naar hem, de Beringstraat. Steller nam deel aan deze laatste expeditie. Ook hij stierf onder erbarmelijke omstandigheden in november 1746. Ook de hoofdpersoon uit het laatste verhaal lijkt reeds bij leven onthecht. Het is deze conditie die de drie met elkaar gemeen lijken te hebben. In dit verhaal staat de prachtige uitspraak: In de toekomst ligt de dood aan onze voeten, bijschrift bij een klassenfoto uit 1917.
Sebald is, ik schreef het al vaker, een groot schrijver. Helaas, hij is niet meer maar wat een prachtige boeken liet hij na, stuk voor stuk de moeite van het herlezen meer dan waard.
Enno Nuy, mei 2006