Nicolson, Adam – Zeezicht
Atlas, 425 pagina´s
Vijfentwintig kilometer ten oosten van the Outer Hebrides, ten oosten van Harris en ten zuidoosten van Lewis liggen drie eilandjes Garb Eilean, Eilean an Tighe (samen 143 hectare) en Eilean Mhuire (75 hectare), die tezamen de Shiant Isles vormen, zo’n slordige achtenvijftig miljoen jaar geleden ontstaan. Onbewoonde eilandjes, dat wil zeggen er huizen ongeveer een kwart miljoen vogels, stormvogels, jan van genten, papegaaiduikers, aalscholvers, alken, drieteenmeeuwen en andere zeevogels en een kudde schapen. Eigenaar van de Shiants (spreek uit Shants) is Tom Nicolson, die het van zijn vader Adam erfde, die het van zijn vader Nigel erfde. Adam Nicolson heeft een formidabel boek over deze eilanden geschreven waarin hij zo gedetailleerd mogelijk verslag doet van een reconstructie van de geschiedenis van deze eilanden. Een boek geschreven uit liefde voor deze eilanden: “De Shiants zijn de meest indringende afwezigheid die ik ken”, mijmert Nicolson als hij niet op de eilanden verblijft.
Dit Zeezicht is gelukkig nog steeds in de (uitstekende) Nederlandse vertaling (van Theo Hendriks) verkrijgbaar. Het is een ode aan de Schotse eilanden en het leven op, in en van de zee: “schrale grond jaagt mannen naar boten waarin ze verdrinken”, schrijft Nicolson en hij vervolgt: “De geschiedenis beweegt zich hier niet in een enkelvoudige vloed die alles bijeenveegt in één alomvattend patroon van verandering, maar in een laminaire stroming, verschillende lagen van tijd die in verschillend tempo voortschrijden, de een boven de andere, als de stroming in de zee”. Hij vertelt van de vliegende planteneters, de brandganzen die er met tienduizenden tegelijk verblijven en zich helemaal volvreten om energie op te doen voor de komende trektocht. Het meeste dat een gans eet, komt er binnen enkele uren weer uit en alleen al daarom zijn de Shiants in het voorjaar bedekt met ganzenschijt.
In zijn pogingen de geschiedenis van deze eilandjes te onthullen haalt Nicolson een groep archeologen naar de Shiants die tal van oude nederzettingen op de eilandjes blootlegt. Niet alle even eenvoudig te dateren maar duidelijk is dat de eerste bewoning uit de bronstijd dateert. Prachtig is ook het verhaal van een opgeviste torque en de speculaties van Nicolson omtrent de geschiedenis van dat sieraad. En fascinerend is het verhaal over de zeevogels die deze eilandjes bewonen, waaronder de papegaaiduiker die veertig jaar oud kan worden, een monogaam leven leidt en per seizoen één nakomeling produceert. En tot wel zestig meter diepte kan duiken!
Of wat te denken van de aalscholver, die ouder is dan de rotsen waarop hij heden ten dage verblijft. Nicolson over deze vogel: “Het is een verpletterende ontmoeting met een uitzonderlijke, oeroude, corrupte, keizerlijke, toornige, smerige, groenogige, geelgebekte, olie-vettige, regenboogkleurige, ranzige, rotsholige grootsheid die Phalacrocorax aristoteles is”. De aalscholver werd anderhalf keer zo lang geleden geboren als de Alpen gemaakt werden. Het relaas over de zeearend is ronduit magisch om te lezen! Ook het verhaal over de energiehuishouding van zeevogels is interessant: een broedende zeevogel heeft per dag 2200 kJ nodig. Een garnaaltje levert slechts 4 kJ/gram en een zandspiering 6,5 kJ/gram. Dat is de reden waarom de papegaaiduiker het liefste zandspiering eet en daarvan moet hij er dagelijks heel wat verorberen.
Onze treurnis wekkende omgang met afval doet zich ook op de Shiants gelden. Niet alleen is er sprake van radioactief afval van de centrale in Sellafield maar scheepsbemanning en vissers gooien dagelijks per persoon drie tot vier pond vuilnis overboord en daarnaast produceert ieder schip ook nog eens 290 ton lading gerelateerd afval per jaar dat zonder pardon in zee wordt geloosd. En dan hebben we het nog niet over het afval dat landrotten achteloos wegsmijten en in het gebied rond de Minch – het water tussen de westkust van Schotland en de Outer Hebrides – wordt alle rioolwater gewoon in zee gestort.
Zeezicht biedt ons ruim zicht op vele gewoontes en tradities op de Hebriden, bijvoorbeeld dat het regel was dat de vrouwen hun behoefte deden met de koeien en de mannen met de paarden. Ook menselijke uitwerpselen waren onmisbaar als mest. Een woest en ruig bestaan op die karige eilanden, zeker ten tijde van de Stewarts die zich er op de meest wrede wijze deden gelden. Maar ook vandaag de dag moet het er een leven van hard werken zijn en de eilandbewoners zijn stugge lieden die ondanks hun hartelijkheid en gastvrijheid zich niet snel prijs zullen geven. Ook Robert Macfarlane getuigde daarvan.
Nicolson kreeg de Shiants van zijn vader die de eilandengroep in de jaren dertig van de vorige eeuw kocht voor het luttele bedrag van 1400 pond. Het eigenaarschap en het begrip ‘bezit’ vormen een van de hoofdthema’s van dit boek. Al in 1894 verklaarde dominee Donald MacCollum: “De heren die het land ooit verkochten, waren daartoe niet gemachtigd, en daarom zijn de heren die het land gekocht hebben niet de bezitters. Wat eens mens niet gemachtigd is te verkopen, kan niet het eigendom worden van de man die het koopt”. In het laatste hoofdstuk beschrijft Nicolson de pogingen van de natuurbeschermende instanties grip te krijgen op de Shiants en ook hun woordvoerders maken gewag van dat vreemde en irrationele eigendomsrecht, waar de eilanden feitelijk in beheer aan de lokale gemeenschappen gegeven zouden moeten worden. En ofschoon Nicolson zich in het beginsel uitstekend kan vinden – “Het is een historisch gegeven dat alle eigendom diefstal is, bekrachtigd door geweld” – houdt hij vooralsnog vast aan zijn eigenaarschap, dat hij inmiddels doorgaf aan zijn zoon. Hij geeft vooralsnog de voorkeur aan gemeenschapsgericht particulier eigenaarschap, met het vaste voornemen om deze plek zo veel en zo breed mogelijk te delen.
Tegelijkertijd realiseert de schrijver zich dat ook hij niet weet wat er gebeurt als hij de eilanden doorgeeft. Hij heeft vertrouwen in zijn zoon maar het lijkt alsof hij vooral zichzelf moed inpraat als hij dat vertrouwen uitspreekt. Met dit fascinerende boek heeft Adam Nicolson de Shiants ontrafeld, hij nam ons mee naar de oorsprong van deze eilanden, achtenvijftig miljoen jaar geleden, hij beschreef zo minutieus mogelijk hun geschiedenis, doorploegde talloze oude geschriften, vertelde de overgeleverde verhalen van drenkelingen, schipbreuken, wrede clanoorlogen, de ontruimingen en bestudeerde de fauna en flora van deze magische eilanden. Hij haalde archeologen naar de eilanden om vroegere bewoningen bloot te leggen en te reconstrueren. Niemand die zich ooit zoveel moeite getroostte om drie in de oceaan gesnipperde eilandjes (met dank aan Benno Barnard) aan de vergetelheid te ontrukken. En wonderbaarlijk hoe een feest het is om deze ontdekkingstocht bij te wonen, er bijna getuige van te zijn. Dat lukt alleen een goed schrijver en Adam Nicolson is zo’n schrijver. De vraag is wel wat zijn zoon Tom nu nog met deze eilanden kan. In dat opzicht heeft zijn vader alle gras voor zijn voeten weggemaaid. De vader verzucht dan ook: “…over de eilanden die, naar ik vrees, voor hem vergezeld gaan van de last van al mijn verwachtingen. Ik vraag me soms af of ze niet te zeer een ouderlijk landschap voor hem zijn. Zal mijn eigen aanwezigheid hen niet te veel overschaduwen?”
Dit buitengewoon prachtige boek van Nicolson hoort thuis in de natuurliteratuur waar we behalve Macfarlane’s Holle wegen en De laatste Wildernis ook de Schotse marsen van Rory Stewart, John A. Baker met De slechtvalk en De ontdekking van de aarde van Peter Westbroek tegenkomen, of Waarom de hel naar zwavel stinkt van Salomon Kroonenberg.
Stuk voor stuk boeken waarvan je het jammer vindt als je de laatste pagina hebt bereikt. Wij reizen graag rond in Schotland en niets is heerlijker dan ter voorbereiding op zo’n reis juist dit soort boeken te lezen. De Shiants zijn met uitzondering van de maand mei – het broedseizoen en de lammerentijd – vrij te bezoeken en zelfs kun je het huis van de Nicolsons lenen. Op Internet is eenvoudig te vinden wat je daarvoor moet doen en hoe je aan de sleutel van het nederige onderkomen komt. Alleen geschikt voor wie de eenzaamheid en het gezelschap van ratten durft trotseren.
Enno Nuy
april 2018