Lieske, Tomas – Gran Café Boulevard

Querido 2003, 357 pagina’s

 

Om met de konklusie te beginnen: dit is een formidabele roman en voor zover ik weet eerst de derde van deze schrijver die met zijn vorige titel – Franklin –  in 2001 de Libris literatuurprijs won. Niet dat hij niet eerder of meer publiceerde, integendeel maar dat waren vooral essays en gedichten. Dat Lieske een dichter is laat zich ook in deze roman bij voortduring raden. Zijn taalgebruik is beeldend en bloemrijk maar leidt nergens tot overbodige franje. Zijn woorden doen er toe en bieden tal van associaties bij de gebeurtenis of het gevoel dat hij beschrijft. De roman bestrijkt de periode tussen 1900 en 1951 en speelt zich af in het Baskenland uit de periode Franco en Noord Holland, met uitzondering van de proloog die zich in uiterst krachtige taal in Groningen afspeelt. En toch is dat Groningen doorheen de hele roman aanwezig, bijna voelbaar. En op een mooie en indringende wijze ook. De Groningse boer die zich met zijn bedrijf en gezin in Noord Holland vestigt omdat zijn Gronings land voor infrastructurele werken wordt opgeëist. Als ik al kritiek op de roman zou hebben zou het op dit punt zijn: hoezeer lag het voor de hand dat een Groningse boer in de jaren dertig van de vorige eeuw naar Holland emigreerde; waren er geen boerderijen op het Gronings plat te koop? Maar ik wil van kritiek niet weten.

De roman vertelt het leven van het weesmeisje Pili uit Spanje, de meestervervalser Taco en diens broer Fedde, de vleermuiskweker uit Noord Holland. En wat voor geschiedenissen worden hier verteld! Het is buitengewoon knap hoezeer Lieske erin slaagt deze personages in zulke uiteenlopende werelden tot leven te brengen. Nergens valt hij door de mand, integendeel. Pili is geschreven als door een Spanjaard zelve. Ik ben niet geheel onbekend met de episode Franco in de Spaanse geschiedenis en het relaas dat Lieske hier vertelt is volstrekt levensecht en al evenzeer ontroerend. Ik zal details met rust laten in deze bespreking, ze zouden de toekomstige lezer nu al het genot van deze roman kunnen ontnemen. Maar Lieske beschrijft het Spaanse deel van deze roman op een wijze waar Hemingway jaloers op zou zijn.

En de wijze waarop Taco, die zich meestentijds Alexander noemt, in deze Spaanse context past is wonderbaarlijk goed geslaagd. Maar ook de manier waarop Alexander in het leven van Pili terecht komt is een prachtig verhaal. Pas in de tweede helft van het boek, verplaatst de handeling zich naar Noord Holland en wordt Fedde, de broer van Taco, voor het eerst sinds de proloog nader geïntroduceerd. Ook hier blijkt de vertelkunst van Lieske die me sterk deed denken aan de romans van de vader van Marten Toonder, die zich ook vooral in het Groningse land afspeelden. Lieske schrijft hier als een schilder, het werk zoals we dat van de Ploeg kennen. Fedde is, feitelijk al evenzeer als de beide andere hoofd[personen, een onaangepaste zonderling die in het Noord Holland van rond de oorlogsjaren wordt gediscrimineerd; zelfs maakt men hem uit voor Jood, in weerwil van het feit dat Fedde God noch gebod erkende.

Langzaam maar zeker en vooral tergend onontkoombaar ontrolt zich deze geschiedenis tot een verschrikkelijke apotheose. En desondanks blijken vele ontwikkelingen in deze laatste fase van deze buitengemeen fascinerende geschiedenis tragikomisch, soms zelfs hilarisch. Maar onafwendbaar is het lot dat deze drie mensen beschoren is waarbij vooral de onaangepasten, de beide broers, een zware tol betalen. En tegen de tijd dat het zover is hebben we goed begrepen waarom deze geschiedenis zich op deze wijze voltrekt en hebben we ook vrede met dat wrede lot. En zo blijft deze roman ongemeen spannend en boeiend tot het allerlaatste woord. De laatste pagina’s van deze schitterende roman – die ik op één dag met slechts een enkele onderbreking ten behoeve van de inwendige mens in één ruk uitlas – zijn van een hallucinerend taalgebruik, een groot dichter waardig.

Laat deze Lieske toch vooral doorgaan met zulke mooie romans schrijven! Ze kunnen me niet lang genoeg duren! Hoe heerlijk toch dat er mensen zijn die zulke wonderbaarlijke geschiedenissen kunnen optekenen.

 

Enno Nuy