Kapuscinski, Ryszard – Lapidarium

Privé Domein nr. 252, keuze en vertaling Gerard Rasch, 196 pagina’s

Lapidarium is een collage van overpeinzingen, aforismen en statements van de Poolse wereldburger Pauscinski, verdeeld over een viertal periodes, rond de jaren 1990, 1996, 1997 en 2000. Het centrale thema van het eerste deel is macht en machtsmisbruik, veelal verteld aan de hand van de Poolse geschiedenis met vele verwijzingen naar de grote Russische buur. Gedachten en bespiegelingen die werden opgetekend tijdens de vele reizen van de schrijver. De selectie van de uitspraken, overpeinzingen en redenaties komt voor rekening van de vertaler. Persoonlijk vind ik de keuze niet altijd even gelukkig en consistent. Sommige uitspraken behoeven nadere onderbouwing en als die achterwege blijft, resteert een wellicht interessante bewering maar er blijven vraagtekens omtrent de bewijslast bestaan.

Sommige overpeinzingen hadden ronduit beter niet opgenomen kunnen worden, zoals de passage waarin Kapuscinski zegt dat televisieploegen en beroepsjournalisten overbodig worden door de snelle opkomst van goedkope videocameraatjes die door jan en alleman bediend kunnen worden. Ik geloof daar geen snars van. En de vertaling van een uitspraak van Kohl uit het Pools is in wat krakkemikkig Nederlands “de gunstige situatie van hen die later werden geboren” geworden, waar het Duitse origineel “Die Gnaden des Spätgeburts” toch echt iets beters verdient. Mar dit is ook mijn enige minder positieve kritiek op dit prachtig boek waarin Kapuscinski zich een scherp waarnemer van zijn tijd betuigt met een nimmer aflatend beroep op de solidariteit met de minst bedeelden, meer specifiek het Afrikaanse continent. Zijn persoonlijke thematiek is die van de tegenstellingen tussen Noord en Zuid, Oost en West maar vooral de tegenstelling tussen rijk en arm. In het tweede deel zijn vooral passages opgenomen die het schrijven als kernthema hebben. Ook verderop komt dit telkens weer aan de orde: proza, poëzie, journalistiek, de reportage enzovoorts. Met name ook zijn pleidooi voor het zelf ondergaan van de eigentijdse geschiedenis waarover een schrijver schrijven wil is sterk en overtuigend: de boeken en reportages die Kapuscinski geschreven heeft, kon hij alleen maar schrijven omdat hij vele duizenden kilometers gereisd heeft

in de continenten waarover hij schrijft. Identificeren en participeren. En daarbij vooral een beroep op eenvoudig en transparant schrijven, waarbij hij onder meer verwijst naar Tsjechov die eens een verhaal over de zee wilde schrijven en wanhopig zocht naar een definitie van de zee. Tot hij toevallig een schoolopstel onder ogen kreeg waarvan de eerste zin luidde: “De zee is reusachtig”. Tsjechov schrijft dan: “Daarin zat alles wat je over de zee kunt zeggen”. Ook over revoluties schrijft Kapuscinsku behartenswaardige zaken. Geen enkele revolutie in een staat met meerdere volken kan slagen, zegt Kapuscinski, aangezien het een voorwaarde voor de democratie is dat de staat die op onderdrukking van de minderheden is gebaseerd, wordt geliquideerd. Als sprekend voorbeeld haalt hij Iran aan waar het regiem van de Sjah werd vervangen door het regiem van Khomeiny. En verderop citeert hij Zinovjev die aangeeft dat dit het principiële verschil is: erbinnen of erbuiten zijn. Dat wil zeggen dat er verschil is tussen hen die het overleefd hebben en hen die het niet ervaren hebben. De eersten kunnen niet door de laatste worden beoordeeld. Over Europa en de toetreding van Polen tot de EU schrijft Kapuscinski: Heel typerend is onze discussie of we al of niet tot Europa moeten toetreden. Want als we dat dilemma overwegen, betekent het dat we onze Europese identiteit niet als vanzelfsprekend beschouwen, maar alleen als een mogelijkheid (we zeggen voorzichtig ‘toetrede tot’, niet: ‘een deel van het Westen worden’. Intussen zegt een Nederlander of Deen niet : “wij, Europa” maar “wij, het Westen”. Over het uiteenvallen van een groot Rijk citeert hij Petrarca die schrijft: “Rome zal niet vallen, overwonnen door de vijand; geen enkel menselijk schepsel valt die eer ten deel, geen enkel volk zal hierop kunnen bogen. De tijd zal Rome overwinnen, te midden van de woestenij van de ruïnes zal het verouderen en langzaam stukje voor stukje uiteenvallen”. Op dezelfde wijze kijkt Kapuscinski nu naar het uiteenvallen van het Russische Rijk zoals ook velen nu vooruitzien naar het lot dat de Verenigde Staten staat te wachten.

Zijn overpeinzingen over beschaving zijn al evenzeer prachtig als hij de Toblerplatz in Zürich beschrijft en vaststelt dat een beschaving beschaving is als het gebruikte materiaal van een goede kwaliteit is, als alles op een zorgvuldige manier is afgewerkt en als het gedrag van mensen door een geconcentreerde, degelijke punctualiteit wordt beheerst. En dan schildert hij het schrille kontrast met de wereld van het communisme waarin smerig en ondeugdelijk beton werd gebruikt voor woonkazernes, waar niets werd afgebouwd of afgerond en waar mensen in grote getale
lange uren op bussen en treinen moesten wachten omdat niemand kon vertellen wanneer bus of trein zou arriveren of vertrekken. Prachtig ook zijn de passages over geweten, schuldgevoel, Jaspers en Hanna Arendt en de rol van de bloedband. En dan vertelt hij van de dictator Trujillo die in de Dominicaanse Republiek massale doopplechtigheden hield zodat hij niet meer kon worden afgezet zodra hij de doopvader van praktisch al zijn onderdanen was geworden. Het gevoel van familiebanden weerhield de onderdanen van een opstand en de Amerikanen moesten hem verwijderen. Over dit fenomeen heeft Mario Vargas Llosa een indrukwekkend boek geschreven: Het feest van de bok. Daarin wordt Trujillo overigens niet door de Amerikanen verdreven maar omgebracht door een klein groepje Dominicaanse tegenstanders. Voorwaar een heel fraai boek, dit Lapidarium dat nieuwsgierig maakt naar volledige werken van deze schrijver die veel interessants en vooral behartenswaardigs te vertellen heeft. Een schrijver met een groot hart en persoonlijke moed.

Enno Nuy 2003