Kalman Stefánsson, Jón – Het verdriet van de engelen

Anthos, 325 pagina’s

 

Het lang verwachte vervolg op Hemel en hel, het eerste deel van een trilogie door de IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson. Was ik over het eerste deel al lyrisch, nu wordt het moeilijk daar nog superlatieven voor te zoeken. Wat een schrijver is deze Stefánsson en wat een prachtige taal. Het boek leest soms als een aaneenschakeling van schitterende taalvondsten en aforismen. Enkele willekeurig gekozen voorbeelden hiervan zijn: “paarden denken veel na en staan van alle dieren het dichtst bij filosofen”; “de rest van de tijd woont hij in de Dalen in een klein huisje tussen barmhartige bergen en zomergroene weiden, samen met zijn vader en zijn zuster, die met zo’n heldere hemel in haar hoofd ter wereld kwam dat daar weinig ruimte voor gedachten overbleef en waar zich ook geen zonden in konden hechten”; “wij zijn helden aan de keukentafel, deemoedig in grote zalen”; “dat levert hem (natuurlijk) weinig geld en macht op, macht en rijkdom gaan nooit samen met literatuur en daarom is literatuur zo onomkoopbaar en soms de enige tegenstander waar men rekening mee dient te houden”; “alleen voor mensen zonder moraal is het leven makkelijk, ze redden het wonderwel en wonen in grote huizen”; “denk je dat God nog behoefte aan jou heeft als je dood bent?”; “de dood brengt geen verzoening, als hij bestaat dan vind je hem in het leven”.

En zou het eerste deel nog een op zichzelf staande roman kunnen zijn, dit tweede deel eindigt met een onvervalste cliffhanger. De verhaallijn is simpel en laat zich in enkele woorden schetsen maar juist omdat het zo simpel is, zal ik die schets hier achterwege laten. Het decor is nog hetzelfde uit Hemel en Hel, ofschoon de ongenaakbare natuur hier nog veel prominenter op de voorgrond treedt. De wijze waarop Stefánsson in staat is hetzelfde natuurgeweld in telkens weer andere taal te schilderen is ronduit spectaculair. Het grootste deel van deze sublieme roman speelt zich af in een aaneenschakeling van sneeuwstormen en toch gaan de beschrijvingen van het natuurgeweld nergens vervelen, niet één keer ontstond het gevoel van ‘ja, nu geloof ik het wel’.

Deze roman gaat over het vermogen van mensen om onder extreme omstandigheden toch overeind te blijven en het beste uit zichzelf te halen. Waar de meesten van ons een heel leven nodig hebben om een goed zicht op zichzelf te krijgen, hier worden twee mannen in een tijdsbestek van enkele weken dermate op de proef gesteld dat ze geen keuze meer hebben en niet anders meer kunnen dan onder ogen zien wie ze zijn en waarom. En dit alles overkomt hen in de volstrekte eenzaamheid van de sneeuwstorm. De stugge en moeizame vriendschap tussen de beide mannen wordt door Stefánsson werkelijk fenomenaal geschilderd. En net als het eerste deel is dit verhaal volkomen tijdloos. Het zou zich in de Middeleeuwen af kunnen spelen, totdat die ene enkele verwijzing naar een stoomboot opduikt.

Deze Stefánsson is een verhalenverteller zoals je ze maar zelden treft. Hij heeft meer boeken geschreven dan de twee die nu in het Nederlands zijn verschenen. Het lijkt mij tijd ook die andere boeken hier uit te brengen. Het jaar is nog jong maar dit is beslist een van de literaire hoogtepunten van 2012.

 

 

Enno Nuy, april 2012