Jong, Oek de – Hokwerda’s kind

Een ode aan de liefde is dit boek waarin Lin een schitterende hoofdrol vertolkt. Van enige moederbinding is nauwelijks sprake, sterker nog, haar moeder heeft haar waarschijnlijk nooit echt gewild; ze was een van die onvermijdelijkheden in een ook al niet geweldig huwelijk. En de band die ze met haar vader in haar vroege jeugd had was geen lang leven beschoren. De man heeft zich als stugge noorderling teruggetrokken in zijn eigen wat autistische bestaan en had niet de grootsheid of gewoon de ouderliefde om zijn dochter met open armen te ontvangen toen zij wel het lef had hem weer op te zoeken.

Een sensuele vrouw ook, zoals het hele boek die sfeer ademt die door sommige recensenten in al te letterlijke seksuele symboliek is opgevat en dat leidde dan weer tot onzinnige polemieken over synoniemen voor het mannelijk geslachtsdeel. Dit pad verlaten we dus maar weer snel. Maar Lin treft het niet, ze wordt achtereenvolgens verliefd op een junkie, een lasser in de off shore industrie en een impressario. Geen van deze mannen is in staat tot de overgave maar dat is nog tot daar aan toe; ze wordt bedrogen of niet begrepen, soms pijnlijk opzijgeschoven als niet relevant.

Haar levensloop brengt haar uiteindelijk tot het doden van een van haar amants, de man die ze ondanks zijn bedrog, telkens weer, toch de meest aantrekkelijke en sensuele was blijven vinden; een aantrekkingskracht die heel nadrukkelijk van beide zijden aanwezig was en versterkt werd, ook in de meer duistere kanten van het gevoelsleven. De terloopse bruutheid die haar wordt aangedaan en het achteloze daarvan is pijnlijk om te lezen. Een schitterend moment is de passage waarin zij de kerk betreedt waar een recital wordt opgevoerd en waar haar laatste partner, de impressario, en diens ouders aanwezig zijn; de wijze waarop de Jong beschrijft hoe de moeder haar zoon er met een hoofdknik op wijst dat iets vervelends uit zijn verleden de kerk heeft betreden is ijzingwekkend.

De manier waarop de Jong de karakters beschrijft is prachtig en geloofwaardig, zeker zijn beschrijving van Lin en met name ook enkele bijfiguren zoals de ouders van Jelmer en de vriend van de lasser, een fotograaf of de irritante zus van Lin. Maar ook is het een somber boek want er zijn geen mensen meer die elkaar nog echt kunnen bereiken; hoogstens is er de illusie dat mensen elkaar in de seksuele extase iets mee kunnen delen, iets over kunnen geven maar ook die illusie wordt (natuurlijk) meteen weer doorgeprikt. Maar ja, somber of niet, het is tegelijkertijd zo realistisch.

 

Enno Nuy 2002