Boomsma, Graa – Breken is bouwen

Vijfenzeventig jaar vijftigers
Arbeiderspers, 531 pagina’s
Een dikke pil over de vijftigers, daar heb ik wel zin in. Maar ik moet toegeven dat de schrijver mij vanuit de kaft om dit boek wel heel ernstig aankijkt. Hij zal toch wel gevoel voor humor hebben? Want zonder humor lijkt zo’n boek mij toch een hele uitdaging. We gaan het zien. En waarom heeft zo’n dikke pil niet standaard zo’n fijn leeslint? Maar gelukkig beginnen we met Gerrit Achterberg: ‘t woord heeft het eerste en het laatste woord / Daartussen valt een ideaal aan scherven.
Vol goede moed begin ik aan het voorwoord van Boomsma maar kom na lezing van al die namen tot de konklusie dat ik er niets van begrepen heb. Dit voorwoord is voor literatuurwetenschappers geschreven en ik behoor slechts tot het gewone volk. Ik moet maar gewoon aan het boek zelf beginnen. Het eerste hoofdstuk gaat over het doen en laten van de latere vijftigers tijdens de oorlog. Maar de schrijver vertelt zijn verhaal over Lucebert, Claus, Kouwenaar en anderen door lukraak te citeren uit brieven en publicaties. Het is mij te verbrokkeld en vooral ook te kort. Bovendien schrijft de man gortdroog. Ik blader door het boek en stel vast dat alle hoofdstukken in ditzelfde stramien zijn geschreven. Ik vrees dat ik dit boek niet uit ga lezen en ik had mij er nog zo op verheugd! Zelfs zondig ik tegen de regel dat ik een boek pas terzijde mag leggen als ik tenminste honderd pagina’s heb gelezen. Dit boek is enkel interessant voor letterkundigen en literatuurwetenschappers.
Enno Nuy
Oktober 2025