Brouwers, Jeroen – Het hout

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Atlas, 283 pagina’s

 

Jeroen Brouwers bewonder ik vooral om diens stilistische rijkdom en de polemieken, beide in de eigentijdse Nederlandse literatuur ongeëvenaard. Met uitzondering van Geheime Kamers vond ik de romans van Brouwers van een minder hoog niveau, zij het nog steeds meer dan genietbaar vanwege diens onnavolgbaar mooie stijl. Het hout is nu verschenen en wordt wederom gepresenteerd als Brouwers vermoedelijk laatste roman. Gelukkig is dat eerder gebeurd en hoeven we niet te vrezen dat de romancier Jeroen Brouwers daadwerkelijk uitgeschreven is. Wie een roman als Het hout kan schrijven, mag er het zwijgen niet toe doen. Want dit is waarachtig een magistrale roman waarin Brouwers een naargeestige en indringende geschiedenis combineert met een vlammende polemiek tegen het instituut in welker naam talloze wan- en misdaden werden en worden begaan. De wereld die Brouwers beschrijft, een door Fransiscaner broeders bestierd jongensinternaat begin jaren vijftig, is mij bepaald niet onbekend en de kille, benepen sfeer die hij optekent is wat mij betreft buitengewoon treffend, de werkelijkheid van toen wel heel dicht benaderend. De wereldvreemdheid van de kloosterlingen, hun in beton gegoten moraal, het elkaar verlinken, hun schijnheilige biechten, hun geestelijke starheid, het volstrekte onvermogen tot mentale flexibiliteit, laat staan tot vriendelijkheid of vriendschap, hun seksuele obsessies en het daaruit voortvloeiende misbruik van aan hun wellust overgeleverde leerlingen, ik heb het allemaal meegemaakt, zeven eindeloze jaren lang. Zoals Jeroen Brouwers Het hout schreef, zo heb ik zelf met uitzondering van het seksueel misbruik (dat ik wel degelijk heb gezien) die zeven jaren ervaren.

Hoofdpersoon is de lekenbroeder Bonaventura die zich ten tijde van een afschuwelijk voorval van seksueel misbruik door het Duitse schoolhoofd (het internaat was gevestigd in Limburg op de grens met onze oosterburen en de Nederlandse Fransiscaner orde was daar kennelijk een alliantie aangegaan met de Duitse confraters) als een lafaard lijkt op te stellen. Hij vindt geen weg om de wandaden waar hij praktisch getuige van is aan de kaak te stellen of te verijdelen. Hij kan zich er slechts van distantiëren en zich zo kameraadschappelijk naar de leerlingen blijven opstellen als in die tijden maar enigszins mogelijk was.

Tegen het einde van de roman lijkt zijn Duitse tegenstander erin te slagen de rollen om te draaien en hem, Bonaventura, te laten verdenken van ongepast gedrag jegens leerlingen maar dan volgt de apotheose waarin de lekenbroeder op een prachtige manier kleur bekent. Bij verschillende recensenten lees ik dat hij daarmee wel zijn leerlingen in steek laat maar we moeten daarbij bedenken dat het een illusie is te veronderstellen dat een lekenbroeder in staat zou zijn geweest met succes zo’n pervers instituut van seksueel misbruik te ontmaskeren en ontmantelen. Het misbruik is dus doorgegaan en inmiddels zijn we vele onderzoeken verder en is ook op parlementair niveau onthuld hoe weerzinwekkend de werkelijkheid in die jaren zijn kon. Brouwers heeft daar een indringend en prachtig boek over geschreven en meteen de kans waargenomen om ook de oorlog en de houding van de katholieke kerk ten opzichte van de nazi’s te hekelen. En en passant ook de door hem in vele polemieken ontmaskerde professor in de literatuur Jaap Goedegebuure nog eens aan de kaak te stellen. Heerlijk, zulke kleine speldenprikjes en wat een genot om de polemist Jeroen Brouwers hier als romancier zijn gang te zien gaan.

Heel bijzonder is de door Brouwers gehanteerde stijl waarbij hij zijn personages bij voortduring grammaticaal onaffe zinnen laat denken en uitspreken. Het is de taal die we vermoedelijk allemaal veel vaker bezigen dan we ons realiseren, spreektaal die ook bij hen die de spellingsregels goed hebben geleerd nog wel eens wil ontsporen. De meesten van de personages uit deze roman zijn gespeend van iedere vorm van empathie of goedaardigheid maar door hen spreektaal te laten bezigen kom je hen wel heel dicht op de huid. Meesterlijk hoe Brouwers erin slaagt een zo afschuwelijke wereld te schilderen en in weerwil van de zwaarbeladenheid van het onderwerp tegelijkertijd, ondanks het polemische karakter, toch ook geestig te blijven, juist door zijn onnavolgbaar krachtige en fraaie formuleringen of door een bijna slapstickachtige anekdote te beschrijven waarin het kruis compleet met Jezus en al naar beneden dondert. Regelmatig biedt hij zijn personages vluchtwegen aan, het hoeft niet te gaan zoals het gaat, maar ook de schrijver spreekt tegen dovemansoren. Het instituut staat en wijkt of wankelt niet. De kloosterlingen hebben al hun persoonlijke bezittingen tot en met hun eigen naam en hun paspoort ingeleverd, hebben een poepbruine pij om het naakte lijf gegord en zijn met hun identiteit ook hun ziel kwijtgeraakt.

En er gebeurt nog veel meer in deze prachtige roman. Laat de kans om een schitterend boek te lezen u niet ontglippen. En dat Jeroen Brouwers zijn gedwongen vertrek uit Zutendaal zonder kleerscheuren mag overleven om nog veel meer van dit soort prachtigs te schrijven!

 

Enno Nuy

November 2014

2018-10-09T14:50:08+00:00