Gray, John – Zeven vormen van atheïsme

Een zoektocht om het mens-zijn te begrijpen

Uitgeverij Spectrum, 219 pagina’s

 

Een boek van John Gray is altijd een intellectuele uitdaging. Hij schrijft gecomprimeerd en een alerte geest is vereist om hem in al zijn redenaties te kunnen blijven volgen. De essentie van zijn jongste publicatie lijkt te zijn dat de meeste atheïsten zich niet realiseren dat hun gedachtegoed is geënt op het monotheïsme en derhalve niet of nauwelijks verschilt van datgene wat zij zo nadrukkelijk afwijzen. Gray moet niet veel hebben van atheïsten als hij concludeert: “Het huidig atheïsme is een voortzetting van het monotheïsme met andere middelen. Vandaar de eindeloze opeenvolging van surrogaatgoden, zoals de mensheid, de wetenschap, de technologie en de al te menselijke visioenen van het transhumanisme. Maar er is geen reden voor paniek of radeloosheid. Geloof en ongeloof zijn mentale houdingen tegenover een onbegrijpelijke werkelijkheid. Een goddeloze wereld is net zo mysterieus als een wereld doordrenkt van goddelijkheid, en het verschil daartussen is misschien kleiner dan u denkt”. Waar John Gray intussen zelf staat, is mij niet duidelijk geworden in dit boek maar gezien zijn conclusie maakt dat kennelijk nauwelijks iets uit.

Al op de eerste pagina stelt Gray dat de vooruitgang van de mensheid de plaats heeft ingenomen van het geloof in de goddelijke voorzienigheid. Maar is dat werkelijk zo? Er zullen er zeker zijn die menen dat de menselijke soort zich in de juiste richting ontwikkelt, op weg naar een schitterend perspectief maar voor mij is dat een merkwaardige en irrationele positie, die voor het overige niets met atheïsme van doen heeft. Gray voegt hier aan toe dat dit geloof in de mensheid alleen zin heeft als het de denkwijzen voortzet die van het monotheïsme zijn geërfd. Ik zie de logica van deze stelling niet in. Verderop beweert hij dat de meeste huidige atheïsten liberaal en vooruitstrevend zijn en geloven dat de mensheid zich geleidelijk ontwikkelt in de richting van een betere wereld. Ik weet niet of je de meeste atheïsten over één kam mag scheren, zelf herken ik mij niet in deze definitie.

Gray verstaat onder een atheïst iemand die geen behoefte heeft aan het idee dat de wereld door een godheid is geschapen. Dat is dan weer een definitie waar niets mis mee is. Ofschoon ik eraan toe zou willen voegen dat het menselijk bestaan niet is gebaseerd op een plan van een onbewogen beweger en dat een vooruitgangsgedachte strijdig is met het beginsel van de evolutie, die is te beschouwen als de drijvende kracht achter het ontstaan van dit universum.

Maar even later spreekt Gray van militante atheïsten zonder uit te leggen welk gedrag een atheïst tot een militante atheïst maakt. Het wordt al wat duidelijker als hij enkele pagina’s verder Richard Dawkins als een militante atheïst betitelt, wederom zonder aan te geven op grond van welke gedragskenmerken. Maar ik zou niet weten waarom Dawkins militant genoemd mag worden. Hij is onvermoeibaar, ja dat klopt. En ik vraag me ook wel eens af wat het nuttig effect is van die eindeloze discussies met mensen die nog steeds geloven dat de aarde niet ouder dan zesduizend jaar is en werd geschapen door een almachtige god. Ik zou zeggen, Richard, verdoe je kostbare energie niet maar ik heb grote bewondering voor zijn niet aflatende pogingen iets meer ratio in de geesten van mensen te planten. Maar militant?

Wel geef ik Gray gelijk als hij stelt dat religieuze praktijken een behoefte aan betekenis tot uitdrukking brengen, die onbevredigd blijft ook al zou alles kunnen worden verklaard. En met hem heb ook ik weinig behoefte aan dat eindeloos ‘gekibbel over god’, in dat opzicht zou de Vrije Gedachte ook wel eens aan ‘innovatie van het denken’ mogen doen.

In zijn kritiek op Dawkins merkt hij echter terecht op dat genen met behulp van beproefde wetenschappelijke technieken kunnen worden aangetoond maar memen niet. Memen zijn geen fysieke entiteiten zoals genen. Memen zijn, zegt Gray, net zo illusoir als flogiston, en hun bestaan wordt alleen maar aangenomen om het geloof te schragen dat alles met de evolutietheorie kan worden verklaard.  Ja, daar heeft hij een punt.

Interessant is de filosofische verkenningstocht die Gray in dit boek maakt. Een tocht die begint bij Paulus en Augustinus die de bedenkers waren van de godsdienst die we nu als het christendom kennen. Augustinus wilde dat het christendom radicaal zou breken met het joodse gedachtegoed van Jezus. Maar wat ooit een levenswijze was geweest, veranderde in een missionaire ideologie die zich ten doel stelde de hele mensheid te bekeren. En hiermee was, stelt Gray, de weg voor eeuwenlange conflicten vrijgemaakt. En door religie om te smeden tot een dogmatisch geloof schiep het christendom tegelijkertijd een behoefte aan vrijheid die in de oudheid niet bestond. Innerlijke geloofsbeleving werd belangrijker dan openbare religieuze praktijken. Het christendom legde de kiem voor het geweld in de religie maar plantte ook het zaad voor de scheiding van kerk en staat.

Een rode draad in dit boek betreft de moraal. Zoals gezegd, Gray moet niets hebben van atheïsten. Ze blijven er maar op hameren dat ook ongelovigen moreel hoogstaande mensen kunnen zijn maar ze vragen zich nooit eens af – zegt Gray – welke moraal een atheïst dan zou moeten naleven. Impliciet zegt hij hiermee dat de moraal tot het domein van de godsidee behoort en hij herhaalt dat op meerdere plaatsen. Geen enkele andere potentiële bron van moraal zou ooit universele toepasbaarheid kennen. Nou, daar valt wat mij betreft het nodige op af te dingen.

Gray baseert deze filosofische verkenning vrijwel geheel op het monotheïsme. Maar hoe zat het dan met de polytheïsten, kenden die ook geen universeel toepasbare moraal? Is moraal nou echt een product van religie? Overigens moet ik hier eerst nog opmerken dat Gray het begrip religie nergens definieert en dat is een gemis. Wel schrijft hij dat religieuze praktijken een behoefte aan betekenis tot uitdrukking brengen, die onbevredigd blijft ook al zou alles kunnen worden verklaard. Anders gezegd, ook al zou de natuurkunde alles hebben ontrafeld, dan nog zal er behoefte aan duiding zijn. Ik troost me dan maar met de gedachte dat er voorlopig nog meer dan genoeg te ontrafelen en verklaren valt. Maar ook nu we nog lang niet zo ver zijn, voel ik geenszins de behoefte aan een onbewogen beweger die zin zou geven aan mijn bestaan.

Terug naar de moraal. In mijn ogen is moraal in de meest brede zin een set van regels die in het leven worden geroepen zodra diersoorten in groepsverband gaan leven. In groepsverband leven brengt de noodzaak van samenwerken met zich mee en hoe optimaler die samenwerking is, hoe meer kans van overleven de groep heeft. De essentie van leven is gelegen in het ontwijken van de dood, wat leeft immers, wil blijven leven. Het best toegeruste organisme heeft de betere kansen op voortbestaan. Moraal is daarbij een uitstekend, handig en onvermijdelijk hulpmiddel. En Harari liet ons al zien dat al te veel borstklopperij de monotheïsmen misstaat: Confucius, Lao Tse, Boeddha en Mahavira legden al de grondvesten voor universele ethische codes toen er van Paulus en Jezus nog lang geen sprake was. En waar de joden dierenoffers brachten, eisten Boeddha en Mahavira ook voor de dieren, inclusief de insecten, respect! Toch beweert Gray: de gedachte dat wij in een door natuurwetten bepaalde kosmos leven, is misschien niet veel meer dan een wegstervende nagalm van het geloof in een goddelijke schepper. Hoe komt hij daar toch bij? Hij doet geen enkele moeite die aanname te onderbouwen.

Ik heb het gevoel dat Gray doorheen het hele boek slechts één type atheïst op zijn netvlies heeft. Hij schrijft: “Atheïsten hebben het gemunt op christelijke waarden omdat die veranderlijk zijn en niet zelden contradictoir”.  En hij schrijft er achteraan: “Op dit punt vergissen zij zich, zoals zij wel vaker doen”. Ik zei al, Gray heeft weinig op met atheïsten van wie hij ook nog beweert dat vrijwel alle hedendaagse atheïsten onbewuste liberalen zijn. Je begint je af te vragen wat de agenda van Gray is. Atheïsme en onverdraagzaamheid hebben volgens Gray dikwijls het bed gedeeld maar ik had daar graag wat voorbeelden van gezien. Gray hierover: ”Van de Cultus van de Rede, die in de loop van de Franse Revolutie ontstond, via Comtes religie van de mensheid en Haeckels monisme, Lenins dialectisch-materialisme en Ayn Rands heruitvinding van Nietzsches Übermensch, waren atheïstische bewegingen allemaal surrogaatreligies.

Ik word wel vaker geconfronteerd met de stelling dat atheïstische religies zoals het communisme en nationaalsocialisme tot veel meer geweld en doden hebben geleid dan de andere religies maar ik kan moeilijk uit de voeten met de stelling dat politieke ideologieën de facto religies zouden zijn. Ik zie wel de overeenkomst tussen een hiernamaals en bijvoorbeeld de communistische heilstaat of het derde rijk. Zulke concepten zijn te beschouwen als onzinnige dromerijen maar die overeenkomst maakt een politieke ideologie nog niet tot een religie. Hier wreekt zich het ontbreken van een passende definitie van religie. Maar zelfs wanneer we politieke ideologieën toe laten treden tot het containerbegrip ‘religie’ is daarmee nog niet gezegd, laat staan bewezen, dat atheïsme per definitie tot massamoord zou moeten leiden. Als Gray schrijft: “Maar tenzij we uitgaan van de idee van een door god beschikt eindstadium, is er geen reden om aan te nemen dat in de geschiedenis een logica of inherent einddoel besloten ligt”, kan ik dat uiteraard alleen maar beamen.

Maar dan schrijft hij vervolgens: “Opgevat als een reeks onvoorwaardelijke principes die alle mensen verbindt, is de ‘de moraal’ eveneens een overblijfsel van het monotheïsme, en mogelijk het belangrijkste”. Wilt u mij excuseren als ik zeg dat dit onzin is? Stellen dat er problemen kleven aan atheïstische waarden is leuk maar leg nou eens uit wat die problemen dan zijn! In plaats daarvan beweert Gray dat veel atheïsten domweg een of andere seculiere variant van de christelijke moraal uitbraken. Dat klinkt bijna kwaadaardig.

Ook de weergave door Gray van het gedachtegoed van Harari is mijns inziens niet correct. Harari constateert dat er ontwikkelingen gaande zijn die ertoe leiden dat de mens als het ware de plaats van god inneemt en zijn eigen evolutie gaat aansturen. Ontwikkelingen die van ons verlangen dat we uitermate alert en waakzaam zijn, aldus Harari, want voor we het weten ontstaat er een elite die getranshumaniseerd de rest van de wereld kan koloniseren en onderdrukken, een elite die verder kan trekken, de onmetelijke ijlte tegemoet, terwijl de rest van de ongelukkige soort homo sapiens aan zijn lot wordt overgelaten of als volstrekt overbodig wordt uitgewist. Maar daar horen we Gray allemaal niet over en dat stelt me enorm teleur. En hij dendert maar voort: “Het geloof dat we in een seculiere tijd leven is een illusie. (–) Het seculiere denken bestaat grotendeels uit verdrongen religieuze noties”.

Gray haalt Kant aan die van mening was dat een universele moraal op basis van de rede mogelijk was. De categorische imperatief borduurde voort op het beginsel ‘behandel een ander zoals u door de ander behandeld wil worden’. Schopenhauer echter was van mening dat een universele code alleen van een goddelijke wetgever zou kunnen komen. Maar we gaan onverdroten verder en komen dan bij een interessante en uitgebreide passage over de Sade. In mijn ogen, hoe interessant ook, uiteindelijk een dwaalgeest. Alleen al het door de Sade bepleitte uitgangspunt dat vrouwen gemeenschappelijk bezit van mannen waren is natuurlijk te grotesk voor woorden. Zeker in de discussie over moraal is het toch uiterst merkwaardig dat de Sade zelf niet inzag dat hij hier een enorme faux pas maakte. Een gebrek aan intelligentie? Dan passeren de nihilisten de revue; zij geloofden heilig in de wetenschap en wilden een einde maken aan de godsdienst, zodat de weg werd vrijgemaakt voor een betere wereld dan er ooit had bestaan, schrijft Gray. En hij vervolgt dan: “Zonder dat ze zich ervan bewust zijn, is het nog steeds de overtuiging van de meeste seculiere denkers van tegenwoordig”. De meest interessante passage vond ik die over Ayn Rand. Ik kom er maar niet toe haar vuistdikke boeken te gaan lezen maar een mooie Nederlandstalige biografie over deze fascinerende vrouw zou ik niet versmaden. Maar we moeten verder en komen uit bij Santanaya en Joseph Conrad. En weer verklaart Gray: “Tenzij men een goddelijke wetgever vooronderstelt, bestaat er geen reden om ethiek op te vatten als gehoorzaamheid aan enige wet”. Nogmaals, op een dergelijke bewering valt behoorlijk wat af te dingen. En zo kom ik weer uit bij het citaat aan het begin van deze bespreking.

Ik blijf een liefhebber van de boeken van John Gray omdat ze uitdagend zijn, maar deze filosofische verkenning behoort wat mij betreft niet tot het beste dat hij publiceerde. Hij belooft zeven vormen van atheïsme te beschrijven maar feitelijk is dit boek een filippica tegen atheïsten wiens gedachtegoed rechtstreeks voortkomt uit een monotheïsme.  Naar mijn mening is dat een wat al te grove versimpeling van de werkelijkheid, nog afgezien van het feit dat er van de pre-monotheïstische wereld misschien wel veel meer te leren valt. Dat paste blijkbaar niet in het denkraam van deze eigenzinnige Britse filosoof.

Terug dan – tot slot – naar mijn opmerking over de meningsvorming binnen De Vrije Gedachte, de Nederlandse vereniging van vrijdenkers. Je kunt, in navolging van Richard Dawkins, onvermoeibaar blijven strijden tegen wat er allemaal zou mankeren aan de monotheïsmen. Maar daarmee beperkt men de discussie tot een ontkenning, het blijft achterom kijken, zich afzetten tegen. Ik zou het veel interessanter vinden wanneer de vrijdenkerij zich zou bekommeren om het seculiere denken als een levenshouding in een steeds complexere wereld. Dat gekibbel over god moeten we nu maar eens achter ons laten, die discussie is inmiddels tot in den treure gevoerd. Laten we in plaats daarvan het ongelijk van Gray aantonen en een seculiere ethiek en moraal ontwikkelen, laten we aantonen dat een seculiere ethiek geen goddelijke schepper nodig heeft. En laten we vooral afzien van enige vooruitgangsgedachte. Een wereld zonder god is op zijn best een klein beetje beter maar een heilstaat zullen we nooit bereiken, noch met religie, noch met politiek. We blijven ploeteraars.

 

Enno Nuy

Februari 2019