Een gelovig pact tegen de godloochenaar

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Egbert Schuurman, hoogleraar in de Reformatorische Wijsbegeerte, fractievoorzitter van de CU in de Eerste Kamer, konkludeert in zijn afscheidscollege aan de Universiteit van Wageningen (zie de NRC van 20 september 2007): “Een versterkt Christendom zou een moreel en cultureel pact met de reformistische islam moeten sluiten. Dan zal er bij alle grote onderlinge verschillen meer maatschappelijke samenhang en onderlinge vrede zijn. Indien we die weg niet gaan zal de strijd tussen de vertegenwoordigers van de pretenties van de Verlichting als de religie van de materie en de radicale islam verhevigen en het islamitisch geweld toenemen. Dan blijft het toekomstbeeld zeer somber.”

Eerder stelt hij: “In het oude cultuurparadigma wordt de natuur als levenloos gezien en binnen dat kader uitgebuit door onbegrensde manipulatie. In het technisch paradigma worden natuur, mens, milieu, planten en dieren bekeken vanuit een technische blik – het zogeheten ‘machinemodel’. In het tuinmodel – ontleend aan de erkenning in een geschapen werkelijkheid te leven – zal bij cultuurvorming het léven het allesbeheersende gezichtspunt moeten zijn. Dan wordt er meer recht en gerechtigheid gedaan. Wetenschap en techniek en economie zullen het leven in alle gevarieerdheid en vormenrijkdom niet mogen vernietigen, maar er juist van in dienst moeten staan. In dat perspectief  beantwoorden technologie en economie aan hun oorspronkelijke zin.

Het streven van Schuurman lijkt prijzenswaardig maar er schort nog wel het een en ander aan. Iedere poging om de tegenstellingen tussen religies te neutraliseren, moet van harte verwelkomd worden. Toch kleven er twee grote bezwaren aan dit voorstel: een formeel of pragmatisch bezwaar enerzijds en een inhoudelijk anderzijds.

Om met het eerste te beginnen: een pact sluit men tussen twee of meer personen of partijen. Het grote probleem met de islam is dat er geen instituut is dat geacht kan worden alle (reformistische) islamieten te vertegenwoordigen. De versplintering in het islamitische deel van de wereld is bijkans nog groter dan die in het protestantisme. Natuurlijk, men kan bij het begin beginnen maar gaandeweg zitten er zoveel partijen aan tafel dat het alleen al op grond daarvan onmogelijk zal blijken over enig onderwerp overeenstemming te bereiken.

Wat betreft het inhoudelijke bezwaar moeten we opmerken dat Schuurman kennelijk een dam op wil werpen tegen de seculiere levenshouding. Dat is een rechtstreeks gevolg van zijn incorrecte analyse van hetgeen de seculiere mens drijft. Daarover straks meer.

Maar het geeft te denken dat Schuurman het kennelijk niet nodig acht het seculiere deel van de samenleving in zijn pact op te nemen. Zijn voorstel leidt tot een nadrukkelijke tweedeling tussen gelovigen en niet-gelovigen.

Nu moet ook van de seculiere wereld gezegd worden dat daar geen sprake is van één vertegenwoordigend lichaam of instituut maar het seculiere deel van de internationale gemeenschap is wel iets overzichtelijker dan bijvoorbeeld de islam. Er zijn met uitzondering van de islamitische landen, overal ter wereld humanistische of vrijdenkersbewegingen actief die geacht kunnen worden de seculiere mens te vertegenwoordigen.

Waarover gaan die partijen dan met elkaar praten? Over recht en rechtvaardigheid, zegt Schuurman en daar is helemaal niets mis mee. Reden te meer om ook de seculiere mens in het pact in te sluiten. Gelovigen en ongelovigen moeten met elkaar het gesprek aangaan, niet om elkaar van ieders waarheid te overtuigen maar om eenieder ervan te doordringen dat een beschaafde, humane wereld alleen baat heeft bij de diepe overtuiging dat men zich voor zijn naaste moet interesseren, zijn naaste lief moet hebben en de persoonlijke en lichamelijke integriteit van zijn naaste onder alle omstandigheden dient te respecteren. Niet meer, niet minder. Hoe merkwaardig toch dat Schuurman de seculiere mens gewoon overslaat!

Maar er is meer aan de hand: door zijn tweedeling en de rol die hij aan de Verlichting toekent, lijkt het erop alsof de seculiere mens per definitie in het machinemodel thuishoort en dat daar alles vanuit een technische blik bekeken zou worden. Natuur zou levenloos zijn. Dat is niet bepaald een samenvatting die recht doet aan het leef- en wereldbeeld van de seculiere mens. Maar Schuurman heeft deze onzin nodig om de rest van zijn betoog op te bouwen. Bedoelt hij hiermee dat bijvoorbeeld het militair-industrieel complex alleen door Verlichtingsfanaten en atheïsten werd ontwikkeld? Dat de gelovige mens hier zijn handen in onschuld kan wassen? Dat zal hij toch niet in alle ernst menen. Waarom dan toch deze vreemde voorstelling van zaken?

Hij geeft zelf het antwoord: “de pretenties van de Verlichting als de religie van de materie.” Bizar hoe dit soort onzin een volstrekt eigen leven kan gaan leiden en niet veel vaker en veel feller weersproken wordt. Is dit de barmhartigheid van onze gelovige christelijke medemens? Ik heb hier slechts één kwalificatie voor: deerniswekkend.

 

Enno Nuy

Oktober 2007

 

 

 

2018-10-24T13:19:30+00:00