Rudolf Hagenaar
Na op een druilerige zondagmiddag het Groninger Museum bezocht te hebben, alwaar de prachtige zalen van de Ploeg (vooral het werk van Alida Pott, George Martens en Henk Melgers was uitzonderlijk fraai) door het grote publiek gemeden werden ten gunstige van de ernstig overschatte, homo-erotische, decadente maar voor het overige volstrekt lege en inhoudsloze fotograaf Erwin Olaf, togen we richting Eelde – Paterswolde waar we in een kom van het rustieke dorpje Eelde De Buitenplaats aantroffen, een museum ontworpen door de architect die ook het naar de hemel reikende gebouw van de Gasunie in Groningen realiseerde. De Buitenplaats is naar meer menselijke maat getekend maar wordt herkend door dezelfde organische bouwstijl die bij de Gasunie werd toegepast. Dit prachtige kleine museum ligt omsloten door water en fraaie tuinen midden in Eelde en bij binnentreden wachtten ons twee uiterst aangename verrassingen. In de eerste plaats het gebouw zelf dat een prachtige ruim opgezette tentoonstellingsruimte biedt onder een houten plafond, een museum dat ruimte en landelijke sfeer ademt en zodoende leven en stilte geeft aan de tentoongestelde werken. En zo stonden we direct oog in oog met het werk van Rudolf Hagenaar, een mij volstrekt onbekende schilder maar wat een sensatie, meteen al bij de eerste werken die in het oog vielen! Niet zo vreemd overigens dat ik Hagenaar niet kende; deze in 1927 in Nederlands Indië geboren kunstenaar besloot pas op zijn 73ste voor het eerst zijn werk te exposeren. Hij leefde nimmer van, uitsluitend voor de kunst en het leek hem, nu zijn levenseinde aan het naderen was en zijn ouderdom fysieke beperkingen met zich bracht, toch uiterst wrang en zonde wanneer de vruchten van zijn kunstenaarschap in een container zouden eindigen. Hagenaar was zijn (beroepsmatige) leven lang tekenleraar te Goes alwaar alleen Hans Warren hem vond. Schilderen deed hij uitsluiten des ’s avonds en in de weekeinden. Zijn werk werd voordien ook nimmer verkocht, hij had al zijn werken opgeslagen in zijn eigen atelier alwaar hij vooral het zuiderlicht prefereerde. Zijn leven lang heeft Hagenaar de klassieke schilders onderzocht en bestudeerd. Hij schilderde uitsluitend figuratief. De abstracte kunst kon hem niet boeien en bood hem geen uitdaging. De grote uitdaging voor Hagenaar was het licht. En of hij nu stadsbeelden schilderde, mensen alleen of getweeëlijk, stillevens of objecten, altijd weer was daar het licht. En Hagenaar heeft zich daarin een meester getoond, naar de grote klassieke traditie.
In zijn stadsbeelden ontbreken doorgaans bomen en mensen en moderne voertuigen zijn bij hem al helemaal niet waar te nemen; soms duikt een eenzame fietser, een toeschouwer of zowaar een glazenwasser op; maar altijd is er het licht en Hagenaar slaagt erin prachtige beelden en sferen op te roepen, door een uitzonderlijk vakmanschap en een uiterst precieze kleurkeuze. De mensen op zijn doeken zijn steevast naakt. Zelf zegt hij hierover: “Deels (schilder ik mensen naakt) omdat ik ze tijdloos wil houden. Maar er is meer. Want ik word niet alleen geboeid door de vorm en het licht, maar interesseer me ook voor het mechaniek van het menselijk lichaam. Dat is ook de reden waarom ik over het algemeen meer mannen dan vrouwen schilder. Omdat het mechaniek, zeg maar de menselijke machine, bij mannen beter herkenbaar is”. Prachtige voorbeelden hiervan zijn Man en Route. In het eerste (zie afbeelding) ligt een man verslagen op de grond, met zijn hoofd naar ons toe, de vuisten gebald, het gelaat afgewend; een vaal licht valt op hem, het komt van links. Wij weten niet wat hem is overkomen noch of hij erin slagen zal zijn tegenslag te overwinnen. Op Route zien we een naakte man op de rug, hij vervolgt zijn weg, hij is duidelijk gaande, langs een rode stippellijn op de grond, een duistere en ongekende toekomst tegemoet, een toekomst die zich slechts met het vorderen van de stappen aan hem zal openbaren; waarheen hij gaat, wij weten het niet; hoe het hem daar zal bevallen weten wij nog veel minder. Een ander buitengewoon fraai werk is het doek Schelpen rapen (zie afbeelding). Hier zien we twee mensen gebukt in de zee staan waar ze in het ondiepe water naar schelpen zoeken. Er zijn vele voorstudies van dit werk en Hagenaar is erin geslaagd de houding van deze mensen, zoekend naar schelpen in laag water, buitengewoon knap te treffen. Reeds bij de eerste aanblik zie je meteen: ja, zo sta je in het water als je schelpen zoekt. En ook hier speelt licht weer de hoofdrol: een prachtig vaalgeel strijklicht kondigt de schemering reeds aan, nog wordt het lichaam aangenaam gestreeld door de warmte van de zon maar of we vóór de invallende duisternis zullen vinden wat we zoeken, we weten het niet.
Wanneer Hagenaar mensen schildert laat hij uitsluitend situaties zien, hij schildert geen relaties. Zijn mensen lijken daardoor vaak eenzaam maar dat beschouwt Hagenaar als in zekere zin logisch: de moderne mens blinkt immers niet uit in gemeenschapszin en zingeving is aan Hagenaar niet besteed. Het is aan de beschouwer zelf om de relatie bij de door hem geschilderde situatie te bedenken, te fantaseren. Hagenaar zelf blijft ver weg van iedere psychologische of betekenisduiding van zijn schilderijen. Het meest extreem dringt zich dit gegeven op bij zijn doek Onderbroken maal. Hier zijn de mensen verdwenen, ze zijn zojuist van tafel opgestaan. We zien nog slechts de tafel met vier stoelen en de resten van wat een sobere maaltijd was. De twee stoelen die zojuist nog bezet werden, staan schuin tegen de tafel, het bestek ligt gebruikt op de borden, de glazen leeg. Wat is het dat je de indruk geeft dat de beide eters tijdens hun maaltijd geen aangenaam gesprek hadden, wat is er tussen hen voorgevallen en waar zijn ze nu? Maar Hagenaar bemoeit zich daar niet mee en zal mij voorhouden dat het uitsluitend mijn eigen fantasie is die deze sfeer uit het doek oplepelt. Kortom, wij weten het niet. Hagenaar is een groot schilder die het verdient opgenomen te worden in de canon van de Nederlandse, neen Europese kunstgeschiedenis. Hij behoort tot de groten van de beeldende kunst. Ik weet zeker dat Hagenaar zal beklijven. Dat zijn werk aangekocht mag worden door het Rijksmuseum of welk museum dan ook. Laat het niet verloren gaan in de beleggerswaanzin waardoor enkel de toevallige rijkaard van dit schitterende oeuvre genieten kan. Dit werk moet tentoongesteld: Hagenaar is een groot schilder!
november 2003