Er is geen dwang in de godsdienst

De Koran gelezen en samengevat

Deel I De Koran in kort bestek

Handleiding bij het lezen van deze beknopte samenvatting van de Koran. De hier behandelde Koran is de versie zoals die te vinden is op www.orst.edu/groups/msa/index.html De Nederlandse vertaling is vervaardigd in 1953 onder auspiciën van The Oriental & Religious Publishing Corporation Ltd, Rabwah Pakistan. Ik heb ervoor gekozen uit elk hoofdstuk van de Koran de meest tot de verbeelding sprekende strofen te citeren en daar waar ik zulks wenselijk achtte voorzien van summier commentaar. Met het vorderen van het leeswerk worden de citaten steeds minder en korter. Dat ze korter worden kan worden verklaard uit de Koranteksten zelf. Dat ze steeds minder in aantal worden geschiedde om al te veel herhaling te vermijden. De kracht van de boodschap van de Koran lijkt welhaast in de herhaling te liggen. Maar vel vooral uw eigen oordeel.

De Koe (Al-Baqarah) heeft 286 strofen beschrijft onder meer de uittocht van de kinderen Israel’s uit Egypte, de rol van Mozes en de aanbidding van het gouden kalf.

Opmerkelijk is strofe 62 welke luidt: 62. Voorzeker, de gelovigen, de Joden, de Christenen en de Sabianen – wie onder hen ook in Allah en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun beloning bij hun heer ontvangen en er zal geen vrees over hen komen, noch zullen zij treuren.

En in strofe 87 heet het: 87. Voorwaar, wij gaven Mozes het Boek en deden boodschappers de een na de ander zijn voetsporen volgen. En Wij gaven aan Jezus, zoon van Maria, duidelijke tekenen en versterkten hem met de geest der heiligheid. Telkens als een boodschapper tot u kwam, met hetgeen uw ziel niet behaagde, hebt gij u laatdunkend gedragen, sommigen hunner hebt gij verloochend en anderen gedood.

In strofe 91 komt dan de vraag waarom de vroege profeten van Allah (en Jezus wordt dus als een vroege profeet gezien) werden gedood. In strofe 96 volgt dan de eerste nog verhulde dreiging aan de Joden: 96. Voorzeker, gij zult hen (Joden) het meest van alle mensen verlangend naar het leven vinden, zelfs meer dan de afgodendienaren. Ieder van hen wenst, dat hem een leven van duizend jaren geschonken moge worden, doch al ware hem zulk een lang leven vergund, dan zou het hem tegen de straf toch niet beschermen. Allah ziet hetgeen zij doen.

In strofe 113 wordt gemeld hoe Joden en Christenen elkaar de ware grondslag ontzeggen terwijl ze toch hetzelfde Boek lezen. 113. Maar Allah zal op de Dag er Opstanding uitspraak doen in hun geschil. 115. En aan Allah behoort het Oosten en het Westen; waarheen gij u ook wendt, daar zal het aangezicht van Allah zijn. Zeker, Allah is Alomvattend, Alwetend.

159. Voorzeker, degenen, die hetgeen Wij aan tekenen en leiding hebben nedergezonden, verbergen, nadat Wij ze in het Boek aan de mensen duidelijk hebben gemaakt, zijn het, die Allah vervloekt en zij die het recht hebben te vervloeken, vervloeken hen ook
160.
Maar zij, die berouw hebben en zich beteren en (de Waarheid) verkondigen, dezen zijn het, tot wie Ik Mij met vergiffenis wend – Ik ben Berouwaanvaardend, Genadevol.
161. Voorzeker, die verwerpen en als ongelovigen sterven, over hen zal de vloek komen van Allah en van de engelen en van alle mensen.
162. Daarin zullen zij blijven. Hun straf zal niet worden verlicht, noch zal hun uitstel worden verleend.
187.
Het is u veroorloofd, om op de nacht van het vasten tot uw vrouwen in te gaan. Zij zijn een gewaad voor u en gij zijt haar een gewaad. Allah weet, dat gij onrechtvaardig hebt gehandeld tegenover uzelf en heeft Zich met barmhartigheid tot u gewend en u verlichting geschonken. Daarom moogt gij nu tot haar ingaan en betrachten, hetgeen Allah u heeft verordend; en eet en drinkt, totdat bij de dageraad de witte draad zich onderscheidt van de zwarte draad. Voltooit dan het vasten tot het vallen van de avond. En verbreng uw tijd niet met uw vrouwen wanneer u in de Moskeeën ??? houdt. Dit zijn de beperkingen van Allah – dus nadert deze niet. Zo zet Allah zijn geboden uiteen voor de mensen, opdat zij vroom zullen zijn.

In strofe 191 tot 194 wordt aangegeven hoe de ongelovige bestreden dient te worden:

191. En doodt hen, waar gij hen ook ontmoet en drijft hen uit, vanwaar zij u hebben uitgedreven; want vervolging is erger dan doden. En bevecht hen niet nabij de heilige Moskee, voordat zij u daarin bevechten. Maar indien zij u bevechten, bevecht hen dan – zo is de vergelding voor de ongelovigen.
192. M
aar als zij ophouden, dan is Allah zeker Vergevensgezind, Genadevol.
193.
En bestrijdt hen, totdat er geen vervolging meer is en de godsdienst alleen voor Allah wordt. Maar indien zij (met strijden) ophouden, dan is er geen vijandelijkheid meer toegestaan, behalve tegen de onrechtvaardigen.

In dit eerste boek staan vooral tal van leefregels waaraan de gelovige zich te houden heeft maar tussen alle regels door staat tegelijkertijd hoe de ongelovige tegemoet getreden dient te worden.

216. Vechten is u geboden ofschoon gij er afkerig van zijt; maar het kan zijn, dat gij tegenzin hebt in iets terwijl het goed voor u is en het kan zijn, dat u iets behaagt terwijl het slecht voor u is. Allah weet het en gij weet het niet.
217.
Zij vragen u omtrent het vechten in de heilige maand. Zeg: “Het vechten hierin is een grote overtreding, maar de mensen van de weg van Allah af te houden en Hem ondankbaar te zijn en (de toegang tot) de Heilige Moskee (te verhinderen) en haar mensen er van te verdrijven, is bij Allah een grotere zonde; en vervolging is erger dan doden.” En zij zullen niet ophouden, u te bevechten, totdat zij u van uw geloof hebben afgebracht, als zij kunnen. Maar wie onder u zich van zijn geloof afkeert en sterft als een ongelovige – diens werken zullen tevergeefs zijn in deze wereld en in de toekomende. Dezulken zijn de bewoners van het Vuur en zij zullen daarin verblijven.
219.
Zij vragen u omtrent wijn en kansspel. Zeg hun: “In beide is groot nadeel en ook enig voordeel voor de mensen, maar het nadeel is groter dan het voordeel.”
221.
En huwt geen afgodendienaressen voordat zij geloven; waarlijk een gelovige slavin is beter, dan een afgodendienares, ofschoon zij u moge behagen. En huwt haar (gelovige vrouwen) niet aan afgodendienaren uit, voordat zij geloven; waarlijk een gelovige slaaf is beter, dan een afgodendienaar, ofschoon hij u moge behagen. Zij noden tot het Vuur, maar Allah noodt u tot de Hemel en tot vergiffenis door Zijn gebod. En Hij maakt Zijn tekenen aan de mensen duidelijk, opdat zij lering zullen trekken.
222.
En zij vragen u omtrent de menstruatie. Zeg (hun): “Het is iets schadelijks, blijft dus gedurende de menstruatie van de vrouwen weg en gaat niet tot haar in, voordat zij hersteld zijn. Maar wanneer zij zich hebben gereinigd, gaat tot haar in, zoals Allah het u heeft bevolen. Allah bemint hen, die zich tot Hem wenden en zich rein houden.

En in het licht van de eerwraak zijn de volgende passages relevant:  228. De gescheiden vrouwen moeten drie menstruatieperioden wachten; en het is haar niet geoorloofd, hetgeen Allah in haar baarmoeder heeft geschapen, te verbergen, indien zij in Allah en de laatste dag geloven; en haar echtgenoten hebben het recht, haar (intussen) terug te nemen, indien zij verzoening wensen. En vóór haar geldt hetzelfde als tegen haar, hetgeen billijk is, de mannen hebben voorrang boven haar, Allah is Machtig, Alwijs.

  1. Is de echtscheiding twee keer geschied, behoud haar dan op behoorlijke wijze of zend haar met vriendelijkheid weg. En het is u niet geoorloofd, iets te nemen van hetgeen gij haar hebt gegeven, tenzij beiden vrezen, Allah’s bepalingen niet in acht te kunnen nemen. Indien gij (familieleden) vreest, dat zij Allah’s bepalingen niet in acht kunnen nemen, dan zal er voor geen van hen beiden zonde zijn in hetgeen zij teruggeeft om daardoor vrij te worden. Dit zijn de door Allah voorgeschreven beperkingen, overschrijdt ze daarom niet; wie de door Allah voorgeschreven grenzen overschrijden, zijn overtreders.
  2. Indien hij van haar (ten derden male) scheidt, is zij voor hem niet meer geoorloofd, voordat ze een andere echtgenoot heeft gehuwd en indien deze van haar scheidt, zal het voor hen geen zonde zijn, tot elkander terug te keren, indien zij er van overtuigd zijn, dat zij de door Allah voorgeschreven beperkingen in acht zullen nemen. Dit zijn Allah’s bepalingen, welke Hij aan de mensen, die kennis hebben duidelijk maakt.
  3. En wanneer gij van uw vrouwen scheidt en zij het einde van de haar voorgeschreven periode bereiken, behoudt haar dan op een behoorlijke manier, of zendt haar op een betamelijke manier weg, maar behoudt haar niet tot haar nadeel, waardoor gij de perken te buiten gaat. Wie zulks doet, doet gewis zijn eigen ziel onrecht. En drijft niet de spot met Allah’s geboden en gedenkt Allah’s gunst aan u en (gedenkt) het Boek en de wijsheid, die Hij u heeft nedergezonden, waarmede Hij u vermaant. En vreest Allah en weet, dat Allah de Kenner is van alle dingen.
  4. En wanneer gij van vrouwen scheidt en zij het einde van haar wachtperiode hebben bereikt, verhindert haar niet, haar (aanstaande) man te huwen, als zij met elkander op de gebruikelijke wijze tot overeenstemming zijn gekomen. Dit is een vermaning voor hem, die onder u in Allah en de laatste dag gelooft. Het is beter en reiner voor u; Allah weet en gij niet.

Er staat weliswaar geschreven: 256. Er is geen dwang in de godsdienst. Voorzeker, het juiste pad is van dwaling onderscheiden; derhalve, hij die de duivel verloochent en in Allah gelooft, heeft een sterk houvast gegrepen, dat onbreekbaar is. Allah is Alhorend, Alwetend. Dit neemt echter niet weg dat de ongelovige weinig verheffends in het vooruitzicht wordt gesteld.

Ook bevat dit boek tal van morele leefregels als leidraad voor een rechtvaardige samenleving. Zo wordt in strofe 271 gesteld dat het beter is een aalmoes in stilte te geven dan het voor iedereen zichtbaar te doen. En in strofe 276 schaft Allah de rente af om daar in strofe 279 aan toe te voegen dat wie de rente niet afschaft zich dan ten oorlog met Allah en diens boodschapper moet voorbereiden. Alleen al op basis van deze strofe kan de fundamentalist met een beroep op de Koran de westerse kapitalistische samenleving als een vijand afspiegelen.

3 Het Huis van Imraan (Al-Imraan) kent 200 strofen.

In strofe 12 heet het: 12. Zeg tot de ongelovigen: “Gij zult worden terneergeslagen en in de hel worden verzameld, dit is een kwade rustplaats.

In dit boek wordt van de geboorte van Jezus, de vroege profeet, verhaald. 48. “En Hij zal hem het Boek (de goddelijke Wet) en de Wijsheid en de Torah en het Evangelie onderwijzen.” 55. Toen Allah zeide: “O, Jezus, ik zal u doen sterven en u tot Mij; opheffen en u zuiveren van de ongelovigen en zal uw volgelingen tot de laatste dag over hen doen zegevieren die u niet geloven; dan zal uw terugkeer tot Mij zijn en Ik zal onder u rechtspreken over datgeen waarin gij verschildet.

Ook wordt in dit boek beschreven in welke verhouding de Koran, het Evangelie en de Thora tot elkaar staan: 65. O, mensen van het Boek, waarom redetwist gij over Abraham, wanneer de Torah en het Evangelie eerst na hem werden geopenbaard? Wilt gij dan niet begrijpen?

  1. Ziet, gij twist over hetgeen, waarvan gij kennis hebt. Waarom twist gij dan (eveneens) over hetgeen, waarvan gij geen kennis hebt? Allah weet en gij weet niet.
  2. Abraham was noch een Jood, noch een Christen, maar hij was een oprecht Moslim. En hij behoorde niet tot de afgodendienaren.

Voor zichzelf spreekt strofe 85: 85. En wie een andere godsdienst zoekt dan de Islam, het zal van hem niet worden aanvaard en hij zal in het Hiernamaals onder de verliezers zijn. In strofe 118 gaat het Boek nog een paar stappen verder: 118. O gij die gelooft, neemt buiten uw volk geen ander tot intieme vrienden; zij zullen niet in gebreke blijven u te benadelen. Zij houden van leedvermaak. Nijd laten zij blijken en wat hun innerlijk verbergt is nog erger. Wij hebben u onze geboden duidelijk gemaakt, indien gij ze wilt begrijpen. 141. Opdat Allah de gelovigen moge louteren en de ongelovigen vernietigen.

 Wat in het verschiet ligt voor gelovigen en ongelovigen wordt in de volgende strofen beschreven: 195. En hun Heer verhoorde hen, zeggende: “Ik zal het werk van iedere werker onder u, hetzij man of vrouw, niet verloren doen gaan. – Gij behoort tot elkander. – En Ik zal van hen, die hun land verlieten en van hun huizen zijn verjaagd en voor Mijn zaak zijn vervolgd en die hebben gevochten en zijn gedood, de fouten zeker bedekken en zal hen tuinen doen binnengaan, waar doorheen rivieren stromen: een beloning van Allah en bij Allah is de beste beloning.” 196. Laat de bewegingen der ongelovigen in het land u niet bedriegen.

197 Het is een gering voordeel voor hen; daarna zal de hel hun tehuis zijn en slecht is deze rustplaats.

4. De Vrouwen (An-Nisa)
heeft 176 strofen.

In dit boek wordt de verhouding tussen de man en vrouwen beschreven. In strofe 3 staat letterlijk: 3. En als gij vreest dat gij niet rechtschapen zult zijn bij het behandelen der wezen, huwt dan vrouwen die u behagen, twee of drie, of vier en als gij vreest, dat gij niet rechtvaardig zult handelen, dan één of wat uw rechter handen bezitten. Dat is voor u de beste weg, om onrechtvaardigheid te voorkomen.

Ook zijn in dit boek bepalingen omtrent het erfrecht opgenomen. Maar ook hier sluipen weer tal van leefregels, geboden en verboden de tekst binnen, zoals in strofe 15 en 16 tegen de vrouwenliefde:  15. En voor degenen uwer vrouwen, die zich aan ontucht schuldig maken, roept vier uwer als getuigen tegen haar en als zij getuigen, sluit haar dan in de huizen op, totdat de dood haar achterhaalt, of totdat Allah haar een weg opent.

  1. En als twee temidden van u zich hieraan schuldig maken, straft hen beiden. En als zij berouw hebben en zich verbeteren, laat hen dan met rust, voorzeker, Allah is Berouwaanvaardend, Genadevol.

Als de Bijbel stelt ook de Koran de man boven de vrouw: 34. Mannen zijn voogden over de vrouwen omdat Allah de enen boven de anderen heeft doen uitmunten en omdat zij van hun rijkdommen besteden. Deugdzame vrouwen zijn dus zij, die gehoorzaam zijn en heimelijk bewaren, hetgeen Allah onder haar hoede heeft gesteld. En degenen, van wie gij ongehoorzaamheid vreest, wijst haar terecht en laat haar in haar bedden alleen en tuchtigt haar. Als zij u dan daarna gehoorzamen, zoekt geen weg tegen haar. Waarlijk, Allah is Verheven, Groot.

En tussendoor de waarschuwing: 56. Gewis, degenen die Onze tekenen verwerpen zullen Wij weldra het Vuur doen binnengaan. Wij zullen hen telkens, wanneer hun huiden zijn verbrand, andere huiden er voor in de plaats geven; opdat zij de straf ten volle zullen ondergaan. Waarlijk, Allah is Almachtig, Alwijs.

En dan de beloning voor hen die het woord van de profeet verdedigen: 74. Laten derhalve zij, die hun tegenwoordig leven voor het leven in het Hiernamaals willen offeren, voor de zaak van Allah strijden. En wie voor de zaak van Allah strijdt, hetzij hij gedood wordt of overwint, weldra zullen Wij hem een grote beloning geven.

En in het licht van de sektarische strijd in Irak is de volgende strofe niet zonder wrangheid:

  1. En wie een gelovige opzettelijk doodt, zijn vergelding zal de hel zijn; daarin zal hij vertoeven. Allah’s toorn is op hem; Hij heeft hem vervloekt en zal hem een grote straf bereiden.

Het is een weinig samenhangend boek waarin wederom leefregels van zeer verscheiden soort elkaar afwisselen, zoals de bepaling dat verzoening het beste is als een vrouw mishandeling of onverschilligheid van haar man vreest (128) en de bepaling dat wie gelooft geen ongelovigen tot vrienden boven de gelovigen mag verkiezen (144). En waar eerder het heffen van rente tout court verboden werd, staat in strofe 161 opeens: 161. En om het nemen van rente, ofschoon het hun was verboden en het onrechtvaardig opslokken van ’s mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke straf bereid.

5. De Tafel (Al-Maidah) bevat 120 strofen. Strofe drie bevat waarschijnlijk de laatste woorden van de Koran die werden gereveleerd. Geopenbaard nà de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 120 strofen.

  1. Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van Allah is aangeroepen; hetgeen is geworgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten, behalve wat gij hebt geslacht. Verder hetgeen voor afgoden is geslacht en wat gij loot door pijlen, dit is een overtreding. Heden zullen de ongelovigen aan uw godsdienst wanhopen. Vreest dus niet hen, maar Mij. Nu heb Ik uw godsdienst voor u vervolmaakt, Mijn gunst aan u voltooid en de Islam voor u als godsdienst gekozen. Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

In dit boek wordt wederom melding gemaakt van het verbond van de Islam met het Joden- en Christendom. Maar onderweg ging het fout: 14. En met degenen die zeggen: “Wij zijn Christenen, sloten Wij (eveneens) een verbond, maar zij vergaten een deel van hetgeen hen was voorgehouden. Daarom deden Wij vijandschap en haat onder hen ontstaan, tot de Dag der Opstanding. Allah zal hen weldra laten weten, wat zij deden.

Ook hier niets dan dood en verderf voor wie niet luisteren wil of wie het enig ware geloof afwijst: 38. En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van Allah. Allah is Almachtig, Alwijs.

Ook hier weer een verhandeling over de relatie tussen de drie Boeken: 46. En Wij deden Jezus, zoon van Maria in hun voetsporen treden, vervullende, hetgeen vóór hem in de Torah was (geopenbaard), en Wij gaven hem het Evangelie, dat licht en leiding bevatte, bevestigende hetgeen daarvóór in de Torah was en een leiding en een vermaning voor de godvrezenden.

  1. En laat de mensen van het Evangelie richten naar hetgeen Allah daarin heeft geopenbaard en wie niet richten naar hetgeen Allah heeft geopenbaard, zijn de overtreders.
  2. En Wij hebben u het Boek (de Koran) met de waarheid geopenbaard vervullende hetgeen daarvóór in het Boek (de Bijbel) was (verkondigd) en als bewaker daarover.

Maar wees gewaarschuwd:  51. O, gij die gelooft, neemt de Joden en de Christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkanders vrienden. En wie uwer hen tot vrienden neemt, is inderdaad één hunner. Voorwaar, Allah leidt het overtredende volk niet.

Uiteindelijk, stelt de Koran, is het Jodendom erger dan het Christendom. Wordt in strofe 69 nog gesteld: 69. Voorzeker, de gelovigen en de Joden en de Sabianen en de Christenen die in Allah en de laatste Dag geloven en goede daden verrichten – over hen zal geen vrees komen, noch zullen zij treuren. In strofe 82 wordt deze lankmoedige houding prompt gepreciseerd: 82. Waarlijk, gij zult de Joden en de afgodendienaren het meest vijandig jegens de gelovigen vinden. En gij zult degenen die zeggen: “Wij zijn Christenen” het vriendschappelijkst vinden jegens de gelovigen. Dit is, wijl er onder hen geleerden en monniken zijn en wijl zij niet trots zijn.

6. Het Vee (Al-An’aam) kent 165 strofen.

Het Leitmotiv is hier angst: 15. Zeg: “Ik vrees, als ik mijn Heer niet gehoorzaam, de straf van de grote Dag.” En het gaat niet om het hier en nu: 32. Het wereldse leven is niets dan een spel en een ijdel vermaak. Doch voor degenen die God vrezen, is het tehuis van het Hiernamaals beter. Wilt gij dan niet begrijpen?

In dit boek wordt uitvoerig beschreven hoe uitsluitend Allah verantwoordelijk is voor al wat is; sterren, water, groen, graankorrel en dadelpit, dat alles is van Allah alleen afkomstig. En ook worden hier leefregels inzake het eten van voedsel geïntroduceerd: 145. Zeg: “Ik vind in hetgeen mij is geopenbaard niets, dat een eter is verboden te eten, met uitzondering van het gestorvene of vloeiend bloed of varkensvlees, want dit alles is onrein – of, wat in overtreding is, waarover een andere naam dan Allah’s is aangeroepen. Maar wie door noodzaak wordt gedreven en niet begerig is noch de grens overschrijdt: uw Heer is dan voorzeker Vergevensgezind, Genadevol.

  1. Wij verboden de Joden alle dieren die klauwen hebben en Wij verboden hun het vet van runderen, schapen en geiten, anders dan wat hun ruggen of hun ingewanden dragen of hetgeen met een been is gemengd. Dit is de vergelding, welke Wij hun voor hun opstandigheid gaven. En Wij zijn voorzeker Waarachtig.

7. De Verheven Plaatsen (Al-Aa’raaf), 206 strofen.

Hier worden Adam en Eva ten tonele gevoerd inclusief de appelboom en de duivel, we hebben het eerder gelezen. Ook het scheppingsverhaal en de zes dagen waarin God de aarde en de mens schiep, de zeven plagen in Egypte, het verhaal van Mozes; 206. Waarlijk, degenen die dicht bij uw Heer zijn wenden zich niet met trots van Zijn aanbidding af doch zij verheerlijken Hem en werpen zich voor Hem neder.

8. De oorlogsbuit (Al-An’faal), 75 strofen.

2. Ware gelovigen zijn slechts degenen wier hart vol vrees klopt, wanneer de naam van Allah wordt genoemd en wanneer Zijn tekenen hun worden voorgelezen, doet dit hen in geloof toenemen en op hun Heer vertrouwen. 14. Dat is (uw straf), ondergaat haar daarom en weet dat er voor de ongelovigen de straf van het Vuur is.
15.
O, gij die gelooft, wanneer gij degenen die niet geloven, op u af ziet komen wendt hun dan niet uw rug toe.
16.
En wie op die dag zijn rug toekeert, tenzij hij voor het gevecht manoeuvreert of om plaats te nemen bij een andere groep, doet inderdaad de toorn van Allah over zich komen en de hel zal zijn tehuis zijn en dat is een slechte verblijfplaats.
17.
Gij dooddet hen niet, doch Allah was het, Die hen doodde. En gij wierpt niet toen gij wierpt, maar Allah was het die wierp, opdat Hij de gelovigen een grote gunst van Zich mocht bewijzen. Voorzeker, Allah is Alhorend, Alwetend.

 

 

  1. Berouw (At-Taubah), 129 strofen.
  2. Gaat daarom in het land rond voor vier maanden en weet, dat gij Allah niet kunt ontsnappen en dat Allah de ongelovigen zal vernederen.
  3. Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag. Maar als zij berouw hebben en het gebed houden en de Zakaat betalen, laat hun weg dan vrij. Voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

 

Het doodt de afgodendienaren wordt vaak gezien als een getuigenis van de gewelddadige Koran. Maar er wordt direct aan toegevoegd dat ze vrijgelaten dienen te worden als ze berouw hebben, lees: gelovig worden. Dit is de mantra van de Koran.

 

  1. En de Joden zeggen: “Ezra is de zoon van Allah” en de Christenen zeggen: “De Messias is de zoon van Allah.” Dit is, hetgeen zij met hun mond zeggen. Zij spreken de woorden na van degenen die vóór hen ongelovig waren; Allah’s vloek zij over hen, hoe zijn zij afgekeerd!

 

Ook dit boek gaat vrijwel geheel over de ongelovigen die niets dan ijdelheid, bedrog en leugens met zich dragen. 68. Allah belooft de huichelaars, mannen en vrouwen en de ongelovigen het Vuur der hel, waarin zij zullen vertoeven. Het zal hun genoeg zijn. Allah heeft hen vervloekt, en zij zullen een blijvende straf ontvangen.

En uiteraard: 72. Allah heeft de gelovigen, mannen en vrouwen tuinen beloofd waar doorheen rivieren stromen, heerlijke woonplaatsen in tuinen der eeuwigheid. En het behagen van Allah is het grootste. Dit is de grootste zegepraal.

 

Ook woestijn-Arabieren vormen een speciale categorie getuige de strofen 97 tot en met 101: 97. De woestijn-Arabieren zijn de hardnekkigsten in ongeloof en huichelarij en het meest geneigd de geboden, die Allah tot Zijn boodschapper heeft nedergezonden niet na te komen. Allah is Alwetend, Alwijs.

  1. Er zijn onder de woestijn-Arabieren, die hetgeen zij weggeven als boete beschouwen en wachten dat er rampspoed over u komt. Op hen zal echter de rampspoed rusten. En Allah is Alhorend, Alwetend.
  2. En er zijn onder de woestijn-Arabieren, die in Allah en de laatste Dag geloven en die hetgeen zij weggeven als middelen beschouwen tot Allah’s nabijheid en tot de zegeningen van de profeet. Ziet toe! Het is stellig voor hen een middel tot Zijn nabijheid. Allah zal hen weldra tot Zijn barmhartigheid toelaten. Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
  3. En de vooruitstrevenden en de eersten der Migranten en Hulpgevers en degenen, die hen in goedheid volgen, Allah heeft welbehagen in hen en zij hebben welbehagen in Hem; en Hij heeft voor hen tuinen bereid, waar doorheen rivieren stromen. Daarin zullen zij voor eeuwig vertoeven. Dat is de grote zegepraal.
  4. Van de u omringende woestijn-Arabieren zijn sommigen huichelaars evenals van het volk van Madina dezen volharden in huichelarij. Gij kent hen niet; Wij kennen hen en Wij zullen hen hier dubbel straffen, daarna zullen zij aan een grote straf worden overgeleverd.

 

 

  1. Jonas (Joenos), 109 strofen.

We beginnen met hel en verdoemenis voor wie het ware geloof niet aanhangt: 4. Tot Hem is uw aller terugkeer, dit is de ware belofte van uw Heer. Voorzeker, Hij begint de schepping, daarna zet Hij haar voort, opdat Hij degenen die geloven en goede werken doen met rechtvaardigheid moge belonen. En de ongelovigen zullen een drank van kokend water en een pijnlijke straf ontvangen, daar zij (de waarheid) verwierpen.

En: 8. Dezen zijn het, wier verblijfplaats het Vuur is, voor hetgeen zij verdienen.

109 Strofen lang over dit thema: 104. Zeg: “O gij mensen, als gij over mijn godsdienst in twijfel verkeert, (weet) dan dat ik niet aanbid degenen die gij naast Allah aanbidt, maar ik aanbid Allah Die u doet sterven en het is mij geboden tot de gelovigen te behoren.

 

 

  1. Hoed (Hoed), 123 strofen
  2. En er is geen schepsel dat op aarde kruipt, of zijn voorziening berust bij Allah, Hij kent zijn tehuis en zijn verblijfplaats. Alles staat in een duidelijk Boek.

Ook de profeet is zich ervan bewust dat de ongelovigen met velen zijn: 17. Is hij dan (aan hen gelijk), die een duidelijk bewijs van zijn Heer bezit en wie een groot getuige van Hem volgt, en die voorafgegaan is door het Boek van Mozes, als richtsnoer en tot barmhartigheid? Dezen geloven in hem. En wie van de volkeren hem verwerpt, het Vuur zal zijn bestemming zijn. Koester dus geen twijfel daaromtrent.

 

En ofschoon in de Koran de straf vaak in het vooruitzicht wordt gesteld op de Dag des Oordeels of in het Hiernamaals, klinkt het regelmatig toch anders, zoals: 20. Dezen kunnen in de wereld de straf niet ontvluchten, noch hebben zij enige vrienden naast Allah. De straf zal voor hen worden verdubbeld. Zij deden geen moeite om te horen, of te zien. Men kan dit lezen als: wie op aarde reeds wordt gestraft voor zijn ongeloof moet zich realiseren dat daarmee de straf in het Hiernamaals niet afgewend kan worden; hij wordt dubbel gestraft.

 

In het vorige boek trok Mozes ten strijde tegen de ongelovigen. In dit boek is het Noach. Het is een telkens terugkerende stijlfiguur in de Koran waarin aan de hand van vraag en antwoord wordt geschetst hoe ongelovigen zich verzetten tegen de ware Godsdienst en hoe de profeet of de stedehouder de ongelovige confronteren met Allah, diens genade en barmhartigheid, diens strengheid en bereidheid tot straffen, al wie hem niet geloven wil.

 

Het verhaal van de ark van Noach kennen we reeds uit de Bijbel. Het wordt hier nog eens dunnetjes overgedaan. En hoe Hoed ook zijn volk, de Aad smeekt te vertrouwen op Allah, zij wensen niet te horen: 60. En er werd een vloek op hen gelegd in deze wereld en op de dag der Opstanding. Ziet! de Aad verwierpen hun Heer. Ziet! vervloekt zij de Aad, het volk van Hoed.

En het liep slecht af met de Aad waarna het verhaal naadloos overgaat in het verhaal van Abraham die op zijn oude dag nog een kind bij zijn Sarah verwekt, zonder tot haar gegaan te zijn. En ook hier weer de smeekbede aan het ongelovig volk: 89. “O, mijn volk, laat vijandigheid jegens mij u niet er toe leiden, dat hetzelfde u overkome als hetgeen het volk van Noach of het volk van Hoed of het volk van Salih overkwam; en het volk van Lot is niet ver van u.” — 102. Zo is de greep van uw Heer, wanneer Hij de steden grijpt, terwijl zij kwaad verrichten. Voorzeker, Zijn greep is smartelijk en hard.

 

 

  1. Josef (Joesof), 111 strofen.

In dit boek wordt het verhaal verteld van Josef die in zijn droom elf sterren, de zon en de maan zag die zich voor hem wierpen waarop zijn vader hem ervan verdenkt door de duivel te zijn bezeten. Hij draagt zijn andere zoons op hun broer in een waterput te werpen hetgeen zij ook doen ofschoon ze hun vader vertellen dat Josef door een wolf werd verslonden. Hoe het ook zij, Josef wordt inderdaad, zoals zijn vader had voorzien, gered uit de put en in het huis van zijn ontdekkers verstopt alwaar een vrouw hem tracht te verleiden hetgeen Josef weerstaat maar aan de echtgenoot van de vrouw moet uitlegen hoe een en ander in elkaar steekt. Aan het feit dat zijn hemd van achteren gescheurd is wordt in opperste wijsheid afgeleid dat de vrouw liegt. Langs allerlei dwaalwegen verzeilt Josef tenslotte in het gevang waar hij zich ontpopt als een orakel dat steeds grotere bekendheid geniet, totdat de koning hem uit de hechtenis ontslaat en Josef aanstelt als schatbewaarder. Waarna Josef weer in aanraking met zijn broers van weleer komt om hen na tal van onnavolgbare bewegingen het licht te doen zien en hen het geloof in Allah te brengen.

 

 

  1. De Donder (Ar-Ra’d), 43 strofen.
  2. Alif Laam Miem Raa. Dit zijn de verzen van het Boek. En hetgeen u door uw Heer is geopenbaard is waar, maar de meeste mensen geloven niet. Hier ontbreekt nadrukkelijk de toevoeging ‘in Allah’. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er in de pre-industriële samenleving sprake was van echte ongelovigen.

Maar hoe het ook zij, in dit boek dat is te lezen als een groot bezweringsritueel maakt de profeet volstrekt helder wat de anders- of ongelovige te wachten staat. 5. En indien gij u verwondert, dan is hun zeggen verwonderlijker: “Wanneer wij stof zijn geworden, zullen wij dan opnieuw worden geschapen?” Deze zijn het, die hun Heer hebben verworpen, daarom zullen zij ketenen om hun hals hebben en de bewoners van het Vuur zijn; daarin zullen zij vertoeven.

Ook over het moment waarop de ongelovige onheil mag verwachten bestaat geen twijfel: 34. Er is voor hen een straf in het tegenwoordige leven; doch de straf van het Hiernamaals is gewis zwaarder en zij zullen tegen Allah geen verdediger hebben.

 

 

  1. Abraham (Ibrahim), 52 strofen.
  2. Van Allah, aan Wie wat er ook in de hemelen en op aarde is, toebehoort. Maar wee de ongelovigen wegens een strenge straf.
  3. Die het tegenwoordige leven boven het Hiernamaals verkiezen en (anderen) van het pad van Allah afhouden het krom wensend – dezen zijn het die ver afgedwaald zijn.

En indien dit alles nog niet duidelijk mocht zijn: 16. Voor hem is de hel en hij zal worden gedwongen kokend water te drinken.

  1. Hij zal het met kleine teugen drinken en zal het ternauwernood kunnen slikken. En de dood zal van elke kant tot hem komen en toch zal hij niet sterven. En daarnaast zal er een zware kastijding zijn.

 

Abraham komt in dit boek niet voor, wel Mozes. Maar net als de andere hoofdstukken uit de Koran gaat ook dit over het bezwerende: zeg tot mijn gelovige dienaren dat zij het gebed dienen te onderhouden en voor de anderen is er slechts de hel; daarin zullen zij branden en dit is een boze rustplaats.

 

  1. De dag (zal komen) waarop de aarde en de hemel door een andere aarde en hemel zullen worden vervangen; en zij (de mensen) allen voor Allah, de Ene, de Opperste zullen verschijnen.
  2. En op die Dag zult gij de schuldigen in kettingen geklonken zien.
  3. Hun kleren zullen van pek zijn en het Vuur zal hun gezicht omhullen.
  4. Opdat Allah elke ziel moge vergelden voor hetgeen zij heeft gedaan. Voorzeker, Allah is snel in het vergelden.
  5. Dit is een aankondiging voor de mensen opdat zij er door mogen worden gewaarschuwd en opdat zij mogen weten dat Hij de Enige God is en opdat degenen die begrip hebben er lering uit mogen trekken.

 

 

  1. Het Rotsachtige Pad (Al-Hidjr), 99 strofen.
  2. De ongelovigen zullen dikwijls wensen, dat zij Moslims waren.
  3. En Wij hebben nooit een stad verwoest of het besluit er toe was bekend gemaakt.

En zo gaat ook dit hoofdstuk weer volledig over de ongelovigen die de profeet en zijn boodschap bespotten. Het vertelt het verhaal van Iblies die God om uitstel van zijn straf vraagt tot de Dag des Oordeels. Maar het mag allemaal niet baten: 74. En Wij keerden de stad ondersteboven en Wij deden brokken klei over hen regenen.

 

 

  1. De Bij (An-Nahl), 128 strofen.

Ook de God van de profeet had niet voldoende aan erbarmen goedertierenheid en genade. Zonder vrees kon hij zijn koninkrijk niet in stand houden: 2. Hij zendt door Zijn gebod engelen met een Openbaring neder tot wie van Zijn dienaren Hij wil (zeggende): “Waarschuwt, dat er buiten Mij geen God is, vreest daarom Mij alleen.”

 

Heel mooi is de volgende strofe waarin de profeet voorziet dat er nog veel zal volgen wat ogenschijnlijk door de mens zal worden vervaardigd of veroorzaakt, al datgene wat op dat moment nog niet tot het bekende of het gekende behoort: 8. En paarden en muildieren en ezels (heeft Hij) geschapen opdat gij er op moogt rijden en tot sieraad (voor u). En Hij zal ook wat gij nog niet kent, scheppen.

 

Maar prompt volgt, na het roemen van al hetgeen de schepper schiep, ook hier weer de bezwering dat de gelovige tuinen met rivieren en de ongelovigen de hel wacht. 50. Zij vrezen hun Heer boven hen en doen wat hun bevolen wordt.

  1. Allah heeft gezegd: “Neemt geen twee goden. Er is slechts Eén God. Vreest daarom Mij alleen.”

 

Opmerkelijk zijn de volgende strofen waarin duidelijke voorkeur voor zonen boven dochters wordt uitgesproken: 57. En zij schrijven dochters aan Allah toe – Heilig is Hij – en zichzelf wat zij wensen (zonen).

  1. En wanneer aan één hunner (de geboorte) van een meisje wordt gemeld, verduistert zijn gezicht en hij is vol toorn.
  2. Hij verbergt zich voor het volk vanwege het slechte nieuws dat hem is aangekondigd; zal hij haar in weerwil van schande behouden of haar in het stof begraven? Voorwaar, slecht is hetgeen zij besluiten.

 

En over de zegeningen van het vee en fruit. De Koran spreekt op verschillende plaatsen over de heerlijkheid van wijn maar wij weten inmiddels welbeter: ook de wijn is taboe. Niettemin: 66. Ook het vee bevat voorzeker een les voor u. Wij geven u van hetgeen in hun buik is, van tussen het uitwerpsel en het bloed, n.l. melk, zuiver en aangenaam voor degenen die drinken,

  1. En van de vrucht der dadelpalmen en druiven maakt gij een bedwelmende drank en een goed voedsel. Voorwaar, daarin is een teken voor een volk dat zijn verstand gebruikt.
  2. En uw Heer heeft de bij bezield, (zeggende): “Maakt huizen in de heuvels en in de bomen en in hetgeen men bouwt.”
  3. “Eet dan van alle soorten vruchten en volgt onderdanig de wegen van uw Heer.” Er komt uit hun buik een vloeistof (honing) van verschillende tinten voort waarin genezing is voor de mens. Voorzeker, daarin is een teken voor een volk dat nadenkt.

 

Maar altijd weer terug naar de verdoemlijke ongelovige: 106. Wie Allah verwerpt, na te hebben geloofd – behalve hij die wordt gedwongen terwijl zijn hart in het geloof vrede blijft vinden – en zijn hart voor het ongeloof opent, op hem rust Allah’s toorn; en er zal een grote straf voor hem zijn.

  1. Dit komt doordat zij het tegenwoordige leven boven het Hiernamaals hebben verkozen, en omdat Allah het ongelovige volk niet leidt.

 

En niet voor het eerst de leefregel: 115. Hij heeft alleen het gestorvene, bloed, varkensvlees en hetgeen waarover de naam van een ander dan Allah is aangeroepen voor u verboden. Maar voor hem, die door noodzaak wordt gedreven (om te eten) terwijl hij niet wil, noch de grens wil overschrijden, is Allah voorzeker Vergevensgezind, Genadevol.

 

 

  1. De Nachtelijke Tocht, de Kinderen van Israël (Al-Israa, Banie Israa’iel), 111 strofen
  2. En Wij maakten aan de kinderen van Israël in het Boek bekend: “Voorwaar, tweemaal zult gij op de aarde verderf teweeg brengen en voorzeker zult gij uitermate aanmatigend worden.”

God weet en accepteert dat de mens geneigd is tot ongeloof maar hij straft nooit zonder een boodschapper te hebben gezonden; wie het kwade wil, mag het kwade doen maar o, wat zal hij dat berouwen: 17. Hoevele geslachten hebben Wij niet verdelgd na Noach! Voldoende kent en ziet uw Heer de zonden van Zijn dienaren.

  1. Voor een ieder die het wereldse verkiest haasten Wij ons het te verschaffen aan wie Wij willen en wat Wij willen, daarna kennen Wij hem de hel toe waarin hij zal branden, vernederd en verworpen.

 

Ook hier weer vele leefregels voor de kinderen Israëls: 27. Voorwaar, de verkwisters zijn de broeders der duivelen en de duivel is ondankbaar jegens zijn Heer.

  1. En indien gij u van hen afwendt zoekende de barmhartigheid van uw Heer waarop gij hoopt, spreek tot hen een vriendelijk woord.
  2. En houd uw hand niet op uw zak, noch open haar al te wijd, anders zult gij nederzitten in zelfverwijt en spijt.
  3. Voorwaar, uw Heer vergroot en beperkt het levensonderhoud voor wie het Hem behaagt. Voorzeker Hij kent en ziet Zijn dienaren goed.
  4. En doodt uw kinderen niet uit vrees voor armoede. Wij zijn het die in hun behoeften en in de uwe voorzien. Voorwaar, hen te doden is een grote zonde.
  5. En houdt u verre van overspel; want het is een afschuwelijke zaak en een slechte weg.
  6. En doodt niemand die Allah heilig heeft verklaard, tenzij het met recht geschiedt. En wie onrechtvaardig is gedood, aan diens erfgenaam hebben Wij zeker gezag verleend, doch laat hem bij het doden niet buitensporig zijn, want hij wordt (door de wet) gesteund.
  7. En raakt het eigendom van de wees niet aan dan op de beste wijze tot hij zijn meerderjarigheid heeft bereikt. En vervult het verbond; want gij zult omtrent het verbond worden ondervraagd.
  8. En geeft volle maat wanneer gij meet en weegt met een zuivere weegschaal; dat is goed en uiteindelijk het beste.
  9. En volgt niet datgene waarvan gij geen kennis bezit. Voorwaar, het oor, oog en het hart – al deze zullen worden ondervraagd.
  10. En wandel niet hoogmoedig op aarde rond want gij kunt de aarde niet doen splijten, noch kunt gij de bergen in hoogte evenaren.

 

Een andere stijlfiguur die doorheen de gehele Koran wordt toegepast is die van de waarschijnlijk geachte vraag waaruit het ongeloof van de ander blijkt en het antwoord dat de ware gelovige in dat geval dient te geven: 49. En zij zeggen: “Zullen wij, wanneer wij tot beenderen en stof vergaan zijn, werkelijk als een nieuwe schepping worden opgewekt?”

  1. Zeg: “Weest steen of ijzer,”
  2. “Of een andere schepping die naar uw gedachte het moeilijkst, is.” Dan zullen zij zeggen: “Zeg, wie zal ons dan doen herleven?” Zeg: “Hij Die u de eerste maal heeft geschapen.” Dan zullen zij het hoofd schudden tegen u en vragen: “Wanneer zal dit geschieden?” Zeg, “Waarschijnlijk is het nabij.

 

 

  1. De Spelonk (Al-Kahf), 110 strofen.

De Islam moet niets hebben van de heilige drie-eenheid zoals het Christendom kent: 4. En om diegenen te waarschuwen, die zeggen: “Allah heeft Zich een zoon genomen.”

  1. Zij hebben er geen kennis van en hun vaderen evenmin. Erg is het woord, dat uit hun mond komt. Zij zeggen slechts onwaarheid.

 

En dan volgt de parabel over jongelingen die in de Spelonk worden achtergelaten, wel driehonderd jaar en zij voegden er negen aan toe. Het was het eerste sociologisch experiment dat geboekstaafd werd: hoe zouden de jongelingen rapporteren over hun verblijf? Moest niet een van hen zich naar de stad haasten om voedsel te halen? Maar neen, hij zou gestenigd worden door hen die niet geloven willen. 28. Blijf bij degenen die hun Heer ’s morgens en ’s avonds aanroepen en die Zijn welbehagen zoeken en laat uw ogen niet van hen afdwalen door het zoeken van de praal dezer wereld en gehoorzaam niet aan hem, wiens hart Wij achteloos hebben gemaakt voor de gedachte aan Ons, noch degene die zijn begeerte volgt en wiens geval het ergste is.

  1. Zeg: “Het is de waarheid van uw Heer: laat daarom geloven die geloven wil en niet geloven, die niet wil.” Voorwaar, wij hebben de boosdoeners een Vuur bereid, welks omheining hen zal insluiten. Indien zij om hulp roepen, zullen zij worden begoten met water als gesmolten lood, dat hun gezicht zal verbranden. Hoe verschrikkelijk is de drank en hoe vreselijk de rustbank.

 

Het verhaal van Mozes die zich erover beklaagt dat zijn volgelingen niet in staat zijn hem met geduld te volgen en waarin Mozes een boot onklaar maakt, zijn volgelingen een jongeling doodden en Mozes een op instorten staande muur herstelt. Er is geen touw aan vast te knopen zoals we ook vele Bijbelse verhalen niet of nauwelijks kunnen doorgronden.

 

 

  1. Maria (Marjam), 98 strofen

Hier wordt het verhaal van Zacharia verteld die oud en het einde nabij nog steeds geen zoon heeft kunnen verwekken omdat zijn vrouw onvruchtbaar is. God echter stelt hem een zoon in het vooruitzicht, Jahja (Johannes).

Maar ook hier ontstaat een onmiddellijk dwaalspoor als Jahja tot Maria gaat en haar haar aanstaande zwangerschap meldt. 19. Hij antwoordde: “Ik ben slechts een boodschapper van uw Heer opdat ik u een reine zoon moge schenken.”

  1. Zij zeide: “Hoe kan ik een zoon ontvangen terwijl geen man mij heeft aangeraakt en ik evenmin onkuisheid heb bedreven?”
  2. Hij zeide: “Het is zo naar uw Heer zegt, ‘het is gemakkelijk voor Mij,'” opdat Wij hem tot een teken voor de mensen maken, een genade Onzerzijds; het is een besloten zaak.”
  3. En zij ontving hem en trok zich met hem terug in een ver afgelegen oord.
  4. Hij (Jezus) zeide: “Ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij tot een profeet gemaakt;”
  5. Aldus was Jezus, de zoon van Maria. En (dit is) het ware woord waaraan zij twijfelen.

En om nog maar eens duidelijk te maken hoe de werkelijke verhoudingen liggen: 35. Het past niet bij Allah Zich een zoon te verwekken, Heilig is Hij. Wanneer Hij een beslissing neemt, zegt Hij daartoe slechts: “Wees”, en het wordt.

 

Dit is duidelijk een zeer gevoelig thema, gezien de volgende strofen: 83. Ziet gij niet dat Wij duivelen over de ongelovigen hebben losgelaten om hen aan te sporen?

  1. Wees daarom niet gehaast tegenover hen, Wij zullen voor hen de juiste (vergelding) voorbereiden.
  2. Ten dage waarop Wij de godvrezenden in groepen zullen verzamelen tot de Barmhartige.
  3. Zullen Wij de schuldigen als een dorstige kudde naar de hel drijven.
  4. Zij zullen geen voorspraak hebben behalve degenen die van de Weldadige een belofte hebben ontvangen.
  5. En zij zeggen: “De Barmhartige heeft zich een zoon genomen.”
  6. Gij hebt voorzeker een lastering uitgesproken.
  7. De hemelen dreigen vaneen te scheuren, en de aarde te splijten en de bergen in stukken te vallen.
  8. Daar zij aan de Barmhartige een zoon hebben toegekend.
  9. Terwijl de Barmhartige te verheven is om een zoon te hebben.

 

 

  1. Taa Haa (Taa Haa), 135 strofen.
  2. Wij hebben u de Koran niet geopenbaard opdat gij (er door) ongelukkig zoudt worden.
  3. Doch als een vermaning voor hem die (God) vreest.

 

Hier volgt het verhaal van Mozes en Aäron, de slang in het kistje op de rivier “zodat een vijand van Mij en van hem, hem zal opnemen”. 80. “O kinderen van Israël, Wij bevrijdden u van uw vijand en Wij gingen met u een verbond aan, aan de rechter zijde van de Berg (Sinaï) en zonden manna en kwartels op u neder.”

 

En ook Adam en Eva passeren hier wederom de revue en eten weer van de appel: 121. Zo aten beiden er van, waardoor hun schaamte hun duidelijk werd en zij zich begonnen te bekleden met bladeren uit de tuin. En Adam was ongehoorzaam aan het gebod van zijn Heer, derhalve leed hij.

 

 

  1. De Profeten (Al-Anmbi’jaa), 112 strofen.

Weer treedt hier de ongelovige naar voren: 10. Wij hebben u een Boek (de Koran) nedergezonden waardoor gij tot aanzien kunt komen, wilt gij dan met begrijpen?

  1. Hoe menige stad vol van ongerechtigheid hebben Wij vernietigd en na haar hebben Wij een ander volk verwekt!
  2. En toen zij Onze straf bemerkten, ziet, toen sloegen zij er voor op de vlucht.

 

  1. O, wisten de ongelovigen maar de tijd wanneer zij niet bij machte zullen zijn het Vuur van hun gezicht of van hun rug te weren en niet zullen worden geholpen!
  2. Neen, onverwachts zal het hen achterhalen en het zal hen verbijsteren; en zij zullen niet bij machte zijn het te voorkomen, noch zal hun uitstel worden gegeven.

 

Hier eigenen de Profeten zich alle goede daden toe die zij Abraham, Lot, Noach, David en Salomo bereidden evenals Ismaël, Job, Jonas, Zacharia. Maar vergis u niet: 98. Voorwaar, gij met hetgeen gij buiten Allah aanbidt, zult de brandstof der hel zijn. Daartoe zult gij komen.

  1. Indien dezen werkelijk Goden waren geweest zouden zij niet daarin zijn gegaan; nu zullen allen er in verblijven.
  2. Daarin zullen zij weeklagen en niets horen.
  3. Voorzeker degenen, aan wie door Ons tevoren de belofte van een goede beloning is gedaan, dezen zullen er ver van verwijderd worden.
  4. Geen gerucht daarvan (van de hel) zullen zij horen, en zij zullen voor eeuwig vertoeven in hetgeen hun zielen begeren.
  5. De grote ontzetting zal hen niet beangstigen en de engelen zullen hen tegemoet komen, zeggende: “Dit is de Dag die u was beloofd.”
  6. De Dag, waarop Wij de hemelen zullen oprollen zoals een schrijver zijn geschriften oprolt. Gelijk Wij de schepping eerst begonnen, aldus zullen Wij haar terugbrengen – een Belofte van Ons; voorwaar Wij zullen deze nakomen.

 

 

  1. De Pelgrimstocht (Al-Hadj), 78 strofen.
  2. O volk, vrees uw Heer, want de schok van het Uur is een verschrikkelijk iets.
  3. De Dag waarop elke zogende vrouw haar zuigeling zal vergeten en elke zwangere vrouw zich zal ontdoen van haar dracht; en gij zult mensen bedwelmd zien, terwijl zij niet dronken zijn, doch de kastijding van uw Heer is gestreng.

Ook in dit boek weer hetzelfde thema: vreest de Heer en wee zijn gebeente die dit niet op kan brengen: 19. Hier zijn twee tegenstanders die redetwisten over hun Heer. Voor de ongelovigen zullen gewaden van Vuur worden gesneden en over hun hoofd zal kokend water worden uitgegoten.

  1. Waardoor hun ingewanden alsmede hun huiden zullen worden verteerd.
  2. En hen zullen ijzeren roeden wachten.
  3. Telkens wanneer zij er uit (uit de hel) wensen te gaan, zullen zij er in terug worden gedreven; men zal zeggen: “Proeft gij de straf van het branden?

 

Ook wordt Allah als de verdediger van de wereldgodsdiensten geïntroduceerd: 40. Degenen die ten onrechte uit hun huizen werden verdreven alleen omdat zij zeiden: “Onze Heer is Allah.” – En indien Allah sommige mensen niet met behulp van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam van Allah wordt herdacht, afgebroken zijn. Allah zal ongetwijfeld degene ondersteunen die Hem helpt – Allah is inderdaad Sterk, Almachtig.

 

Maar voor wie het zien wil: 65. Hebt gij niet gezien, dat Allah al hetgeen op aarde is in uw dienst heeft gesteld, en dat de schepen op Zijn bevel de zeeën doorkruisen? En Hij weerhoudt de hemel ervan op aarde te vallen behalve met Zijn toestemming. Waarlijk, Allah is Liefderijk en Genadevol voor de mensen.

  1. Hij is het, Die u leven schonk. Hij zal u doen sterven, daarna zal Hij u wederom tot leven opwekken. Waarlijk de mens is uiterst ondankbaar.

 

 

  1. De Gelovigen (al-Mominoen), 118 strofen.

In dit boek wordt geschetst hoe de mens geschapen werd en hoe het leven voor de gelovige zal zijn. Maar doorheen de gehele Koran wordt benadrukt hoe ongelovig en twijfelzuchtig, ijdel ook, de mens is en zo passeren alle volkeren achtereenvolgens de revue. Al die volken die omwille van hun ongeloof en hooghartigheid vernietigd werden. 48. Derhalve verloochenden zij hen en zij behoorden tot degenen die vernietigd werden.

 

En ook hier treedt die merkwaardige afkeer van God weer op de voorgrond: 91. Allah heeft zich geen zoon genomen, noch is er enige God naast Hem, anders zou elke God hetgeen Hij schiep, voor zich houden, en sommigen hunner zouden zeker anderen hebben overwonnen. Verheven is Allah boven al hetgeen zij beweren.

 

 

  1. Het Licht (An-Noer), 64 strofen.
  2. Dit is een hoofdstuk, dat Wij hebben geopenbaard en verplichtend gesteld en Wij hebben er duidelijke tekenen in nedergezonden opdat gij er lering uit moogt trekken.

 

Over de huwelijksmoraal predikt de Koran zeer specifieke leefregels en geboden: 2. Geselt iedere echtbreekster en echtbreker met honderd slagen. En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.

  1. De echtbreker zal alleen een echtbreekster of een afgodendienares huwen, en met de echtbreekster zal alleen een echtbreker of een afgodendienaar huwen. En dit is de gelovigen verboden.
  2. En zij, die kuise vrouwen beschuldigen en geen vier getuigen brengen – geselt hen met tachtig slagen en aanvaardt hun getuigenis nooit meer, want dezen zijn overtreders.
  3. Met uitzondering van hen die daarna berouw tonen en zich verbeteren; waarlijk, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
  4. En betreffende degenen die hun vrouwen beschuldigen en die buiten zich geen getuigen hebben, – laat ieder hunner vier maal in de naam van Allah zweren dat hij voorzeker de waarheid spreekt.
  5. En de vijfde maal zal hij zeggen: dat Allah’s vloek op hem ruste als hij tot de leugenaars behoort.
  6. Maar het zal de straf van haar afwenden indien zij viermaal in de naam van Allah getuigt en zegt, dat hij tot de leugenaars behoort.
  7. En de vijfde maal zal zij zeggen: dat de toorn van Allah over haar zij als hij (haar man) de waarheid spreekt.

 

Over de bedekking van het vrouwelijk lichaam is de volgende strofe helder: 31. En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij ook haar ogen neergeslagen houden en hun passies beheersen, en dat zij haar schoonheid niet tonen dan hetgeen ervan zichtbaar moet zijn, en dat zij haar hoofddoeken over haar boezem laten hangen, en dat zij haar schoonheid niet tonen behalve aan haar echtgenoot of haar vader of de vader van haar echtgenoot, of haar zonen of de zonen van haar echtgenoot, of haar broeders, of de zonen van haar broeders, of de zonen van haar zusters of haar vrouwen, of haar slaven, of zulke mannelijke bedienden die geen geslachtsdrang hebben, of de jonge kinderen die van de naaktheid van een vrouw niets afweten. En laat haar niet met haar voeten slaan, opdat hetgeen zij van haar schoonheid bedekken openbaar moge worden. En wendt u allen tezamen tot Allah, o gelovigen, opdat gij moogt slagen.

 

  1. En laat degenen, die geen mogelijkheid tot trouwen vinden, zich kuis houden totdat Allah hen uit Zijn overvloed verrijkt. En de slaven die een acte van vrijmaking wensen, voorziet hen daarvan indien gij enig goed in hen ziet; en geeft hun van de rijkdommen van Allah, die Hij u heeft geschonken. En dwingt uw slavinnen, terwijl zij kuis wensen te zijn, niet tot ontucht om de goederen van het tegenwoordige leven te zoeken. Maar indien iemand haar dwingt, dan zal Allah na die dwang (voor haar) Vergevensgezind, Barmhartig zijn.

Wij begrijpen hieruit dat een overweldigde vrouw schuldig blijft, tout court.

 

En voor alle zekerheid: 57. Denkt niet, dat degenen die niet geloven, op aarde kunnen ontsnappen, hun tehuis is de hel, en deze is inderdaad een slechte toevlucht.

 

 

  1. Het Criterion (Al-Forqaan), 77 strofen.
  2. Gezegend is Hij, die de Forqaan (het onderscheid) aan Zijn dienaar heeft neder gezonden, opdat hij een waarschuwer moge zijn voor alle volkeren.

 

Ook hier treffen we weer een ruimhartige opsomming aan van de ellende die de ongelovige te wachten staat. 54. En Hij is het Die de mens uit water heeft geschapen en heeft hem verwanten gegeven door afstamming en huwelijk; uw Heer is Almachtig.

  1. Toch aanbidden zij naast Allah datgene dat hen helpen noch schaden kan. De ongelovige is een helper tegen zijn Heer.
  2. En Wij hebben u slechts als drager van blijde tijdingen en als waarschuwer gezonden.
  3. Zeg: “Ik vraag van u geen vergoeding er voor, behalve dat hij, die dit wil, de weg naar zijn Heer moge inslaan.

 

 

  1. De Dichters (Asj-Sjoaraa), 227 strofen.
  2. Dit zijn de verzen van het duidelijke Boek.
  3. Wellicht zult gij ten dode toe treuren omdat zij niet geloven.

 

En herenliefde of edele rugridders is zeer beslist not done: 165. “Nadert gij van alle schepselen de mannen?

  1. En verlaat gij uw vrouwen, die uw Heer voor u heeft geschapen? Neen, gij zijt een volk dat de perken te buiten gaat.”
  2. Zij zeiden: “Als gij niet ophoudt, o Lot, zult gij zeker worden verbannen.”
  3. Hij zeide: “Waarlijk, ik veracht uw handelwijze.”
  4. “Mijn Heer, red mij en mijn familie van hetgeen zij doen.”
  5. Daarom redden Wij hem en zijn hele gezin.
  6. Behalve een oude vrouw die achterbleef.
  7. Daarna vernietigden Wij de anderen.
  8. En Wij deden een regen op hen regenen, en vreselijk was de regen voor hen, die waren gewaarschuwd.
  9. Daarin is waarlijk een teken maar de meesten hunner willen niet geloven.

 

Het verhaal van Mozes en de Farao waarin Mozes de kinderen Israëls uit Egypte weg wil voeren en de tovenaars van de Farao tot radeloosheid brengt. En hoe de respectieve volkeren de boodschappers loochenden en allen gestraft en vernietigd werden. 221. Zal ik u mededelen op wie de duivelen nederdalen?

  1. Zij dalen op elke verstokte leugenaar en zondaar neder.
  2. En zij verlenen gehoor aan (geruchten) en velen hunner zijn zelf leugenaars,
  3. En de dichters! de dwalenden volgen hen.
  4. Hebt gij niet gezien hoe zij in elk dal radeloos rondlopen?
  5. En wat zij zeggen doen zij niet.
  6. Behalve zij die geloven en goede werken doen, en Allah vaak gedenken, en zich verdedigen nadat hun onrecht is aangedaan, maar de onrechtvaardigen zullen weldra weten welke wending hun zaken zullen nemen.

 

 

  1. De Mieren (An-Naml), 93 strofen.
  2. Een richtsnoer en goed nieuws voor de gelovigen.
  3. Die het gebed houden en de Zakaat betalen, en een vast geloof hebben in het Hiernamaals.
  4. Voorzeker, die niet in het Hiernamaals geloven, hun daden hebben Wij voor hen schoonschijnend gemaakt, daarom lopen zij blindelings rond.
  5. Zij zullen zeker een zware straf krijgen en zij zullen in het Hiernamaals de grootste verliezers zijn.

 

Stond niet reeds in het eerste hoofdstuk dat er in de godsdienst geen dwang zou zijn? 51. Ziet dan hoe het einde van hun plan was; Wij vernietigden hen en hun volk, allen tezamen.

  1. En dit zijn hun ingestorte huizen omdat zij onrechtvaardig waren. Daarin is voorwaar een teken voor een volk, dat begrijpt. Dat had Allah goed gezien, de mens wijkt voor geweld.

 

 

  1. De Vertelling (Al-Qasas), 88 strofen.

Een hernieuwde opmerking waaruit blijkt dat homoseksualiteit tot de ergste wandaden wordt gerekend: 55. Nadert gij wellustig de mannen in plaats van de vrouwen? Neen, gij zijt een onwetend volk.”

  1. Maar het antwoord van zijn volk was niets anders dan dat zij zeiden: “Verdrijft Lot’s familie uit uw stad want zij zijn mensen, die zich rein willen houden.”
  2. Daarom redden Wij hem en zijn familie behalve zijn vrouw; Wij deden haar tot de achterblijvenden behoren.
  3. En Wij deden een regen over hen komen, en vreselijk was de regen voor de gewaarschuwden.

 

De vertelling verhaalt van het leven van Mozes. Maar altijd weer en de gehele tekst doorspekkend: 82. En zij, die zijn plaats de vorige dag hadden begeerd, begonnen (de volgende dag) te zeggen: “O wee, Allah vergroot en verkleint de voorziening voor wie Hij wil van Zijn dienaren. Indien Allah ons niet genadig was geweest zou Hij ons ook in de aarde hebben doen verzinken. Wee, de ondankbaren slagen nooit.”

  1. Daar is het tehuis van het Hiernamaals! Wij geven het degenen die op aarde geen zelfverheffing wensen, noch wanorde stichten, en het einde is voor de godvruchtigen.
  2. Zij die goed doen worden er beter voor beloond, maar zij die kwaad doen, worden slechts vergolden naar datgene wat zij deden.

 

 

  1. De Spin (Al-Ankaboet), 69 strofen.
  2. Denken de mensen dat zij (met rust) zullen worden gelaten, alleen omdat zij zeggen: “Wij geloven” zonder dat zij zullen worden beproefd? Neen, ook de gelovige krijgt het leven en de beloning in het Hiernamaals niet zomaar cadeau.
  3. Voorwaar, Wij zonden Noach tot zijn volk, en hij verbleef onder hen duizend jaar op vijftig jaar na. En de zondvloed achterhaalde hen terwijl zij onrechtvaardig waren.
  4. Maar Wij redden hem en de deelgenoten der ark, en Wij maakten dit tot een teken voor alle volkeren.
  5. En Wij zonden Abraham, en hij zeide tot zijn volk: “Aanbid Allah en vrees Hem. Dat zal voor u het beste zijn indien gij het begrijpt.”

 

Wederom over de homoseksualiteit: 28. En toen Lot tot zijn volk zeide: “Gij verricht een gruweldaad die niemand onder het mensdom ooit vóór u heeft begaan.

  1. Nadert gij mannen met wellust en rooft gij op de weg, en begaat gij zelfs gruweldaden in uw bijeenkomsten?” Maar het antwoord van zijn volk was niet anders dan dat zij zeiden: “Breng de straf van Allah over ons als gij de waarheid spreekt.”

 

  1. Wij zullen gewis een straf van de hemel op de bewoners dezer stad nederzenden, wegens hun overtredingen.”
  2. En Wij lieten hier een duidelijk teken achter voor een volk, dat begrijpt.
  3. En tot Midian, (zonden Wij) hun broeder Shoaib, die zeide: “O mijn volk, dien Allah en vrees de laatste dag en wandel niet op aarde onheil stichtende.”
  4. Maar zij verloochenden hem. Daarom overviel hen een hevige aardbeving en zij lagen in hun huizen plat tegen de grond.
  5. En (Wij vernietigden) ook de Aad en de Samoed; en dit kunt gij aan hun woonplaatsen duidelijk zien. Satan deed hun daden hun goed voorkomen, en weerhield hen van het pad ofschoon zij het duidelijk konden zien.
  6. Wij vernietigden eveneens Korach en Farao en Hamaan. Mozes kwam tot hen met duidelijke tekenen, maar zij handelden hoogmoedig op aarde; toch konden zij Ons niet ontsnappen.
  7. Zo grepen Wij iedereen om zijn zonden en onder hen waren er, die een rukwind achterhaalde, en onder hen waren er die de aardbeving overviel, en onder hen waren er die Wij in de aarde deden verzinken, en onder hen waren er die Wij deden verdrinken. Allah was het niet, die hen onrecht aandeed, maar zij handelden onrechtvaardig jegens zichzelf.
  8. De gelijkenis van hen, die helpers verkiezen naast Allah, is als de gelijkenis van de spin die zich een huis maakt: en het zwakste der huizen is zeker het huis van de spin, als zij het slechts wisten!

 

 

  1. De Romeinen (Ar-Roem), 60 strofen.
  2. Alif Laam Miem.
  3. De Romeinen zijn verslagen
  4. In het nabijzijnde land, maar zij zullen na hun nederlaag zeker overwinnen,
  5. Binnen een negental jaren – van Allah is het gebod daarvóór en daarna – en op die Dag zullen de gelovigen zich verheugen

 

  1. Daarom zullen de uitvluchten op die Dag de onrechtvaardigen niet baten; noch zal hun verontschuldiging worden aangenomen.

 

 

  1. De Wijzen (Loqmaan), 34 strofen.

Net als de God der Christenen, heeft ook Allah verbazingwekkend weinig kennis van zijn eigen schepsel: 10. Hij heeft de hemelen geschapen zonder enige voor u zichtbare pilaren en Hij heeft op aarde hechte bergen gemaakt opdat zij niet beven met u, en Hij heeft er allerlei dieren over verspreid. Wij hebben water uit de wolken nedergezonden en hebben allerlei edele soorten daarin (de aarde) doen groeien.

 

  1. O mensen, vreest uw Heer, en ducht de Dag waarop geen vader zijn zoon iets zal baten, noch de zoon zijn vader van enig nut zal kunnen zijn. Allah’s belofte is zeker waar. Laat daarom het wereldse leven u niet misleiden, noch laat de Verleider u omtrent Allah bedriegen.
  2. Voorwaar, Allah alleen bezit de kennis van het Uur. Hij zendt de regen neder en Hij weet wat zich in de baarmoeder bevindt. Geen ziel weet wat zij morgen zal doen, en geen ziel weet in welk land zij zal sterven. Voorwaar, Allah is Alwetend, Alkennend.

 

 

  1. De Aanbidding (As-Sadjah), 30 strofen.
  2. Slechts zij geloven in Onze tekenen, die, wanneer zij er aan herinnerd worden, zich met het gelaat ter aarde werpen en hun Heer verheerlijken met de lof die Hem toekomt, en die niet hoogmoedig zijn.

En opdat het niet vergeten worde: 19. Zij, die geloven en goede werken doen, zullen Tuinen hebben tot verblijf, als onthaal voor hetgeen zij deden.

  1. Maar het tehuis van de ongehoorzamen zal het Vuur zijn. Telkens wanneer zij er uit willen komen, zullen zij er weer in worden teruggedreven en hun zal worden gezegd: “Ondergaat de straf van het Vuur die gij loochendet.

 

 

  1. De Confreranten (Al-Ah-zaab), 73 strofen.
  2. Voorwaar, de Moslims en de Moslima’s en de gelovige mannen en vrouwen, de gehoorzame mannen en vrouwen, de waarachtige mannen en vrouwen, de standvastige mannen en vrouwen, de mannen en de vrouwen die nederig zijn, de mannen en de vrouwen die aalmoezen geven, de mannen en de vrouwen die vasten, de mannen en de vrouwen die hun kuisheid bewaren, de mannen en de vrouwen die Allah vaak gedenken – voor zulken heeft Allah vergiffenis en een grote beloning bereid.
  3. En het betaamt de gelovige man of vrouw niet, wanneer Allah en Zijn boodschapper over een zaak hebben beslist, dat er voor hen een keuze zou zijn in die zaak. En wie Allah en Zijn boodschapper niet gehoorzaamt, is zeker klaarblijkelijk afgedwaald. Het einde van het zelfstandige denken. De afwezigheid va de individuele moraal.

 

En over hoe we met vrouwen om dienen te gaan: 53. O, gij die gelooft! Gaat de huizen van de profeet niet binnen tenzij gij uitgenodigd wordt tot een maaltijd, doch niet wachtend tot deze gereed is. Wanneer gij zijt uitgenodigd, komt dan binnen; en wanneer gij gegeten hebt vertrekt dan en blijft niet praten. Dat is lastig voor de profeet; hij is verlegen voor u, maar Allah aarzelt niet om de waarheid (te zeggen). En als gij haar (zijn vrouwen) om iets vraagt, vraagt het dan van achter het gordijn. Dat is reiner voor uw hart en haar hart. En het past u niet de boodschapper van Allah lastig te vallen, noch dat gij ooit zijn vrouwen na hem zoudt huwen. Dat zou in de ogen van Allah inderdaad een grote (belediging) zijn.

 

  1. Er rust op haar (uw vrouwen) geen schuld als zij zich tonen aan haar vaders of haar zonen of haar broeders of de zonen van haar broeders, of de zonen van haar zusters en hun vrouwen of hun ondergeschikten. Maar vreest Allah. Voorwaar, Allah is Getuige van alle dingen.

 

  1. O profeet! Zeg aan uw vrouwen en uw dochters en de vrouwen der gelovigen dat zij een gedeelte van haar omslagdoeken over haar (hoofd) laten hangen. Dit is beter, opdat zij mogen worden onderscheiden en niet lastig worden gevallen. En Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

 

En natuurlijk: 64. Allah heeft de ongelovigen zeker vervloekt en heeft een laaiend Vuur voor hen bereid. 73. Het gevolg er van is dat Allah huichelachtige mannen en vrouwen, en afgodendienaren en afgodendienaressen zal straffen. En Allah wendt zich in barmhartigheid tot gelovige mannen en vrouwen, en Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

 

 

  1. De Stad van Saba (Saba), 54 strofen.
  2. Zeg: “Waarlijk, mijn Heer verspreidt de Waarheid. Hij is de Kenner van al het onzichtbare.
  3. Zeg: “De Waarheid is gekomen en de leugen zal niet meer beginnen, noch wederkeren.”
  4. Zeg: “Als ik dwaal, dwaal ik slechts door mijzelf; en indien ik goed geleid ben, is het door hetgeen mijn Heer mij heeft geopenbaard. Voorwaar, Hij is de Alhorende, de Nabijzijnde.
  5. Kondet gij (hen) maar zien, wanneer zij schrikken! Dan zal er geen ontvluchten zijn als zij van nabij worden gegrepen!”
  6. Dan zullen zij zeggen: “Wij geloven er in!” Maar hoe zal het bereiken er van voor hen mogelijk zijn van zó ver,
  7. Terwijl zij voorheen hebben verworpen? En zij uiten gissingen omtrent het onzichtbare van een verre plaats.
  8. En er is een hinderpaal (afscheiding) gemaakt tussen hen en hetgeen zij verlangen zoals met hun gelijken vóór hen was gedaan. Zij verkeerden inderdaad in een verontrustende twijfel.

 

 

  1. De Schepper (Faatir), 45 strofen.
  2. Alle lof komt Allah toe, de Schepper der hemelen en der aarde, Die de engelen tot boodschappers maakt met twee, drie en vier vleugelen. En Hij voegt aan de schepping toe wat Hij wil; want Allah heeft macht over alle dingen.

 

  1. Er is een strenge straf voor hen die niet geloven. Maar er is vergiffenis en een grote beloning voor de gelovigen die goede werken doen.

 

En wij allen, waar ook ter wereld, konden het weten: 23. Gij (profeet) zijt slechts een waarschuwer.

  1. Voorwaar, Wij hebben u met de Waarheid gezonden als drager van blijde tijdingen en als waarschuwer; en er is geen volk waaronder zich geen boodschapper heeft bevonden.

 

En voor spijt is het te laat: 36. Maar voor de ongelovigen is het Vuur der hel. Voor hen zal de dood niet worden verordend opdat zij mochten sterven, noch zal de straf er van voor hen worden verlicht. Alzo straffen Wij iedere ondankbare.

  1. En zij zullen er in schreeuwen, zeggende: “Onze Heer, haal ons er uit, wij zullen goede werken doen, anders dan wij vroeger deden.” (Men zal hun antwoorden): “Gaven Wij u niet een leven, lang genoeg dat wie wilde nadenken, daarin kon nadenken, bovendien kwam een waarschuwer tot u. Ondergaat daarom de straf, want voor de boosdoeners is er geen helper.

 

 

  1. Jaa Sien (Jaa Sien), 83 strofen.

Wederom het verhalen van onwillige volkeren die de boodschapper honen en n iet wensen te geloven. Maar: 7. Het Woord heeft zich reeds bewaarheid ten opzichte van de meesten hunner, want zij geloven niet.

  1. Wij hebben om hun hals ijzeren banden gelegd die tot aan hun kin reiken, zodat hun hoofd omhoog geheven blijft,
  2. En Wij hebben een hinderpaal vóór hen en een hinderpaal achter hen geplaatst en Wij hebben hen gesluierd, zodat zij niet kunnen zien.
  3. En het is hun hetzelfde of gij hen waarschuwt of niet; zij willen niet geloven.
  4. Gij kunt slechts hem waarschuwen die de vermaning zou willen volgen en de Barmhartige in het verborgene vrezen. Geef hem daarom blijde tijdingen van vergiffenis en een ruime beloning.

 

 

  1. Zij die in de Rangen behoren (As-Saaffaat), 182 strofen.
  2. Bij hen, die zich in rijen scharen.
  3. En bij hen die berispen.
  4. En bij de verkondigers der Vermaning.
  5. Voorwaar, (voorwaar), uw God is één (enig God),

 

En wederom gaat het over de ongelovigen en voor het eerst worden gelovigen mooie vrouwen in het vooruitzicht gesteld, zedig, dat wel:  40. Maar de uitverkoren dienaren van Allah.

  1. Zullen een bekende voorziening ontvangen;
  2. Zij zullen vruchten ontvangen, en worden geëerd,
  3. In tuinen van gunsten,
  4. Op rustbanken. tegenover elkander.
  5. En een beker zal hun worden rondgereikt uit een stromende bron.
  6. Helder, smakelijk voor de drinkenden,
  7. Waardoor geen dronkenschap zal ontstaan, noch zullen zij er door worden uitgeput.
  8. En naast hen zullen vrouwen zijn van bescheiden blik met mooie ogen.
  9. Rein, alsof zij zorgvuldig bewaarde eieren waren.

 

Hoe anders vergaat het de dwazen: 62. Is dit een beter onthaal of de boom van Zaqqoem?

  1. Voorzeker, wij hebben deze tot een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.
  2. Het is een boom die uit de bodem der hel ontspringt.
  3. De trossen er van zijn als de koppen van duivels.
  4. En zij zullen er zeker van eten en er hun buik mee vullen.
  5. Dan zullen zij bovendien een drank van kokend water ontvangen.
  6. Daarna zal hun terugkeer zeker naar het Vuur zijn.
  7. Zij vonden inderdaad hun voorvaderen in dwaling.

 

En volgt het verhaal van Abraham die zijn zoon moet offeren. En Lot die achterbleef. En Jonas die door een grote vis werd opgeslokt.

 

 

  1. Saad (Saad), 88 strofen.
  2. Maar de ongelovigen zijn in valse trots en strijd.
  3. Hoevele geslachten hebben Wij vernietigd vóór hen! Zij schreeuwden het uit, toen er voor ontkomen geen tijd meer was.

 

  1. Dit is (voor de gelovigen). Maar voor de opstandigen zal er een slechte plaats van terugkeer zijn.
  2. De hel! daarin zullen zij branden, het is een slechte rustplaats,
  3. Deze! Laat hen daarom een kokende en een ijskoude drank proeven.
  4. En meer dergelijke van verschillende soorten.
  5. Hier is een groep van uw volgelingen die er samen met u ingestort zal worden. (Zij zullen zeggen:) “Geen welkom voor hen, zij moeten in het Vuur branden.”
  6. Zij zullen antwoorden: “Wee, gij zijt het, voor wie geen welkom is. Gij hebt dit voor ons bereid. En het is een slechte plaats!”
  7. Zij zullen zeggen: “Onze Heer, wie dit voor ons bereid heeft, voeg hem een dubbele straf in het Vuur toe.”

 

En plots voor de zoveelste keer het verhaal van Iblies: 74. Doch Iblies niet, hij toonde hoogmoed en behoorde tot de ongelovigen.

  1. God zeide: “O Iblies, wat heeft u verhinderd te buigen voor hem, die Ik met Mijn Hand heb geschapen? Zijt gij te trots of behoort gij tot de (hoog) verhevenen?”
  2. Hij zeide: “Ik ben beter dan hij, Gij hebt mij uit vuur en hem uit klei geschapen.”
  3. God zeide: “Ga dan hier vandaan, voorzeker gij zijt de verworpene.
  4. En Mijn vloek zal op u rusten tot de Dag des Oordeels.”
  5. Hij zeide: “O mijn Heer, vergun mij dan uitstel tot de Dag waarop zij zullen worden opgewekt.”
  6. God zeide: “U wordt uitstel verleend,
  7. Tot de Dag van de bepaalde tijd.”

 

 

  1. De Groepen (Az-Zomar), 75 strofen.

Ook hier weer het dreigement dat tot eindeloze vrees moet leiden: 15. Zeg: “Aanbidt wie gij wilt buiten Hem. Op de Dag der Opstanding zullen zij de verliezers zijn, die zichzelf en hun familie hebben benadeeld.” Ziet toe, dit is het duidelijke verlies.

  1. Zij zullen lagen van Vuur over en onder zich hebben. Hiertegen waarschuwt Allah Zijn dienaren: “O Mijn dienaren, vreest Mij derhalve.”

 

De schriftsteller is zich terdege bewust van de voortdurende herhalingen als hij schrijft: 23. Allah heeft de beste verkondiging geopenbaard, een Boek (de Koran), overeenkomstig met zichzelf, vaak herhalend (vermaningen) waarbij de huid van hen die hun Heer vrezen ineenkrimpt, daarna ontspant zich hun huid en hun hart wordt zacht bij de gedachte aan Allah. Dit is de leiding van Allah, Hij leidt daarmee wie Hij wil. En wie Allah laat dwalen, zal geen leider hebben.

 

Maar wie spijt wil betuigen doet er verstandig aan Zulks op tijd te doen of hem wachten de woorden van Dante: Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt: 71. En de ongelovigen zullen naar de hel worden gedreven, wanneer zij deze bereiken, zullen de poorten worden geopend en haar wachters zullen tot hen zeggen: “Kwamen er geen boodschappers van uit uw midden tot u, de tekenen van uw Heer verkondigende en u waarschuwende voor de komst van deze Dag?” Zij zullen antwoorden: “Ja zeker!” Maar nu is de uitspraak van de straf tegen de ongelovigen van kracht geworden.

  1. Er zal worden gezegd: “Gaat de poorten der hel binnen om er in te vertoeven, slecht is de verblijfplaats voor de hoogmoedigen.

 

 

  1. De Gelovige (Al-Momin), 85 strofen.
  2. Niemand betwist de woorden van Allah behalve de ongelovigen. Laat hun bedrijvigheid in het land u niet bedriegen.
  3. Het volk van Noach voor hen en andere groepen na hen verloochenden ook en elk volk besloot zijn boodschapper te vangen en twistte door leugen om de Waarheid er mee te niet te doen. Dan greep Ik hen en hoe verschrikkelijk was Mijn straf!

 

En ook hier weer de aansporing tot tijdige terugkeer naar het rechte pad: 85. Maar nadat zij Onze straf hadden gezien kon hun geloof hun niet meer baten. Dit is Allah’s wet die haar loop neemt ten opzichte van Zijn dienaren en zo gingen de ongelovigen verloren.

 

 

  1. Fussilat (Fussilat), 54 strofen.

Ook hier weer de aanzeggingen, eindeloos herhaald van straf voor de ongelovigen.

 

  1. Indien Wij deze Koran in een vreemde taal hadden gegeven, zouden zij zeker hebben gezegd: “Waarom zijn zijn verzen niet duidelijk gemaakt? Is Arabisch en niet-Arabisch gelijk?” Zeg: “Het is een leiding en een genezing voor de gelovigen.” Maar de ongelovigen hebben doofheid in hun oren en het is duister voor hen. Zij worden aangeroepen vanaf een verre plaats.

 

 

  1. De Consultatie (Asj-Sjoera), 53 strofen.
  2. Hij schreef u dezelfde godsdienst voor, die Hij aan Noach oplegden en die Wij bovendien aan u openbaren en die Wij Abraham, Mozes en Jezus oplegden: “Bevestigt deze godsdienst en weest er niet in verdeeld.” Voor de afgodendienaren is dat moeilijk waartoe gij hen roept. Allah kiest voor Zich wie Hij wil en leidt hem die zich (in berouw) tot Hem wendt.

 

  1. Gij zult de onrechtvaardigen in vrees zien voor hetgeen zij hebben verdiend op de Dag des Oordeels en het zal hen zeker treffen. Maar degenen, die geloven en goede werken doen, zullen in de tuinen van het paradijs zijn. Zij zullen bij hun Heer alles vinden wat zij wensen. Dat is de grote genade. Maar er is geen dwang in de Godsdienst!

 

 

  1. Gouden Juwelen (Az-Zochrof), 89 strofen.
  2. Bij het duidelijke Boek;
  3. Voorzeker, Wij hebben het tot een duidelijke verkondiging gemaakt, opdat gij het moogt begrijpen.

Voorzeker, de mantra luidt: Tuinen voor de gelovige, hellevuur voor de ongelovige!

 

En over hoe de Moslim zich tot de Christen verhoudt: 59. Hij (Jezus) is niets dan een dienaar wie Wij Onze gunst schonken en Wij stelden hem tot voorbeeld voor de kinderen van Israël.

  1. Toen Jezus met duidelijke bewijzen kwam, zeide hij: “Waarlijk ik ben met wijsheid tot u gekomen opdat ik u iets van hetgeen waarover gij onderling verschilt duidelijk moge maken. Vreest daarom Allah en gehoorzaamt mij.

 

 

  1. De Rook (Ad-Dochaan), 59 strofen.

Wee hen die u trachten te misleiden: 9. Doch zij vermaken zich door te twijfelen.

  1. Maar wacht op de Dag waarop de hemel een zichtbare damp zal voortbrengen,
  2. Die het volk zal omhullen. Dit zal een pijnlijke straf zijn.
  3. “Onze Heer, neem de marteling van ons weg; waarlijk wij zijn gelovigen,” (zullen zij zeggen).

 

En mocht u het vergeten zijn: 43. De boom van Zaqqoem,

  1. Zal het voedsel voor de zondaar zijn,
  2. Als gesmolten koper zal het in de buik koken,
  3. Gelijk het koken van ziedend water.
  4. “Grijpt hem en sleurt hem in het midden van het laaiend Vuur;
  5. Giet daarna als marteling kokend water op zijn hoofd.”
  6. Proef dit! Voorzeker gij waart eens de machtige, de eerwaardige.

 

 

  1. Het Knielen (Al-Djaasi’jah), 37 strofen.
  2. Wee elke zondige leugenaar,
  3. Die de woorden van Allah, die hem worden voorgedragen, hoort en niettemin minachtend ze trotseert alsof hij ze niet hoorde. – Geef hem tijding van een pijnlijke straf. –
  4. En die, wanneer hij van Onze tekenen kennis krijgt er mee spot. Voor dezulken is er een vernederende straf.
  5. Zij hebben de hel in het vooruitzicht; hetgeen zij verwierven zal hen niet baten noch de afgoden die zij buiten Allah tot beschermers namen, terwijl zij een grote straf zullen ontvangen.
  6. Dit is de leiding. En voor degenen die de tekenen van hun Heer verwerpen, is de kwelling van een pijnlijke straf gereed.

 

 

  1. Bochtige Zandpaden (Al-Ahqaaf), 35 strofen.

Ondanks dat Thora en Bijbel vroegere geschriften waren staat hier geschreven: 4. Zeg: “Weet gij wat gij naast Allah aanroept? Toont mij, welk deel zij van de aarde hebben geschapen. Of hebben zij aandeel aan de hemelen? Brengt mij een boek, dat vóór dit is geopenbaard of een spoor van kennis, indien gij de waarheid spreekt.”

 

En over de verhouding van de mens tot zijn ouders: 15. En Wij hebben de mens vriendelijkheid jegens zijn ouders geboden. Zijn moeder draagt hem met ongemak en baart hem met smart. En zijn dragen en spenen nemen dertig maanden in beslag totdat, wanneer hij zijn volle kracht bereikt heeft en veertig jaren wordt, hij zegt: “Mijn Heer, stel mij in staat, dat ik dankbaar moge zijn voor de gunsten die Gij mij en mijn ouders hebt bewezen en dat ik het goede moge doen, dat U behaagt. En laat mijn nakomelingen rechtvaardig zijn. Ik wend mij tot U: en waarlijk, ik behoor tot de Moslims.

 

 

  1. Mohammed (Mohammed), 38 strofen.
  2. Wanneer gij de ongelovigen (in oorlog) ontmoet, treft dan hun nek en wanneer gij overwinnaar zijt, bindt hen dan vast. En wanneer de oorlog opgehouden is, laat hen dan vrij uit gunst of voor een losprijs. Zo zij het. En indien Allah wilde, had Hij hen Zelf kunnen bestraffen. Doch Hij wilde sommigen uwer door anderen op de proef stellen. En degenen die terwille van Allah worden gedood, hun werken zal Hij zeker niet vruchteloos maken.

 

  1. Het beeld van het paradijs dat aan de godvruchtigen is beloofd: er zijn daarin stromen water dat niet bederft; en stromen melk waarvan de smaak niet verandert en stromen wijn, smakelijk voor degenen die drinken en rivieren van zuivere honing. En zij zullen er allerlei vruchten in hebben en vergiffenis van hun Heer. Kunnen zij gelijk zijn aan degenen die in het Vuur vertoeven en die kokend water te drinken krijgen zodat het hun ingewanden verscheurt?

 

  1. En de gelovigen zeggen: “Waarom is er geen Soerah geopenbaard?” Maar wanneer een beslissende Soerah wordt geopenbaard en daarin over vechten wordt gesproken, zult gij hen in wier hart een ziekte is naar u zien kijken als iemand die bezwijmt in de dood. Maar voor hen ware het beter,
  2. Gehoorzaamheid (te betonen) en goede woorden (te spreken). En wanneer de zaak is beslecht, is het voor hen beter indien zij Allah trouw blijven.

 

 

  1. Overwinning (Al-Fat’h), 29 strofen.
  2. Mohammed is de boodschapper van Allah. En zij, die met hem zijn, zijn hard tegen de ongelovigen en zachtmoedig onder elkander. Gij ziet hen zich buigen en nederwerpen (in gebed), Allah’s genade en Zijn welbehagen zoekende – Op hun aangezicht zijn de sporen van het zich ter aarde werpen. Dit is hun beschrijving in de Torah. En hun beschrijving in het Evangelie is als het zaad van koren, dat zijn scheut uitspruit, en dien versterkt, waardoor zij dik wordt en op eigen stengel komt te staan, tot vreugde der zaaiers en woede der ongelovigen. Allah heeft aan de gelovigen die goede werken doen, vergiffenis en een grote beloning beloofd.

 

 

  1. De Vertrekken aan de Binnenkant (Al-Hodjoraat), 18 strofen.
  2. O, gij die gelooft! Laat een volk het andere volk dat waarschijnlijk beter is dan zij, niet bespotten, noch vrouwen andere vrouwen, die misschien beter zijn dan zij. En belastert elkander niet, noch noemt elkaar bij scheldnamen. Kwaad is (het geven van) een slechte naam na de aanvaarding van het geloof, en zij die geen berouw tonen zijn de onrechtvaardigen.
  3. O, gij die gelooft! Vermijdt in het algemeen verdenking want achterdocht is een zonde. En spioneert niet, noch belastert elkander. Lust iemand onder u het vlees van zijn dode broeder? Gij verafschuwt het zekerlijk. Vreest Allah voorzeker, Allah is Berouwaanvaardend, Genadevol.

 

 

  1. Qaaf (Qaaf), 45 strofen.
  2. Wij weten het beste wat zij zeggen en gij zijt er niet om hen te dwingen. Vermaan dus met de Koran hem die Mijn bedreiging vreest.

 

 

  1. De Winden die verspreiden (Az-Zaari’jaat) , 60 strofen.
  2. Heeft het verhaal van Abrahams geëerde gasten u bereikt?
  3. Toen zij bij hem binnentraden en zeiden: “Vrede”, antwoordde hij: “Vrede”. Hij zeide (bij zichzelven): “Vreemde mensen.”
  4. Maar hij ging rustig naar zijn gezin en bracht een (toebereid) vet kalf.
  5. En plaatste het voor hen. Hij zeide: “Wilt gij niet eten?”
  6. Daarop begon hij hen te vrezen. Zij zeiden: “Vrees niet” en zij gaven hem blijde tijding over een wijze zoon.
  7. Toen kwam zijn vrouw, in verbijstering en sloeg de hand voor het gezicht en zeide: “Een verwelkte, bejaarde vrouw!”
  8. “Uw Heer heeft het zo gezegd,” zeiden zij. “Voorzeker, Hij is de Alwijze, de Alwetende.”
  9. Abraham zeide: “Wat is uw taak, o boodschappers”
  10. Zij antwoordden: “Wij zijn naar een schuldig volk gezonden
  11. Om brokken klei op hen neder te zenden
  12. Door uw Heer gemerkt (ter verdelging) voor de buitensporigen.”
  13. De gelovigen die daarin waren lieten Wij (veilig) weggaan.
  14. Maar Wij vonden er slechts één huis der Moslims.
  15. En Wij lieten daarin een teken achter voor hen, die de pijnlijke straf vrezen.

 

  1. De Berg (At-Toer), 49 strofen.
  2. Bij de Berg
  3. En bij het geschreven Boek,
  4. Op uitgebreide perkament.
  5. En bij het veelbezochte huis
  6. En bij het hoogverheven dak
  7. En bij de boordevolle oceaan,
  8. Voorzeker, de straf van uw Heer zal worden voltrokken.
  9. Er is niemand die haar kan afwenden.
  10. De Dag waarop de hemel in beweging zal komen.
  11. En de bergen zullen vergaan.
  12. Dan wee op die Dag de loochenaars,
  13. Die zich in ijdel gesprek vermaken.
  14. De Dag waarop zij in het Vuur der hel zullen worden geslingerd:
  15. (Men zal zeggen:) “Dit is het Vuur dat gij placht te loochenen.”

 

 

 

  1. De Ster (An-Nadjm), 62 strofen.
  2. Het Uur nadert,
  3. Niemand behalve Allah kan het ontsluieren.
  4. Verwondert gij u dan over deze aankondiging?
  5. En lacht gij in plaats van te wenen,
  6. Terwijl gij achteloos zijt?
  7. Werpt u voor Allah neder en aanbidt (Hem).

 

 

  1. De Maan (Al-Qamar), 55 strofen.
  2. Het Uur is nabij, en de Maan is opengespleten.
  3. Maar als zij (de ongelovigen) een teken zien wenden zij zich er van af en zeggen: “Een voortdurende toverkunst.”
  4. En Lot had hen inderdaad voor Onze straf gewaarschuwd doch zij trokken de waarschuwingen in twijfel.
  5. En zij trachtten hem van zijn gasten af te keren. Daarom verblindden Wij hun ogen en zeiden: “Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing.”
  6. En de volgende morgen vroeg kwam er een blijvende straf over hen.
  7. “Ondergaat nu Mijn straf en Mijn waarschuwing.”
  8. En Wij hebben inderdaad de Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning. Is er iemand die er lering uit trekt?

 

 

  1. De Meest Gracieuze (Ar-Rahmaan), 78 strofen.
  2. De Heer der twee Oosten en de Heer der twee Westen!
  3. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  4. Hij heeft de twee zeeën gescheiden, die elkander eens zullen ontmoeten.
  5. Daartussen is een versperring geplaatst welke zij niet kunnen passeren.
  6. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  7. Er komen paarlen en koraal uit beide (zeeën) vandaan.
  8. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  9. En van Hem zijn de bergenhoge schepen op zee.
  10. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  11. Al hetgeen is, zal vergaan.

 

En dan komen langzaam maar zeker de paradijselijke maagden in beeld: 46. Maar er zullen voor hem die het verschijnen voor zijn Heer vreest, twee tuinen zijn,

 

  1. Daarin zullen kuise meisjes zijn met zedige blik, door mens noch djinn ooit aangeraakt.
  2. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  3. Als waren zij robijnen en koralen.
  4. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?

 

  1. En naast deze twee zijn er nog twee tuinen.

 

  1. Daarin zullen goede en schone meisjes zijn.
  2. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  3. Schonen in paviljoenen gehuisvest.
  4. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  5. Die vóór hen mensen noch djinn hebben aangeraakt.
  6. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  7. Rustend op groene kussens en prachtige tapijten.
  8. Welke van de gunsten van uw Heer wilt gij dan ontkennen?
  9. Gezegend zij de naam van uw Heer, de Bezitter van Heerlijkheid en Eer.

 

 

  1. De Onoverkomelijke Gebeurtenis (Al-Waaqiah), 96 strofen.

De scheiding der geesten voltrekt zich aldus: 7. En gij zult in drie soorten worden verdeeld.

  1. De mensen aan de rechter kant – hoe (gelukkig zijn) de mensen aan de rechter kant!
  2. En de mensen aan de linker kant – hoe (ongelukkig) zijn de mensen aan de linker kant!
  3. De voorbijstrevenden (in het geloof) zullen de eersten zijn,
  4. Dezen zijn de gunstelingen die God dicht zullen naderen.
  5. In tuinen van verrukking.
  6. Het zijn een groot aantal van de eersten.
  7. En weinigen uit later tijd.

 

  1. En er zullen schonen zijn met grote, mooie ogen,
  2. Als verscholen paarlen.
  3. Als beloning voor hetgeen zij plachten te doen.
  4. Zij zullen daar geen ijdele gesprekken of zondige taal horen,
  5. Doch het woord “vrede, vrede.”

 

  1. En edele vrouwen.
  2. Voorwaar, Wij hebben dezen tot een wonderlijke schepping gemaakt,
  3. Wij maakten haar maagden,
  4. Beminnelijk, van gelijke leeftijd.

 

 

  1. Het IJzer (Al-Hadied), 29 strofen.
  2. Wat scheelt u dat gij niet in Allah gelooft, terwijl de boodschapper u roept om in uw Heer te geloven en Hij een verbond met u heeft gesloten, indien gij gelovig zijt?
  3. Op de Dag, waarop huichelaars en huichelaarsters tot de gelovigen zullen zeggen: “Laat ons iets van uw licht nemen,” zal er gezegd worden: “Gaat terug en zoekt licht.” Dan zal er tussen hen een muur worden opgericht met een poort er in. Aan de binnenkant zal barmhartigheid zijn en aan de buitenkant zal straf zijn.
  4. Weet, dat het wereldse leven, alleen spel, vermaak, praalvertoon, pocherij onder elkander, wedijver in vermeerdering van rijkdom en kinderen, is als de regen waardoor het plantenleven de kwekers verblijdt. Dan droogt het op, gij ziet het geel worden en vergaan. En in het Hiernamaals is er een strenge straf en Allah’s vergiffenis en welbehagen. En het leven dezer wereld is niets anders dan een zaak van begoocheling.

 

  1. Voorwaar, Wij zonden Onze boodschappers met duidelijke bewijzen en openbaarden hun het Boek en de Weegschaal opdat het mensdom rechtvaardig moge zijn. Wij hebben ijzer nedergezonden, waardoor grote strijd doch ook grote voordelen voor het mensdom ontstaan, opdat Allah degenen moge onderscheiden, die in het ongeziene Hem en Zijn boodschappers helpen. Zeker, Allah is Sterk, Almachtig.
  2. En Wij zonden Noach en Abraham, en Wij plaatsten in hun nageslacht het profetenambt en het Boek. En enigen van hen waren op het rechte pad, maar de meesten hunner waren overtreders.
  3. Dan deden Wij Onze boodschappers in hun voetsporen treden en Wij deden Jezus, de zoon van Maria, opvolgen en Wij gaven hem het Evangelie. En Wij legden zachtmoedigheid en barmhartigheid in het hart zijner volgelingen. Doch het kloosterleven schreven Wij hun niet voor, maar zij vonden dit zelf uit om Allah’s welbehagen te zoeken. Zij namen dit echter niet in acht zoals het behoorde. Toen gaven Wij de gelovigen onder hen een beloning, maar velen onder hen waren overtreders.

 

 

  1. De Vrouw die Pleit (Al-Modjaadalah), 22 strofen.

But he’s always there: 7. Ziet gij niet, dat Allah alles weet wat in de hemelen en op aarde is? Er is geen geheim gesprek van drie (personen) zonder dat Hij de vierde is, noch van vijf, zonder dat Hij de zesde is, noch van minder noch van meer, zonder dat Hij met hen is, waar zij ook mogen zijn. Dan zal Hij hun op de Dag der Opstanding mededelen wat zij deden. Voorzeker, Allah heeft kennis van alle dingen.

 

 

  1. De Bijeenkomst (Al-Hasjr), 24 strofen..
  2. Voorzeker zij hebben meer angst in hun hart voor u (Moslims) dan voor Allah. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
  3. Zij zullen u niet bestrijden zelfs allen tezamen, tenzij in versterkte steden of achter muren, ofschoon zij onderling grote dapperheid tonen. Gij denkt dat zij eensgezind zijn maar hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt.
  4. Evenals voor degenen die kort vóór hen het kwade gevolg hunner daden ondergingen, is er voor hen een pijnlijke straf.
  5. Evenals Satan, wanneer hij tegen de mens zegt: “Verwerp (de waarheid)”; maar wanneer deze haar verwerpt zegt hij: “Ik heb niets met u uitstaande, voorzeker, ik vrees Allah, de Heer der Werelden.”
  6. Daarom zal het einde van beiden wezen, dat zij samen in het Vuur zullen vertoeven; dit is het loon der onrechtvaardigen.

 

 

 

 

  1. De Vrouw die Ondervraagd zal worden (Al-Momtahanah), 13 strofen.
  2. Maar Allah verbiedt u vriendschap te betonen aan degenen, die tegen u gevochten hebben om de godsdienst, en die u uit uw huizen hebben verdreven of geholpen hebben u te verdrijven. En wie hun ook vriendschap aanbiedt, dezen zijn de boosdoeners.
  3. O, gij die gelooft wanneer gelovige vrouwen tot u komen als vluchtelingen, beproeft haar (geloof); Allah kent hun geloof het beste. Als gij dan vindt dat zij gelovig zijn, zendt haar niet terug naar de ongelovigen. Deze vrouwen zijn voor hen niet wettig, noch zijn de ongelovigen wettig voor deze vrouwen. Maar betaalt (aan de echtgenoten) wat zij besteed hebben. En het is geen zonde voor u haar te huwen als gij haar haar huwelijksgift hebt gegeven. En houdt niet vast aan huwelijksbanden met ongelovige vrouwen; maar vraagt om hetgeen gij besteed hebt; en laten zij vragen om hetgeen zij besteed hebben. Dat is het gebod van Allah. Hij spreekt recht over u. En Allah is Alwetend, Alwijs.
  4. En als enig bezit door uw vrouwen van u overgaat in de handen der ongelovigen geeft dan in het omgekeerde geval aan diegenen, wier vrouwen zijn weggegaan hetzelfde als ze aan hun vrouwen besteed hadden. En vreest Allah in Wie gij gelooft.
  5. O profeet! Wanneer gelovige vrouwen tot u komen, haar eed van trouw aan u afleggende: dat zij niets met Allah zullen vereenzelvigen, en dat zij noch zullen stelen, noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster die zij moedwillig hebben verzonnen, zullen uiten, noch ongehoorzaam zullen zijn aan u in wat recht is, neem dan haar trouw aan en vraag vergiffenis voor haar van Allah. Waarlijk, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

 

 

  1. De Strijdplaats (As-Saff), 14 strofen.
  2. En toen Jezus, zoon van Maria, zeide: “O kinderen van Israël, Ik ben Allah’s boodschapper voor u, datgene bevestigend wat vóór mij in de Torah was, en een blijde tijding gevende van een boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal Ahmad zijn.” En als hij tot hen komen zal met duidelijke bewijzen zullen zij zeggen: “Dit is louter bedrog.”

 

 

  1. De Vrijdag (Bijeenkomst) (Al-Djomoáh), 11 strofen.

En over hen die zich als het uitverkoren volk beschouwen: 5. Degenen die belast zijn met de Torah en deze niet naleven, zijn als een ezel die boeken draagt. Slecht is de staat van het volk dat de tekenen van Allah verwerpt. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.

  1. Zeg: “O gij Joden als gij denkt dat gij met uitsluiting van andere mensen de vrienden van Allah zijt, wenst dan de dood als gij de waarheid spreekt.”

 

 

  1. De Huichelaars (Al-Monaafiqoen), 11 strofen.
  2. En wanneer gij hen ziet, behaagt hun uiterlijk u en indien zij spreken luistert gij naar hen. Zij lijken op aangeklede stukken hout. Zij denken dat ieder gerucht tegen hen is. Zij zijn (uw) vijanden, neemt u daarom voor hen in acht. Allah’s vloek zij over hen! Hoe ver zijn zij afgewend (van de Waarheid)!

 

 

  1. Beider Verlies en Winst (At-Taghaabon), 18 strofen.

Er is geen dwang in de Godsdienst. Maar pas op, zelfs temidden uw geliefden schuilt gevaar: 14. O, gij gelovigen, er zijn onder uw echtgenoten en kinderen die uw vijanden zijn, neemt u dus voor hen in acht. En indien gij verontschuldigt en door de vingers ziet en vergeeft; dan is Allah Vergevensgezind, Genadevol.

 

 

 

 

  1. De Scheiding (At-Talaaq), 12 strofen.
  2. O, profeet, indien gij van de vrouwen scheidt, scheidt dan van haar voor de vastgestelde periode en berekent de periode, en vreest Allah uw Heer. Verdrijft haar niet uit haar vertrekken, noch behoeven zij uit zichzelf weg te gaan (vóór de bepaalde termijn) tenzij zij zich openlijk onbetamelijk gedragen. Dit zijn Allah’s vastgestelde grenzen; en wie de door Allah bepaalde grenzen overschrijdt doet zeker zijn eigen ziel onrecht aan. Gij weet niet; misschien zal Allah daarna iets beters teweegbrengen.

 

  1. En indien gij twijfelt aangaande diegenen uwer vrouwen, die geen menstruatie meer verwachten, haar (wacht) periode is drie maanden, hetzelfde geldt ook voor degenen die haar menstruatie nog niet hebben gehad. En de wachtperiode voor de zwangeren duurt tot zij verlost zijn. En degenen die Allah vrezen, zal Hij van het nodige voorzien door Zijn gebod.

 

  1. Herbergt haar (van wie gij scheidt) in de huizen waar gij vertoeft, overeenkomstig uw middelen; en doet haar geen kwaad om het haar moeilijk te maken. En als zij zwanger zijn, onderhoudt haar tot zij verlost zijn. En als zij haar kind voor u zogen geeft haar vergoeding en beraadslaagt tezamen in vriendelijkheid; maar als gij het lastig voor elkander maakt laat dan een andere vrouw het kind zogen.

 

 

  1. Denkende dat iets Verboden is (At-Tahriem), 12 strofen.
  2. Allah vergelijkt de ongelovigen met de vrouw van Noach en met die van Lot. Zij behoorden aan twee Onzer rechtvaardige dienaren maar zij waren hun ontrouw. Daarom baatten haar echtgenoten haar niet tegen Allah, en er werd tot hen gezegd: “Gaat het Vuur in tezamen met degenen die er binnengaan.”
  3. En Allah vergelijkt de gelovigen met de vrouw van Farao toen zij zeide: “Mijn Heer! bouw voor mij een huis bij U in het Paradijs, verlos mij van Farao en zijn daden en verlos mij van het onrechtvaardige volk.”
  4. En met Maria, de dochter van Imraan, die haar kuisheid bewaarde; Toen ademden Wij haar Onze geest in – zij geloofde in het Woord van haar Heer en Zijn Boeken en behoorde tot de gehoorzamen.

 

 

  1. De Dominie (Al-Molk), 30 strofen.
  2. En voor degenen die niet in hun Heer geloven is de straf der hel (bereid), en dit is een slechte bestemming.
  3. Wanneer zij er in worden geworpen, zullen zij haar van woede horen zieden.
  4. Zij zal bijna barsten van woede. Telkens als een groep er in geworpen wordt, zullen de bewakers er van (der hel) hun vragen: “Kwam er geen waarschuwer tot u?”
  5. Zij zullen zeggen: “Zeker, de waarschuwer kwam tot ons, maar wij verwierpen hem, en zeiden: “Allah heeft niets geopenbaard; gij verkeert slechts in grote dwaling.”
  6. En zij zullen zeggen: “Indien wij maar geluisterd hadden en ons verstand hadden gebruikt, zouden wij ons niet onder de bewoners van het laaiende Vuur bevinden.”

 

 

  1. De Pen (Al-Qalam), 52 strofen.
  2. Noen. Bij de pen, en bij hetgeen zij schrijven.

 

  1. Wacht geduldig op het gebod van uw Heer en wees niet als de man van de vis toen hij (Allah) aanriep terwijl hij misnoegd was.
  2. Als een gunst van zijn Heer hem niet had bereikt dan zou hij zeker op een dorre kust geworpen zijn, terwijl hij vernederd werd.
  3. Maar zijn Heer verkoos hem en maakte hem tot één der goeden.
  4. En de ongelovigen wanneer zij het vermaan horen willen u met hun blikken gaarne ten val brengen; en zij zeggen: “Hij is zeker krankzinnig.”
  5. Neen, het (Boek) is niets dan een vermaning voor de werelden.

 

 

  1. De Zekere Realiteit (Al-Haaqqah), 52 strofen.
  2. Voorwaar, het is een vermaning voor de godvrezenden.
  3. En voorzeker, Wij weten dat er onder u loochenaars zijn.
  4. Waarlijk, de ongelovigen zullen er wroeging over hebben.
  5. En voorwaar, het is de ware zekerheid.
  6. Verheerlijk daarom de naam van uw Heer, de Luisterrijke.

 

 

  1. De Manieren van Ascentie (Al-Maáaridj), 44 strofen.

De mens is geneigd tot het kwade: 19. Voorwaar, de mens is geschapen met een ongeduldige aard.

  1. Als hem kwaad overkomt, is hij vol weeklagen,
  2. Maar als hem goed wedervaart, is hij inhalig,
  3. Behalve degenen die bidden
  4. En in hun gebeden volharden
  5. En degenen in wier rijkdommen een vastgesteld deel is
  6. Voor de bedelaar en voor hem die niet bedelen kan
  7. En degenen die de Dag des Oordeels aannemen.
  8. En degenen die de straf van hun Heer vrezen
  9. Voorwaar, er is geen beveiliging voor de straf van hun Heer –
  10. En degenen die onthouding betrachten.
  11. – Uitgezonderd met hun vrouwen en degenen die zij bezitten, waarvoor hen geen blaam treft.

 

 

  1. Noach (Noeh), 28 strofen.

Het zekere voor het onzekere nemend: 26. En Noach had gezegd: “Mijn Heer, laat in het land geen huis der ongelovigen achterblijven;

  1. Want als Gij hen achterlaat zullen zij Uw dienaren op een dwaalspoor leiden en zij zullen niets dan een onzedelijk en ondankbaar nageslacht voortbrengen.
  2. Mijn Heer, vergeef mij, en mijn ouders, en hem die gelovend mijn huis binnentreedt, ook de gelovige mannen en vrouwen; en doe de onrechtvaardigen slechts in verderf toenemen.”

 

 

  1. De Djinn (Al-Djinn), 28 strofen.

Het is eigenlijk heel eenvoudig: 14. En er zijn onder ons Moslims en er zijn onder ons die van de rechte weg zijn afgeweken. En zij die zich onderwerpen – hebben de rechte weg gezocht.

  1. En zij die van de rechte weg afwijken, zullen brandstof der hel zijn.‘”

 

 

  1. Gevouwen in Kleding (Al-Mozzammil), 20 strofen.
  2. Waarlijk uw Heer weet dat gij bijna tweederde van de nacht staat (te bidden), soms de helft of ook wel een derde er van, en eveneens doet dit een deel van degenen die met u zijn. En Allah bepaalt de maat van dag en nacht. Hij weet, dat gij het niet kunt volhouden, en daarom heeft Hij Zich in barmhartigheid tot u gewend. Zegt dan zoveel van de Koran op als u gemakkelijk valt. Hij weet dat er enigen onder u ziek kunnen zijn, en anderen op reis door het land trekken, zoekende naar Allah’s genade, en weer anderen strijdend voor Allah’s zaak. Zegt er dus zoveel van (de Koran) op, als u gemakkelijk valt en onderhoudt het gebed, en betaalt de Zakaat, en sluit met Allah een goede lening. En wat goeds gij voor u uitzendt, gij zult betere en grotere beloning bij Allah vinden. En zoekt vergiffenis van Allah, voorwaar, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.

 

 

  1. Iemand die Gebundeld is (Al-Moddassir), 56 strofen.
  2. Doch degenen aan de rechter hand
  3. In tuinen (wonende) vragen zij:
  4. Aan de schuldigen
  5. “Wat heeft u in de hel gebracht?”
  6. Zij zullen antwoorden: “Wij behoorden niet tot hen die plachten te bidden.
  7. Noch voedden wij de armen.
  8. En wij plachten ijdele gesprekken te voeren met hen die ijdele gesprekken voerden.
  9. En wij plachten de Dag des Oordeels te loochenen.
  10. Totdat de dood ons overviel.

 

 

  1. De Resurrectie (Al-Qi’jaamah), 40 strofen.
  2. “Wee u! Wee dus over u.”
  3. “Wee u nogmaals en nog eens wee!”
  4. Denkt de mens dat hij zonder doel zal worden gelaten?
  5. Was hij niet een kleine levenskiem die werd uitgestort?
  6. Dan werd hij een klonter bloed daarna schiep en vervolmaakte Hij hem.
  7. Daarvan (de kiem) maakt Hij een paar, man en vrouw.
  8. Is Hij dan niet bij machte de doden te doen herleven?

 

 

  1. De Tijd, De Mensen (Ad-Dahr, Al-Insaan), 31 strofen.
  2. Voorzeker, er is voor de mens een tijdperk geweest toen hij geen vermeldenswaardig ding was.
  3. Wij hebben de mens uit een gemengde levenskiem geschapen en hebben hem horende en ziende gemaakt om hem op de proef te stellen.
  4. Wij hebben hem de weg getoond, hij moge dankbaar of wel ondankbaar zijn.
  5. Voorwaar, Wij hebben voor de ongelovigen ketenen, ijzeren halsbanden en een laaiend Vuur bereid.
  6. Maar de deugdzamen drinken uit een beker (een drank) gemengd met Kamfer.

 

En zo voort, en zo voort.

 

 

  1. Zij die Gezonden Waren (Al-Morsalaat), 50 strofen.
  2. Tot welke Dag is dit einde uitgesteld?
  3. Tot de Dag der beslissing.
  4. En wat weet gij ervan wat de Dag der beslissing is?
  5. Wee op die Dag, degenen die loochenen.

 

Wee op die Dag degenen die loochenen!

 

 

  1. Het Nieuws (An-Naba) , 40 strofen.

Er is geen nieuws: 17. Voorzeker, de Dag der beslissing is bepaald;

  1. De Dag waarop de bazuin wordt geblazen; dan zult gij in scharen komen.
  2. En de hemel wordt geopend en zal vele poorten hebben.
  3. En de bergen verdwijnen en worden tot een luchtspiegeling.
  4. Voorzeker de hel ligt in een hinderlaag.
  5. Een tehuis voor de opstandigen.
  6. Die daarin lange tijd zullen vertoeven.
  7. Zij zullen daar geen koelte hebben en geen dronk smaken,
  8. Behalve kokend water en een stinkende vloeistof die verschrikkelijk koud is.
  9. Een passende vergelding (voor hun daden).

 

 

  1. An-Naziaat (An-Naziaat), 46 strofen.
  2. Gij zijt slechts een waarschuwer voor hem die vreest.
  3. Op de dag waarop zij dit zullen zien, (zal het zijn) alsof zij slechts een avond of een morgen (op de aarde) hadden vertoefd.

 

 

  1. Hij Fronste (Abasa), 42 strofen.
  2. Op die Dag zullen sommige gezichten stralend zijn,
  3. Lachend, vrolijk!
  4. En op andere gezichten zal op die Dag stof liggen.
  5. Duisternis zal hen bedekken.
  6. Dat zijn de ongelovigen, de slechten.

 

 

  1. Het Opvouwen (At-Takwier), 29 strofen.
  2. Dit is niets dan een vermaning voor de werelden.
  3. Voor hem onder u die oprecht wil wandelen.
  4. En gij zult niets willen behalve wat Allah wil, de Heer der Werelden.

 

 

  1. Het Klievende (Al-Infitaar), 19 strofen.
  2. Voorwaar, de deugdzamen zijn omringd door zegeningen
  3. En de slechten zijn omringd door de hel,
  4. Daarin zullen zij verbranden op de Dag des Oordeels;
  5. En zij zullen er niet aan kunnen ontsnappen.
  6. En wat weet gij er van wat de Dag des Oordeels is?
  7. Nogmaals, wat weet gij er van wat de Dag des Oordeels is?
  8. De Dag waarop een ziel iets vermag voor een andere ziel! Op die Dag berust het gebod alleen bij Allah.

 

 

  1. Daden in Fraude (Al-Motaffifeen), 36 strofen.
  2. Waarlijk, de schuldigen plachten de gelovigen uit te lachen,
  3. En wanneer zij hen voorbijgingen, knipoogden zij tegen elkander.
  4. En wanneer zij tot de hunnen terugkeerden, keerden zij opgetogen terug;
  5. En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: “Dit zijn inderdaad de dwalenden.”
  6. Maar zij waren niet als bewakers over hen gezonden.
  7. Daarom zullen op deze Dag de gelovigen over de ongelovigen lachen,
  8. Op hoge sofa’s zittende zullen zij aanschouwen;
  9. Voorzeker wordt de ongelovigen vergolden voor hetgeen zij plachten te doen!

 

 

  1. De Splijting (Al-Insjiqaaq), 25 strofen.
  2. Wat hem betreft, wie het boek in zijn rechter hand wordt gegeven,
  3. Hij zal waarlijk een gemakkelijke rekening krijgen,
  4. En zal tot de zijnen in vreugde terugkeren.
  5. Maar hij, wie het boek achter zijn rug wordt gegeven,
  6. Hij zal vernietiging wensen
  7. En een laaiend Vuur ingaan.

 

 

  1. De Tekens van de Zodiak (Al-Boroej), 22 strofen.
  2. Bij de hemel met zijn constellaties.
  3. En bij de beloofde Dag.
  4. En bij de getuige en hetgeen waarover hij getuigenis aflegt.
  5. Vervloekt zijn degenen die groeven maakten –
  6. Daarin vuur stookten –
  7. Ziet! Zij zaten er bij,
  8. En waren getuigen van wat zij de gelovigen aandeden.

 

 

  1. De Nachtelijke Bezoeker (At-Taariq), 17 strofen.
  2. Hij werd uit een stromende vloeistof geschapen,
  3. Welke voortkomt van tussen de ruggengraat en de ribben.

 

 

  1. De Allerhoogste (Al-Ala), 19 strofen.
  2. Maar gij verkiest het leven dezer wereld,
  3. Ofschoon het Hiernamaals beter en van langere duur is.
  4. Voorzeker, dit is in vroegere geschriften vermeld,
  5. De geschriften van Abraham en Mozes.

 

 

  1. Het Overweldigende Evenement (Al-Ghaasjijah), 26 strofen,
  2. Heeft het nieuws van de overweldigende (gebeurtenis) u bereikt?
  3. Op die Dag zullen sommige aangezichten terneergeslagen zijn,
  4. Zwoegend, zich afmattende,
  5. Zij zullen in een vreselijk Vuur branden,
  6. Hun zal uit een kokende bron te drinken worden gegeven,
  7. Zij zullen geen voedsel krijgen, behalve van doornen,
  8. Dat noch voedzaam zal zijn noch tegen de honger zal baten.

 

 

  1. De Dageraad (Al-Fadjr), 30 strofen.
  2. Maar gij, o ziel in vrede!
  3. Keer tot uw Heer terug, verblijd in Allah’s welbehagen.
  4. Ga daarom in onder Mijn dienaren,
  5. En ga Mijn paradijs binnen.

 

 

  1. De Stad (Al-Balad), 20 strofen.
  2. Dezen zullen aan de rechter hand zijn.
  3. Maar zij, die niet in Onze tekenen geloven zullen aan de linker hand zijn.
  4. Een gesloten Vuur zal hen omringen.

 

 

 

  1. De Zon (Asj-Sjams), 15 strofen.
  2. De Samoed verloochenden de boodschap in hun opstandigheid.
  3. Toen de ongelukkigste onder hen opstond,
  4. Zeide de boodschapper van Allah: “Laat de kamelin van Allah vrij in haar drinken.”
  5. Maar zij verloochenden hem en verlamden haar, daarom vernietigde hun Heer hen volkomen om hun zonden en maakte het land met de grond gelijk.
  6. En Hij vreest de gevolgen hiervan niet.

 

 

  1. De Nacht (Al-Lail), 21 strofen.
  2. Daarom waarschuw Ik u voor het laaiend Vuur;
  3. Niemand zal er binnengaan dan de rampzaligste,
  4. Die loochent en zich afwendt.
  5. Maar de rechtvaardige zal ver daarvan verwijderd worden.

 

 

  1. De Glorieuze Ochtend (Ad-Dhohaa), 11 strofen.
  2. Daarom verdruk de wees niet,
  3. En snauw de bedelaar niet af.
  4. Maar maak de gunst van uw Heer bekend.

 

 

  1. De Expansie (Asj-Sjahr), 8 strofen.
  2. Hebben Wij uw borst niet voor u verruimd?
  3. En uw last niet van u weggenomen?
  4. Die uw rug bezwaarde?
  5. En uw roem niet verheven?
  6. Voorwaar, zo komt gemak naast ongemak.
  7. Voorwaar, gemak komt naast ongemak.
  8. Wanneer gij verlicht zijt, streef dan verder.
  9. En wend u tot uw Heer.

 

 

  1. De Vijg (At-Tien), 8 strofen.
  2. Voorzeker, Wij hebben de mens in de beste vorm geschapen,
  3. Daarna laten Wij hem vervallen tot het allerlaagste,
  4. Behalve degenen die geloven en goede werken doen; hunner is een oneindige beloning.

 

 

  1. Het Geronnen Bloed (Al-Alaq), 19 strofen.

De strofen een tot vijf zijn de eerste gereveleerde verzen van de Heilige Koran. Geopenbaard vóór de Hidjrah. Dit hoofdstuk heeft 19 strofen. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

  1. Verkondig de naam van uw Heer, de Schepper.
  2. Die de mens uit geronnen bloed schiep.
  3. Verkondig, want uw Heer is de meest Eerbiedwaardige
  4. Die (de mens) door middel van de pen onderwees.
  5. Hij leerde aan de mens datgene wat deze niet kende,

 

 

 

  1. De Waardevolle Nacht (Al-Qadr), 5 strofen
  2. De waardevolle nacht is beter dan duizend maanden.
  3. Daarin dalen engelen en de Geest door Gods gebod neder (zeggende)
  4. “In alles Vrede,” tot het rijzen van de dageraad.

 

 

  1. Het Uitsluitende Bewijs (Al-Bajjinah), 8 strofen.
  2. Voorwaar, de ongelovigen onder de mensen van het Boek en de afgodendienaren zullen in het Vuur der hel geworpen worden, daarin zullen zij verblijven. Zij zijn de slechtste der schepselen.

 

 

  1. Het Geschud (Az-Zalzalah), 8 strofen.
  2. Wie ter grootte van een atoom goed deed, zal dit aanschouwen.
  3. En wie ter grootte van een atoom kwaad deed, zal ook dat aanschouwen.

 

 

  1. Zij die Rennen (Al-Aadi’jaat), 11 strofen.
  2. Bij de rossen die snel en snuivend ademen,
  3. Die vonken uit de hoeven slaan,
  4. En bij de dageraad plotseling een aan val doen.
  5. Daarbij stof opwerpen
  6. En zo door het midden der vijandelijke menigte zich een weg banen.

 

 

  1. De Dag van Oproering (Al-Qaariah), 11 strofen.
  2. Zijn toevlucht zal Hawi’jah zijn.
  3. En gij weet niet, wat dit is.
  4. Het is een laaiend Vuur.

 

 

  1. Opstapelen (At-Takaasor), 8 strofen.
  2. Jacht naar vermeerdering van rijkdom (en kinderen) maakt u onachtzaam,

 

 

  1. De Tijd door de Tijden (Al-Asr), 3 strofen.
  2. Bij de tijd.
  3. Voorzeker, de mens is te midden van verlies.
  4. Behalve degenen die geloven en goede werken doen, en elkander tot waarheid, en geduld aansporen.

 

 

  1. De Schandaal Verspreider (Al-Homazah), 9 strofen.
  2. Wee iedere leugenaar en lasteraar!
  3. Die rijkdommen verzamelt en deze telt,
  4. Denkende dat zijn schatten hem voor eeuwig zullen behouden.
  5. Neen, hij zal zeker in het Verterende Vuur worden geworpen.

 

 

 

  1. De Olifant (Al-Fiel), 5 strofen.

 

 

  1. Qoraisj (Qoraisj), 4 strofen.

 

 

  1. De Noden van de Buren (Al-Maaóen), 7 strofen.
  2. En wee degenen die bidden,
  3. En de gebeden achteloos opzeggen.

 

 

  1. Overvloed (Al-Kausar), 3 strofen.
  2. Voorzeker, uw vijand zal uitsterven.

 

 

  1. De Ongelovigen (Al-Kaafiroen), 6 strofen.

U weet het reeds.

 

 

  1. De Overwinning (An-Nasr), 3 strofen.

Dit hoofdstuk werd gereveleerd tijdens of na de Afscheidspelgrimage, 632 A.D. Het is de laatste groep van de strofen, die in een stuk, aan de profeet, salla Allah u alihi wa sallam, gereveleerd zijn voor zijn dood. Geopenbaard nà de Hidjrah.

In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

  1. Als de hulp van Allah en overwinning komt,
  2. En gij de mensen groepsgewijze ziet binnentreden tot Allah’s godsdienst,
  3. Roem dan uw Heer met de lof, die Hem toekomt en vraag vergiffenis van Hem; voorzeker Hij is Berouwaanvaardend.

 

 

  1. De Palmvezel, De Vlam (Al-Masad, Al-Lahab), 5 strofen.
  2. De macht van Aboe Lahab en hijzelf zullen vergaan.
  3. Zijn rijkdommen en daden zullen hem niet baten.
  4. Weldra zal hij in een laaiend Vuur branden.
  5. Ook zijn vrouw, de draagster van brandstof,
  6. Om haar hals zal een koord van palmvezels hangen.

 

 

  1. Zuiverheid van Geloof (Al-Ichlaas), 4 strofen.

De onbewogen beweger: 1. Zeg: “Allah is de Enige.

  1. Allah is Zichzelf-genoeg, Eeuwig.
  2. Hij verwekte niet, noch werd Hij verwekt.
  3. En niemand is Hem in enig opzicht gelijk.”

 

 

 

 

 

  1. De Dauw (Al-Falaq), 5 strofen.

 

 

  1. De Mensheid (An-Naas), 6 strofen.
  2. Zeg: “Ik zoek mijn toevlucht bij de Heer der mensen,
  3. De Koning der mensen,
  4. De God der mensen.
  5. Opdat Hij mij bevrijde van het kwade der inblazingen van de duivel.
  6. Die in het hart der mensen fluistert
  7. Vanuit het midden der djinn en mensen.”

 

 

 

Deel II De Koran geïnterpreteerd

 

 

 

 

 

 

  1. De grondtoon

 

Er wordt veel gesproken over de Koran. Helaas, vooral door mensen die niet de moeite namen het boek tot zich te nemen. Wie dat wel doet, en ik heb dat meerdere keren gedaan, komt tot de ontdekking dat veel geschreeuw op weinig gestoeld is.

Ik ben een westerling, een Europeaan, geboren als katholiek en pas op latere leeftijd de Bijbel en de Koran integraal gaan lezen. Men dient toch te weten wat er staat als men pretendeert er een mening over ten beste te moeten geven.

Als atheïst heb ik een bepaalde houding tegenover apocriefe geschriften aangenomen. Vanuit die houding heb ik Bijbel en Koran gelezen. Mijn begrip of interpretatie van de Koran kan echter niet los worden gezien van mijn begrip en interpretatie van de Bijbel.

 

In weerwil van hetgeen sommigen u doen geloven is de Bijbel – ondanks het Nieuwe Testament – vele malen gewelddadiger en onbegrijpelijker dan de Koran. Sommige parabels uit de Koran zijn moeilijk te volgen en voor meerdere uitleg vatbaar. Maar het onzinniveau van bijvoorbeeld de Openbaringen wordt in de Koran bij lange na niet gehaald.

 

De grondtoon van de Koran is een simpele:

 

God heeft de wereld en alles van de toekomst geschapen

verstandig hij die gelooft en wee die ongelovig is

de eersten wachten de tuinen, de laatsten het hellevuur

God is almachtig en weet en ziet alles.

 

Deze boodschap wordt bij voortduring, honderdenveertien hoofdstukken lang,  in diverse maar evenzo vaak ook in exact dezelfde bewoordingen herhaald. Veel meer dan de Bijbel (die met een zekere welwillendheid kan worden gelezen als een eerste antropologische studie) is de Koran een grote mantra zoals hierboven verwoord.

 

 

  1. Hoe gewelddadig is de Koran?

 

De vraag of de Koran gewelddadig zou zijn is slechts in perspectief te beantwoorden. Gewelddadig in vergelijking waarmee? Het meest voor de hand liggende referentiepunt is de eerder op schrift gestelde Bijbel.

Welnu, hierover kunnen we kort zijn: de Koran is in de verste verte niet zo gewelddadig als de Bijbel. Weliswaar wordt er kond gedaan van vele volkeren die vernietigd zijn maar dat is grotendeels overgenomen uit de Bijbel. Ter vergelijking citeer ik uit “De Schrift betwist” van Maarten ’t Hart; uit het hoofdstuk De Psalmen:

 

Kees Fens heeft ons herhaaldelijk verzekerd dat hij het boek der Psalmen zo prachtig vindt. Hij kan desnoods de hele wereldlitera­tuur missen, als hij die honderdvijftig rijmloze verzen maar hou­den mag. Mij verbaast dat. In de hele bijbel wordt nergens zoveel haat en wraakzucht gepredikt als in het boek der Psalmen. Sla je ze op, dan lees je in Psalm 1 al meteen in het eerste vers over god­delozen, zondaars en spotters. In het vierde vers worden zij kaf genoemd dat ‘de wind henendrijft’, en in het vijfde vers wordt ons verzekerd dat ze ‘niet zullen bestaan in het gericht’, terwijl vers 6 ons meedeelt dat ‘de weg der goddelozen zal vergaan’. In Psalm 2 wordt een zwaarder register opengetrokken. Daar wordt ons eerst meegedeeld dat God tot de heidenen zal spreken in Zijn toorn en dat Hij hen in Zijn gerechtigheid zal verschrikken, en in het ne­gende vers stelt de Psalmdichter voldaan vast: ‘Gij zult hen ver­pletteren met een ijzeren scepter, Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.’ In Psalm 3 deelt de dichter ons mee: ‘Gij hebt al mijn vijanden op het kinnebakken geslagen; de tanden der goddelozen hebt gij verbroken.’ In Psalm 4 blijven kaken en kie­zen gelukkig gespaard, maar in Psalm 5 krijgen wij te horen dat in de mond der goddelozen ‘niets recht’ is, dat ‘hun binnenste enkel verderving’ is, en dat ‘hun keel een open graf’ is. Vandaar dat God deze ‘leugensprekers zal verdoen’.

In Psalm 6 wordt gas teruggenomen; daar heet het dat alle vij­anden van de Psalmdichter ‘zeer beschaamd en verbaasd zullen worden’, maar in Psalm 7 wordt degenen die zich niet bekeren aangezegd dat God Zijn zwaard zal wetten en Zijn boog zal span­nen. En alsof dat nog niet genoeg is, wordt ook beloofd dat God ‘dodelijke wapenen voor hem gereed gemaakt heeft’ en dat Hij ‘Zijne pijlen tegen de hittige vervolgers te werk stellen zal’. Ver­derop vernemen we nog dat het geweld op zijn eigen schedel zal nederdalen.

In Psalm 8 zowaar geen vijanden of goddelozen. Daar prijst de dichter God omdat hij de mens ‘een weinig minder gemaakt heeft dan de engelen’. Mij dunkt, een verschrikkelijke misvatting, gelet op datgene wat mensen elkaar kunnen aandoen. Of hadden ook de engelen de holocaust kunnen uitvoeren? In vers 7, 8 en 9 zegt de dichter: ‘Gij doet hem heersen over de werken Uwer handen, Gij hebt alles onder zijn voeten gezet. Schapen en ossen, alle die; ook mede de dieren des velds, het gevogelte des hemels, en de vissen der zee, hetgeen de paden der zeeën doorwandelt.’ Teksten kort­om, die de mannenbroeders eeuwenlang een vrijbrief hebben ge­geven en nog steeds geven om het milieu te verontreinigen en op de meest barbaarse wijze met dieren om te springen.

In Psalm 9 wordt de draad van Psalm 7 weer opgepakt. Daar krijgen wij te horen dat God ‘de heidenen gescholden heeft, de goddeloze verdaan, hun naam uitgedelgd, tot in eeuwigheid en altoos.’ Wat de dichter in Psalm 7 reeds met leedvermaak vaststel­de, namelijk dat de onbekeerde zelf ‘gevallen is in de groeve die hij gemaakt heeft, wordt herhaald in Psalm 9: ‘De heidenen zijn gezonken in de groeve die zij gemaakt hadden.’ (–)

Psalm na Psalm gaat het overigens door. In Psalm 11 krijgen we te horen: ‘Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn.’ In Psalm 12 wordt de hoop uitgesproken dat God ‘alle vleiende lippen, de grootsprekende tong’ zal afsnijden. In Psalm 13 hoopt de Psalmdichter dat de vijand niet zal zeggen: ‘Ik heb hem over­mocht.’ De ik uit de Psalm zou niet graag zien dat zijn ’tegenpar­tijders zich verheugen, wanneer ik zou wankelen’. In Psalm 14 krijgen we te horen: ‘De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het; zij maken het gruwelijk met hun werk; er is nie­mand die goed doet.’ Even verderop: ‘Zij zijn allen afgeweken; te zamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet een.’ In Psalm 15 wordt zowaar een beeld geschetst van de rechtvaardige. Dat is iemand ‘die zijn geld niet geeft op woe­ker’. Ook elders in de bijbel wordt nadrukkelijk gesteld dat je geen rente mag vorderen op uitgezet geld (bijvoorbeeld Exodus 22 vers 25, Leviticus 25 vers 36 en 37, Spreuken 28 vers 8, Ezechiël 18 vers 8, 13 en 17)’ De enige uitzondering betreft een buitenlander: ‘Van den buitenlander moogt gij rente nemen, maar van uw broe­der zult gij geen rente nemen.’ (Deuteronomium 23 vers 20) Hoe merkwaardig dat zo’n duidelijk gebod door joden en christenen in de loop der eeuwen zo onvervaard veronachtzaamd is.

(-). Ach ja, die Psalmen, die lievelingsteksten van Fens. Boosaardi­ge, twist en tweedracht propagerende dichtstukken in het hart van een duister, gruwelijk boek.(-).

 

Wat zou ik hier nog aan toe moeten voegen? ’t Hart komt op een ontstellend groot aantal geslagenen, vernielden, vermoorden, nagelezenen in de Bijbel: “In totaal komen we, met tienduizend afgeslachte kinderen van Moab uit Richteren 3 vers 29, en 75.000 doden uit Esther 9 vers 16, aan ruim 600.000 doden – zeshonderdduizend mensen, om het typisch Bijbels te zeggen, werden ‘nagelezen’. En dan moet Bodar beweren dat het lezen van de Bijbel een ‘afnemend besef van normen en waarden’ kan keren, terwijl er zeshonderdduizend mensen zonder enig gewetensbezwaar door God zelf of zijn dienstknechten opgespietst, van de rots af gedonderd, met builenpest geslagen, verbrijzeld, met de scherpte des zwaards afgeslacht, dan wel door speren of tentpinnen doorboord worden. En dan zwijgen we nog over al die gevallen waarin geen aantallen genoemd worden, bijvoorbeeld de eerstgeborenen in Egypte”.

 

Ik heb deze beweringen van ’t Hart eens nageplozen en nam een willekeurig hoofdstuk uit het Oude Testament: Richteren 20. In 48 verzen worden 90.160 mensen plus nog tal van ongetelden afgeslacht op aandringen van De Heer. Vervolgens sla ik de bijbel open op een volstrekt willekeurige pagina, Jeremia 18 en 19; lees voor de aardigheid eens hoe de Heer ook hier weer met de ongelovigen om gaat! Ik durf wel te beweren dat de Bijbel een onwaarschijnlijk gewelddadig boek is vergeleken waarbij de Koran een stuiverromannetje blijkt te zijn. God, die regelrecht aanzet tot volkerenmoord!

 

Dit soort passages komen in de Koran in het geheel niet voor. Het enige geweld waarvan – als ware het een mantra – melding wordt gemaakt is het hellevuur dat de ongelovige te wachten staat. Hij is nog te redden als hij bijtijds berouw toont maar te laat is te laat en dan zal de straf dubbel zo zwaar zijn. Deze bezweringen aan het adres van de ongelovige worden in werkelijk ieder hoofdstuk minimaal enkele keren herhaald. Het is meer van hetzelfde, meer niet.

 

Kan de Bijbelse God met het grootste gemak van de meest weerzinwekkende genocides worden beschuldigd, bij Allah gaat het allemaal wat subtieler. Neen, het echte geweld zit hem bij de Koran in enerzijds de opmerking dat er geen dwang is in de godsdienst terwijl het Boek anderzijds een groot bezweringsritueel is aan het adres van de ongelovige. God ziet alles en u ontkomt niet aan uw gruwelijk lot! Het telkens weer moeten lezen van deze passages in ieder hoofdstuk werkt op den duur – en ik heb mij in enkele dagen tijds door de Koran heen geworsteld – beklemmend en intimiderend; je krijgt er al lezende een uiterst onaangenaam gevoel bij. De opmerking dat er geen dwang in de godsdienst zou zijn is dan ook een pertinente leugen, niet meer en niet minder.

Overigens valt ook het lezen van de Bijbel mij zwaar en geeft het me al even zeer een onbehaaglijk gevoel.

 

 

  1. De Koran en de vrouw

 

Ook hier is het zinvol terug te keren naar de Bijbel als referentiepunt. Welnu: voor vrouwen is de Bijbel beslist geen lezenswaardig boek, je zou er een minderwaardigheidscomplex aan over houden. Het begint meteen al in Genesis 3 waarin de zondeval wordt beschreven en waarin God tot Eva spreekt nadat zij zich door de slang heeft laten beet nemen: “Ik zal zeer vermenigvuldigen uwe smart, namelijk uwer dracht; met smart zult gij kinderen baren; en tot uwen man zal uwe begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben”. Pas twee millennia later slaagt de vrouw er hier en daar in zich aan dit wrede lot te ontworstelen.

In Leviticus 15 vers 19 lezen wij: “Maar als eene vrouw vloeiende zijn zal, zijnde haar vloed van bloed in haar vleesch, zoo zal zij zeven dagen in hare afzondering zijn; en al wie haar aanroert, zal onrein zijn tot aan den avond”. In de volgende verzen wordt verhaald hoe alles wat en iedereen die de vrouw tijdens haar ongesteldheid aanraakt, onrein wordt.

In Leviticus 20 vers 18 gaat de Bijbel nog veel verder: “En als een man bij eene vrouw, die hare krankheid heeft, zal gelegen en hare schaamte ontdekt, hare fontein ontbloot, en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zoo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden”.

In Leviticus 12 wordt geschetst dat een vrouw die een jongetje gebaard heeft zeven dagen lang na de geboorte onrein is; heeft zij echter een meisje gebaard, dan is zij zelfs twee weken onrein!

Afin, de vrouw is geschapen uit de rib van een man, zij is een manninne en de man is het hoofd van de vrouw. Zo staat het geschreven.

 

Voegt de Koran hier veel aan  toe? Neen, behalve dan dat de man wel vier vrouwen mag hebben en dat de vrouw er in het erfrecht toch wel erg bekaaid van afkomt.

 

 

  1. De Koran en homosexualiteit

 

Er zijn niet zo heel erg veel aanwijzingen in de Koran terzake de homoseksualiteit. Ze zijn hieronder nog maar eens herhaald. O zeker, het mag niet en wordt als een ernstig vergrijp gezien maar de afkeuring is ook hier niet zwaarder geformuleerd dan in de Bijbel. Dat homoseksuelen met het hoofd omlaag van hoge gebouwen moeten worden gekieperd is niet uit de Korantekst af te leiden. Vermoedelijk is die aanbeveling in latere exegeses ontstaan.

 

De Vrouwen 15-16

  1. En voor degenen uwer vrouwen, die zich aan ontucht schuldig maken, roept vier uwer als getuigen tegen haar en als zij getuigen, sluit haar dan in de huizen op, totdat de dood haar achterhaalt, of totdat Allah haar een weg opent.
  2. En als twee temidden van u zich hieraan schuldig maken, straft hen beiden. En als zij berouw hebben en zich verbeteren, laat hen dan met rust, voorzeker, Allah is Berouwaanvaardend, Genadevol.

 

De Dichters 165-175

  1. “Nadert gij van alle schepselen de mannen?
  2. En verlaat gij uw vrouwen, die uw Heer voor u heeft geschapen? Neen, gij zijt een volk dat de perken te buiten gaat.”
  3. Zij zeiden: “Als gij niet ophoudt, o Lot, zult gij zeker worden verbannen.”
  4. Hij zeide: “Waarlijk, ik veracht uw handelwijze.”
  5. “Mijn Heer, red mij en mijn familie van hetgeen zij doen.”
  6. Daarom redden Wij hem en zijn hele gezin.
  7. Behalve een oude vrouw die achterbleef.
  8. Daarna vernietigden Wij de anderen.
  9. En Wij deden een regen op hen regenen, en vreselijk was de regen voor hen, die waren gewaarschuwd.
  10. Daarin is waarlijk een teken maar de meesten hunner willen niet geloven.

 

De Mieren 55-58

  1. Nadert gij wellustig de mannen in plaats van de vrouwen? Neen, gij zijt een onwetend volk.”
  2. Maar het antwoord van zijn volk was niets anders dan dat zij zeiden: “Verdrijft Lot’s familie uit uw stad want zij zijn mensen, die zich rein willen houden.”
  3. Daarom redden Wij hem en zijn familie behalve zijn vrouw; Wij deden haar tot de achterblijvenden behoren.
  4. En Wij deden een regen over hen komen, en vreselijk was de regen voor de gewaarschuwden.

 

De Spin 28-29

  1. En toen Lot tot zijn volk zeide: “Gij verricht een gruweldaad die niemand onder het mensdom ooit vóór u heeft begaan.
  2. Nadert gij mannen met wellust en rooft gij op de weg, en begaat gij zelfs gruweldaden in uw bijeenkomsten?” Maar het antwoord van zijn volk was niet anders dan dat zij zeiden: “Breng de straf van Allah over ons als gij de waarheid spreekt.”

 

Christenen en joden die homoseksualiteit afwijzen doen dit vanuit het Bijbelse gegeven dat God de mens als man en vrouw heeft geschapen en dat alleen deze beide binnen het huwelijk seksuele gemeenschap met elkaar mogen hebben. Daarom vinden we enkele passages in de Bijbel die homoseksueel gedrag uitdrukkelijk verbieden (Leviticus 18:22 en 20:13) of hekelen (Romeinen 1:26-27).

In de eerstgenoemde passage verbiedt het joodse wetboek Leviticus ‘vrouwelijke bijligging’ (Statenvertaling) aan mannen met manspersonen (over vrouwen wordt niet gesproken). In hoofdstuk 20 wordt een lange lijst van godslasterlijke en seksuele doodzonden gepresenteerd: de ‘man die met een manspersoon zal gelegen hebben met vrouwelijke bijligging’ staat daar opgesomd tussen de man die zijn vader of moeder vervloekt, de man die overspel pleegt met andermans huisvrouw, of met die van zijn vader of zoon en de man die een vrouw én haar moeder ‘neemt’, evenals de man, maar ook de vrouw die ‘bij enig vee’ zal gelegen hebben. Al deze seksuele zonden worden met de dood bestraft.

 

De passage uit de welsprekende brief van de apostel Paulus aan de volgelingen van Jezus te Rome is heel anders van karakter dan het levitische wetboek, dat overigens ook vele eeuwen eerder tot stand kwam. Paulus schreef de brief toen keizer Nero aan de macht was en er in Rome al een grote christelijke gemeenschap leefde. In de eerste hoofdstukken van zijn brief betoogt Paulus dat de hele mensheid onder het juk van de zonde leeft, waaruit alleen het geloof de mens kan redden. De bewuste verzen maken deel uit van een opsomming van de dwaasheden van de heidenen. God heeft de heidenen overgegeven aan onreine driften, ‘want ook hunne vrouwen hebben het natuurlijk gebruik veranderd in het gebruik tegen nature, en insgelijks ook de mannen, nalatende het natuurlijk gebruik der vrouw, zijn verhit geworden in hunnen lust tegen elkander, mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en de vergelding van hunne dwaling die daartoe behoorde, in zichzelve ontvangende’. Met andere woorden, homoseksuele handelingen vormen een van de straffen van God voor de ongelovigheid van de heidenen.

 

De ondergang van de Oudtestamentische steden Sodom en Gomorra (Genesis hoofdstuk 18 en hoofdstuk 19) uit de tijd van aartsvader Abraham zou mede te wijten zijn geweest aan homoseksuele activiteiten van de stedelingen aldaar. Volgens andere theologen werden de steden echter verwoest vanwege de grove schending van het gastrecht.

Over de interpretatie van deze teksten en hun toepasbaarheid voor de moderne mens wordt veel gestreden. Eén discussiepunt is het selectieve gebruik van al die oeroude wetten van Leviticus: waarom is ‘vrouwelijke bijligging’ (hoe je dat ook precies mag definiëren – mannelijke passieve anale seks wellicht) een gruwel, maar kraait er geen haan naar dat moderne christenen konijn, struisvogel of oesters eten of kleding met kwastjes dragen, terwijl dat volgens Leviticus even ongeoorloofd is? En weliswaar is anale seks tussen mannen kennelijk verboden, maar seks tussen vrouwen wordt in de Bijbel niet genoemd – Romeinen I:26 is daarover niet erg duidelijk. Homoseksualiteit in de zin van homoseksuele geaardheid komt in de Bijbel in het geheel niet voor.

 

 

  1. Van lezen naar terreur

 

De prangende vraag blijft nu hoe men van het lezen van een apocrief boek bij terreur uit kan komen. Hoe het mogelijk is dat een heilig boek in de moderne verschijningsvorm verengd wordt tot stengun, kalashnikov of zwaard. In uiterste instantie is dat een kwestie van duiding.

Het probleem van het islamisme schuilt uiteindelijk in het gegeven dat binnen de Islam kennelijk iedere idioot gemachtigd is het heilig boek te interpreteren naar het hém goeddunkt (want laten we wel zijn, zoals in geen enkele wereldgodsdienst komen vrouwen er ook in de Islam niet aan te pas). Fatwa’s mogen door iedere onbenul worden uitgevaardigd en er is geen kritische instantie, door alle gelovigen aanvaard, die het laatste woord heeft.

 

Dat is het veiligheidsventiel waarover het Katholicisme gelukkig nog wél beschikt en desondanks moet men de katholieke kerk toch nog de nodige missers, blunders en misdaden aanrekenen. Maar probeer u een voorstelling te maken van de non-existentie van het Vaticaan. Ik durf hier wel te beweren dat we dan nog in de Middeleeuwen zouden verblijven. Vergis u niet, dit maakt mij niet tot een fervent verdediger van het Vaticaan maar het is en blijft een geruststellende gedachte dat niet iedere idioot zich aan Bijbelexegese te buiten mag gaan.

 

In een buitengewoon interessant artikel in de Opinio van 13-19 juli 2007 is een spraakmakend interview door de Deense historicus Lars Hedegaard met de al even spraakmakende Duitse hoogleraar sociologie Gunnar Heinsohn opgenomen. Heinsohn wijst erop dat de gedachte dat de meeste wereldcrises ingegeven zouden zijn door de behoefte aan Lebensraum of voedsel op een misverstand berust. Hij wijst erop, en onderbouwt die stelling ook met onderzoeksmateriaal, dat veel crises zijn ontstaan door een jongerenoverschot waarbij hij jongerenoverschot definieert als de situatie waarin dertig procent van de mannelijke bevolking tussen 15 en 29 jaar oud is. Hij betoogt dat deze dertig procent geen gevaar op zou leveren wanneer ze hongerig en ondervoed zou zijn. Neen, problemen ontstaan juist doordat al deze jongemannen op zoek zijn naar status en maatschappelijke positie.

 

Heinsohn introduceert het begrip demografische capitulatie, waarvan sprake is wanneer er op iedere 100 mannen tussen de 40 en 44 jaar nog maar 80 of minder jongetjes tussen de 0 en 4 jaar oud zijn. Aan de hand van statistieken laat Heinsohn zien dat de verhouding tussen mannen en jongetjes in Duitsland 100/50 is, zich in vele westerse landen onder of op de capitulatiegrens bevindt, terwijl die in de Gazastrook 100/464 bedraagt, in Afghanistan 100/434, in Irak 100/351 en in Somalië 100/364. Het is geen toeval, stelt Heinsohn dat deze laatste drie landen worden gekenmerkt door omvangrijke en extreme gewelddaden, en dat zal, zo voorspelt hij, de komende jaren ook zo blijven.

 

De veroveringen door de Spanjaarden in de vijftiende eeuw zouden zijn ingegeven door gebrek aan land en voedsel maar Heinsohn toont aan dat die stelling onhoudbaar is. Ten tijde van Columbus telde Spanje zes miljoen inwoners terwijl er in 1350 nog negen miljoen Spanjaarden waren. Maar waar wél sprake van was, was een sterke geboortestijging ten gevolge van een decreet van paus Innocentius VIII tegen geboortecontrole waardoor het gemiddeld aantal kinderen per gezin spectaculair steeg van gemiddeld twee naar zes of zeven.

Er was dus geen gebrek aan land of voedsel maar er deed zich wel een plotseling tekort aan posities voor. Dat gegeven vormde de aanleiding voor de veroveringen en kolonisaties. En religie past in dit beeld doordat deze Spaanse zonen zich niet als ordinaire moordenaars konden manifesteren maar wél hun religie konden gebruiken om met een zuiver geweten ongelovigen, zondaars en dwalenden konden doden.

Heinsohn noemt deze veroveraars dan ook geen Christenen maar Christianisten die deze ideologie nodig hadden om hun vreselijke moordpartijen te rechtvaardigen. Islamisten gebruiken geweld op dezelfde wijze, met dezelfde rechtvaardiging als de Spaanse veroveraars van weleer.

 

Volgens Heinsohn´s schattingen zullen er in 2020 wereldwijd zo´n driehonderd miljoen jonge islamitische mannen zijn. Het zullen niet allen bozen jongemannen zijn maar ze zullen op zoek gaan naar mogelijkheden voor hun geldingsdrang, naar maatschappelijke posities.

 

Of we met de benadering van Heinsohn het islamitische geweld helemaal kunnen verklaren waag ik te betwijfelen maar het door hem aangedragen onderzoeksmateriaal en cijferwerk maakt indruk en lijkt buitengewoon plausibel. Het doden van ongelovigen is niets nieuws in de geschiedenis van de mensheid en het gewelddadige karakter van de Koran komt nu juist tot uiting in die ongelooflijk felle en niets ontziende afkeer van ongelovigen. Voeg daarbij het gegeven dat iedere ongeletterde mullah of achterlijke imam er maar op los mag interpreteren al naargelang het hem belieft en bedenk tot slot dat de meeste uitbarstingen van islamitische volkswoede georkestreerd werden en worden door verachtelijke regiems: zie daar het amalgaam dat ten grondslag ligt aan de erupties van religieus getint geweld waar we de laatste jaren mee geconfronteerd worden.

Jonge moslimkinderen worden gebruikt als menselijk schild of gedwongen zich als zelfmoordterrorist op te blazen om zoveel mogelijk slachtoffers te maken. Zelfmoordterroristen wordt het martelaarschap en de hemel beloofd met wel zeventig maagden. Al deze perversies worden gerechtvaardigd met de hand op de Koran. Maar ook dat is een perversie van ongekende omvang: er staat in de Koran nergens te lezen dat er maar op los gemoord mag worden en evenmin valt in de Koran te lezen dat je na een martelaarsdood zeventig maagden staan op te wachten bij de hemelpoort.

Het in Nederland oplaaiende geweld tegen homoseksuelen wordt in belangrijke mate bedreven door van oorsprong moslim jongemannen en er zijn imams in Nederlandse moskeeën actief die hardop mogen beweren dat homo’s met de kop omlaag van hoge flatgebouwen dienen gekieperd. Maar ook dat staat nergens in de Koran te lezen.

 

De terreur zal niet stoppen en het angstige vermoeden dringt zich op dat more is yet to come. En de gruweldaden zullen ernstiger en groter in omvang worden. We weten dat de menselijke soort zeer beïnvloedbaar is en de Pakistaanse madrassa’s en de moskeeën wereldwijd blijken – ongehinderd door enige kritische instantie met zeggenschap en macht – uiterst bedreven in het hersenspoelen van ongekend grote massa’s gelovigen. En zo kan een uiterst effectief en extreem misdadige beweging ontstaan die overal ter wereld op ieder moment van de dag terreur kan bedrijven, angst kan zaaien. En ze komen letterlijk overal vandaan!

 

 

  1. Het apocriefe boek, Mein Kampf en balls.

 

Over de Bijbel raken we voorlopig niet uitgepraat. Het is een buitengewoon bizarre verzameling van onleesbare, onduidbare, mystieke onzin en gevaarlijke praat. Met instemming citeer ik hier de door ’t Hart te berde gebrachte dichter Philip Larkin die, na de Bijbel geheel gelezen te hebben, tot de slotsom kwam: “It is absolutely bloody amazing to think that anyone ever believed any of that. Really, it’s absolute balls. Beautiful, of course. But balls”.

 

Juist voor al diegenen die alleen begrijpen wat er staat, die zich uitsluitend de letterlijke tekst eigen kunnen maken en voor waar aannemen wat zij lezen, is de Bijbel een extreem explosief en even zo gevaarlijk boek. De fundamentalisten vinden wij niet enkel onder de Moslims of de Joden, zij zijn ook onder óns, ingezetenen uit Europa van wie sommigen vinden dat wij in onze Europese Grondwet moeten opnemen dat wij grootgebracht zijn in het Joods-christelijk gedachtegoed! De Knevels van deze tijd willen ons in alle ernst nog steeds doen geloven dat er geen afdoend wetenschappelijk bewijs voor de evolutietheorie is geleverd en dat dús de Bijbel de enige waarheid, excusez: Waarheid vertegenwoordigt.

Kortom, wie Mein Kampf verbiedt, verbiede ook de Bijbel! Geen boek wordt zo gemakkelijk misverstaan.

 

Toe maar zult u zeggen, de Bijbel plots vergeleken met Mein Kampf, dat is nog eens krasse taal, praatjes voor de Bühne, goedkope en vooral misplaatste stemmingmakerij. Is dat zo? Paus Wojtila sprak een mea culpa uit maar verzweeg de door paus Innocentius VIII geschreven Summis desiderantis affectibus welk geschrift de start van een ongekende heksenvervolging inluidde, aldus ’t Hart: “wie een hekel had aan een vrouw, gaf haar aan als heks; dat was voldoende voor een proces waarbij met een foltering een bekentenis werd verkregen (-). In Würzburg werden tijdens het bewind van aartsbisschop Echter von Mespelbrunn (1545 – 1617) in één jaar tijds driehonderd heksen verbrand”.

Ook zweeg paus Wojtila over het bewezen feit dat paus Pius XII “heeft gezwegen over de jodenvervolging voor en in de Tweede Wereldoorlog. Geen woord over het feit dat priesters, kloosterlingen, bisschoppen in 1945 nazi-misdadigers, onder wie Mengele en Eichmann, hebben helpen ontsnappen naar Zuid Amerika”.

In een hoofdstuk getiteld  Rooms-Katholiek memoreert ’t Hart nog eens hoeveel nazi’s overtuigd katholiek waren en herinnert aan het gesprek dat Hitler op 26 april 1933 voerde met bisschop Berning en monseigneur Steinmann waarin Hitler verklaarde dat hij effectief af zou ronden wat de rooms-katholieke kerk al vijftienhonderd jaar lang had nagestreefd: de volledige verwijdering van de Joden.’t Hart sluit dit hoofdstuk dan ook af met de verzuchting: “van Rome naar Auschwitz is maar een kleine stap”.

 

“Tot slot, zal de kritische lezer stellen, prachtig hoor, deze filippica tegen de Bijbel maar hoe zit het dan met de Koran. Geduld, beste lezer, ik heb inmiddels een Nederlandse vertaling van de Koran in mijn bezit en ga mij daar de komende tijd in storten. U hoort van mij.”

 

Dit laatste schreef ik in 2003. Het heeft even geduurd maar nu ligt er dan toch eindelijk deze korte lezing inzake de Koran. Doe ermee wat u goeddunkt. Ga het allemaal zelf eens lezen maar laat u zich niets op de mouw spelden door zich Frankenvrij noemende lieden die er blijk van gegeven hebben een apocrief boek wel zeer selectief (en zelfs daar twijfel ik nog aan) te hebben gelezen.

 

Enno Nuy

Juli 2007

 

 

Bronnen:

Opinio 13-19 uli 2007

Maarten ’t Hart – De schrift betwist

www.orst.edu/groups/msa/index.html

http://nl.wikipedia.org/wiki/Homoseksualiteit

www.visitoman.be

www.gsund.net

www.jorisvanalphen.nl

www.remonstranten.org

home.planet.nl

www.waarismarco.nu

www.elsevier.nl

www.watchwindforchange.net

www.nl.nsmusers.com/islamstuff

www.kennislink.nl