Slavernij zit in ons DNA

Inleiding

In de slipstream van Black Lives Matters is er opeens ook veel aandacht ontstaan voor ons slavernijverleden waarbij de publieke opinie en de woede van veel demonstranten zich vooral richten op (het omvertrekken of bekladden van) standbeelden. Natuurlijk zijn er net zo veel voorstanders als tegenstanders, ongeacht het onderwerp. We zijn het nooit eens roerend met elkaar eens.

En natuurlijk kunnen we de geschiedenis niet herschrijven. Hoewel, in heel wat landen moeten we nadrukkelijk een onderscheid maken tussen de “officiële lezing” en de werkelijkheid. En ook die werkelijkheid is bepaald niet altijd eenduidig te analyseren. Maar er is aanleiding voldoende om bij enkele aspecten van slavernij wat langer stil te staan. In de eerste plaats is daar de roep om een beeldenstorm. In de tweede plaats moeten we ons een beeld vormen van de morele rechtvaardiging van slavernij door de eeuwen heen. En tot slot is er de vraag naar moderne slavernij. Zijn we wezenlijk opgeschoten als we alle ons nu onwelgevallige standbeelden hebben verwijderd en wanneer we institutioneel racisme hebben uitgebannen uit onze samenleving? Hoe het ook zij, over slavernij is er een voortreffelijk lemma in Wikipedia. U vindt er de belangrijkste data en mijlpalen, meningen en oordelen keurig op een rij.


Is de tijd rijp voor een beeldenstorm?

Je zou het haast zeggen, er wordt in ieder geval driftig over gediscussieerd. Niet alleen door de burgemeester van Hoorn die – terecht – een stevig gesprek over de plaatselijke held J.P. Coen wil organiseren.

De eerste vraag die we ons moeten stellen is waarom we standbeelden oprichten. Welnu, in vrijwel alle gevallen doen we dat ter ere of nagedachtenis van iemand of iets in het openbaar. In de meeste gevallen worden standbeelden opgericht ver nadat de bewierookte persoon is overleden. Tussen de dood van J.P. Coen en diens standbeeld liggen maar liefst driehonderdenzes jaar. Op Wikipedia lezen we dat wij aan het eind van de negentiende eeuw behoefte hadden aan nieuwe nationale helden. En ondanks diens optreden op de Banda-eilanden vond men de inbezitname van Nederlands Oost-Indië kennelijk dermate belangrijk dat J.P. Coen daarmee een standbeeld verdien had. Let wel, ook in die jaren was er verzet tegen het standbeeld.

Als we het aanvaardbaar vinden dat men driehonderd jaar na het overlijden van J.P. Coen een standbeeld voor hem oprichten, mogen we weer honderd jaar later daar dan niet alsnog spijt van krijgen? Natuurlijk mogen we dat. Herschrijven we daarmee de geschiedenis? Nee natuurlijk, maar het is niet voor niets dat vooral populisten en nationalisten als Baudet zich heftig tegen het verwijderen van dit standbeeld verzetten. Wij koesteren zo graag het beeld dat wij van onze voorvaderen hebben. Wij denken dat de Gouden Eeuw bestond uit Rembrandt en een paar zeehelden en alles wat ons nu onwelgevallig is hebben we uit dat beeld weggeretoucheerd. De VOC-mentaliteit is voor nationalisten bijna een zinnebeeld van vaderlandsliefde, het vertegenwoordigt het ideaal waarnaar zij terug willen keren. Maar wat zij over het hoofd zien is dat de VOC de wereldzeeën bevaren heeft en alles wat het op zijn weg tegenkwam leegroofde. Wij hadden toen al kunnen weten dat we daarvoor ooit eens een rekening gepresenteerd zouden krijgen.

Maar laten we de geschiedenis voor wat zij is. Het werkelijk problematische aan zulke standbeelden is dat zij zich in de openbare ruimte bevinden. De publieke ruimte is van ons allemaal en het is de bedoeling dat iedereen zich daar veilig en op zijn of haar gemak kan voelen. Voor tenminste een deel van onze huidige bevolking is zo’n standbeeld van een zeevaarder die genocide pleegde om tal van redenen aanleiding tot frustratie en boosheid. En dat geldt bepaald niet alleen voor het zwarte deel van onze bevolking. Dit gegeven alleen al lijkt mij voldoende aanleiding om zulke beelden uit de openbare ruimte te verwijderen. Men kan dan niet volstaan met een qr-code die meer uitleg en eventueel relativering biedt. Wat overheerst immers is het beeld zelf en het gegeven dat de gemeenschap ooit eens meende dat dit beeld opgericht diende te worden. In een tijd dat er geen zwarte rijksgenoten waren om tegen zo’n standbeeld verzet aan te tekenen. Een dergelijk beeld laten staan is een affront aan al diegenen wiens voorvaderen hebben geleden onder onze held.

Zouden wij een standbeeld van Hitler of een van diens trawanten in onze publieke ruimte willen dulden? Zouden we willen wonen in een straat die is vernoemd naar iemand die onze eigen familieleden ooit eens ernstig leed berokkende? Ja, de Russen lijken nog steeds van Lenin te houden, dat land staat vol met standbeelden van een volgens mij onvoorstelbaar nare en gewetenloos man, en het stikt er van de Russen die het liefste ook Stalin terug in de publieke ruimte zouden willen halen. Maar laten we wel zijn, die Russen sporen niet!

De vraag is of wij als moderne burgers bereid zijn ons te verplaatsen in onze medemensen. En laten we vooral niet vergeten dat we het daarbij in eerste instantie over onze landgenoten hebben! Met andere woorden, het uit de openbare ruimte verwijderen van standbeelden die als beledigend en aanstootgevend worden beschouwd is een kwestie van beschaving.

Ha, zult u zeggen, dat betekent dat Santa Claus van Paul McCarthy ook verwijderd moet worden want daar was ook niet iedereen het mee eens. Natuurlijk, er was wat weerstand tegen de onvermijdelijke seksuele connotaties van de butplug maar inmiddels staat het beeld toch al weer onbetwist twaalf jaar op het Eendrachtsplein in Rotterdam en zover ik weet zijn de Rotterdammers, niet het meest benepen deel van de Nederlandse bevolking, er inmiddels gewoon oprecht blij mee.

We hoeven die standbeelden die we om redenen van empathie uit de openbare ruimte verwijderen natuurlijk niet te vernietigen. Zet ze in een museum, richt er voor mijn part een apart museum voor op.


De morele rechtvaardiging van slavernij

Er is een uitstekende website van de Tilburg University waar uitgebreide informatie beschikbaar is over hoe de katholieke kerk omging met slavernij en ik citeer hier gretig. In het Nieuwe Testament lezen we bij Efeziërs 6,5-9:

‘Slaven, weest uw aardse meesters gehoorzaam met eerbied en in eenvoud des harten, als gold uw onderdanigheid Christus zelf, niet als ogendienaars om mensen te behagen, maar als knechten van Christus, die Gods wil van harte volbrengen. Dient welgemoed in de mensen de Heer, wetend dat ieder, hij moge slaaf zijn of vrije, het goede dat hij gedaan heeft, van de Heer zal terugontvangen. En gij, meesters, behandelt hen in dezelfde geest. Laat dreigementen achterwege. Denkt eraan dat gij dezelfde meester in de hemel hebt als zij; Hij heeft geen gunstelingen.’

Thomas van Aquino (1224-1274) benadrukt dat vrijheid als gelovige in Christus samen kan gaan met onvrijheid in het aardse bestaan. Dit leidt bij sommigen tot de conclusie dat Thomas de slavernij beschouwde als onderdeel van het natuurrecht. Anderen bestrijden dit weer, door te wijzen op uitspraken van Thomas, dat de mens van nature vrij is en de slavernij ontvlucht. Bovendien benadrukte hij dat een slaaf alleen lichamelijk, materieel onvrij is: in geestelijk opzicht heeft hij volledige vrijheid. Jaja, die Thomas was een creatieve geest!

Paulus III (1468-1549) bleef achter de doctrine staan, dat wie in een rechtvaardige oorlog gevangen werd genomen en geen christen was, tot slaaf gemaakt kon worden. Dat gold ook voor Indianen. Bovendien bevestigde hij in 1545 het recht om in Rome slaven te houden en verhandelen. In 1547, na de executie van Thomas More, vaardigde hij zelfs een bevel uit om koning Hendrik VIII van Engeland tot slaaf te maken. En in 1548 rechtvaardigde hij het houden en verhandelen van moslimslaven in de Kerkelijke Staat.

Vele kerkvorsten, theologen en filosofen haakten aan bij de Aristotelische visie van natura servi, zij die als slaaf geboren werden en als slaaf van nature beschouwd moesten worden. In 1550 vond er in Valladolid een vermaard dispuut plaats tussen voor- en tegenstanders van slavernij. Het debat eindigde onbeslist, de meningen  bleven verdeeld en de kerk deed geen heldere uitspraken. Een belangrijker moment was de bul In supremo apostolatus van paus Gregorius VI (1798-1881) uit 1839. Hierin betitelde hij de trans-Atlantische slavenhandel onomwonden als fout, en dat had nog geen enkele paus eerder in zulke algemene termen gedaan. Wel is er discussie over de vraag of Gregorius ook de slavernij in zijn geheel afwijst. Welwillende lezers menen van wel, anderen bestrijden dit. Maar in 1866 dicteerde paus Pius IX (1792-1878):

‘De slavernij zelf is, naar haar wezen, geheel niet strijdig met de natuurwet en de goddelijke wet, en er kunnen verschillende rechtmatige titels zijn voor slavernij en hiernaar verwijzen door ons goedgekeurde theologen en commentatoren van de heilige canons. Het druist niet in tegen de natuurwet of de goddelijke wet dat men een slaaf verkoopt, koopt, ruilt of wegschenkt.’

In 1888, de slavernij was toen bijna overal al afgeschaft, verordonneerde Paus Leo XIII (1810-1903):

‘God wilde, dat de mens, geschapen als redelijk wezen en naar Zijn beeld, alleen maar over de redeloze wezens als eigenaar zou heersen: dus niet de mens over zijn medemens, maar de mens over de dieren. De staat van slavernij moet terecht worden opgevat als een straf voor de zondaar. Daarom lezen wij in de schriftuur nergens het woord “slaaf”, voordat de rechtvaardige Noach ter bestraffing van de zonde van zijn zoon die naam gebruikte. Bijgevolg is die naam een straf die door de zonde is verdiend, en niet de uiting van een eis van de natuur.’

Slavernij is dus een straf voor zondaars in de ogen van deze kerkvorst. En laten we vooral niet vergeten: pausen, bisschoppen en priesters waren vaak zelf eigenaar van slaven. In 1890 deed Leo XIII iets fermere uitspraken tegen de slavernij maar het was pas in 1965 dat de katholieke kerk in het Tweede Vaticaanse Concilie zich definitief tegen slavernij keerde.

Uit bovenstaand overzicht komt de katholieke kerk niet bepaald naar voren als een instituut dat morele maatstaven hanteerde waar de samenleving houvast aan kon ontlenen. Integendeel, de kerk volgde slechts dat wat in maatschappelijk en economisch opzicht als common practice werd beschouwd. Als de kerk in 1965 eindelijk een definitief oordeel lijkt te vellen dringen zich onmiddellijk een paar vragen op. Waarom moest de wereld meer dan honderd jaar nadat slavernij bijna overal ter wereld was afgeschaft (in Nederland in 1859, in de Verenigde Staten in 1863, in Portugal en Spanje in 1869, in Brazilië in 1888) wachten op een morele norm? En als die kerkelijke norm in 1965 gold, waarom kon de kerk dan niet onmiddellijk toen slavernij zich aandiende tot zo’n morele uitspraak komen?

In het Nieuwe Testament wordt, gezien het citaat aan het begin van dit artikel, in Efeziërs 6,5-9 een heldere uitspraak gedaan. In het Oude Testament lezen we in Leviticus 25:44-46:

„Aangaande uw slaaf of uw slavin die gij zult hebben, die zullen van de volken zijn die rondom u zijn; van die zult gij een slaaf of slavin kopen […] en zij zullen u tot een bezitting zijn. En gij zult u tot bezitters over hen stellen voor uw kinderen na u, opdat zij de bezitting erven; gij zult hen in eeuwigheid doen dienen; maar over uw broeders, de kinderen Israëls, een iegelijk over zijn broeder, gij zult over hem geen heerschappij hebben met wreedheid.”

Het Reformatorisch Dagblad wil ons in een opiniërend artikel van Drs G.A. van den Brink doen geloven dat we uit deze passage niet mogen afleiden dat God het goedkeurt dat niet-joden als slaven worden gekocht en verkocht. Maar daarvoor heeft hij dan wel een onderscheid tussen morele normen en morele overtuiging nodig. Mij lijkt dat zeer glad ijs. Om slavernij te laten rijmen met de boodschap van Jezus Christus is hoe dan ook een geestelijke salto mortale vereist. Van den Brink formuleert dat in het Reformatorisch Dagblad als volgt:

‘Slavernij in het Oude Testament is, kortom, een van de zaken waarvan Augustinus zegt dat zij „wel gelaakt worden volgens de maatstaf der volmaaktheid, maar geprezen worden in de hoop op vrucht, zoals de groene halm geprezen wordt in de hoop op het graan” (”Belijdenissen” III.IX.17). Een christen zal, niet minder dan een atheïst, slavernij veroordelen. Ook een christen komt op voor gelijkheid en vrijheid. Toch is er een groot verschil. Een atheïst verdedigt vrijheid en gelijkheid zonder dat hij kan beargumenteren waarom. Vanuit de evolutietheorie zijn vrijheid en gelijkheid namelijk onmogelijk te verdedigen. Maar een christen weet ook waaróm hij voor vrijheid en gelijkheid is: omdat ieder mens voor God gelijk is. De afwijzing van slavernij is daarom slechts veilig als ze is ingebed in een christelijke levensbeschouwing.’

U ziet dat van den Brink onbeschaamd de afwijzing van de slavernij claimt als een christelijk wapenfeit. Hij kon niet verder van de waarheid verwijderd zijn.


Moderne slavernij

De slavernij mag dan officieel afgeschaft zijn maar dat neemt niet weg dat momenteel zo’n veertig miljoen mensen, waarvan 25 procent kind, werkzaam zijn als slaaf. Mensenhandelaren verdienen daar jaarlijks een slordige 130 miljard aan.

Jaarlijks worden er alleen al in Nederland tussen de 5.000 en 7.000 gevallen van arbeidsuitbuiting vastgesteld. Het gaat dus niet alleen om slaven die voetbalstadions in Qatar moeten bouwen. Denk alleen al aan de seksindustrie, overal ter wereld. Deze gegevens zijn afkomstig uit een voortreffelijk artikel van Rob de Lange in het Financieel Dagblad van 25 juni 2020. Een van zijn bronnen is de Global Slavery Index waarin moderne slavernij uitgebreid gedocumenteerd wordt onderbouwd. Slechts 31 van de aangesloten 186 landen hebben het ILO 2014 Forced Labour Protocol geratificeerd. Slechts 47 landen hebben mensenhandel niet als misdaad gekwalificeerd. Slechts 96 landen beschouwen dwangarbeid niet als misdaad. Slechts 133 landen beschouwen gedwongen huwelijken niet als misdaad.

Volgens Herman Bolhaar, Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen is er sprake van moderne slavernij: ‘Het gaat altijd om uitbuiting. Criminele, seksuele of arbeidsuitbuiting: het zijn allemaal voorbeelden die we in onze huidige samenleving iedere dag tegenkomen. Dat maakt het een ingewikkeld en veelkoppig monster.’

Emeritus hoogleraar Piet Emmer stelt: “Je bent slaaf als je kinderen ook slaaf zijn”. Emmer heeft berekend dat de Nederlanders ten tijde van de slavernij slechts beperkt verdienden aan de mensenhandel. ‘Ik schat het verdienmodel op 1% tot 2% van het bbp over de periode 1600 tot 1800. Het hield ook vanzelf op. Het was te weinig profijtelijk.’ Die inkomsten verbleken bij de inkomsten nu.” Emmer verwacht niet dat slavernij uitgebannen zal worden en dat gedwongen arbeid altijd voor zal blijven komen. Slavernij bestond al in sommige Afrikaanse landen ver voordat wij er ermee begonnen. Slavernij is dan ook niet per definitie onder alle omstandigheden laakbaar gedrag van wit jegens zwart.

Ook Bolhaar is pessimistisch en stelt dat het nu eenmaal een kwestie van vraag en aanbod is en dat er altijd kwetsbare mensen zijn die zich een dwangsituatie laten welgevallen omdat ze economisch moeten overleven en geen alternatieven hebben.

Er ligt hier zeker ook een rol voor het bedrijfsleven en Bolhaar is van mening dat uit die hoek te weinig inspanningen worden geleverd. We moeten, zegt hij, meer doen aan normontwikkeling in de private sector. Het wordt tijd dat ondernemend Nederland zichzelf een spiegel voorhoudt en zich afvraagt hoe hoog ze de lat willen leggen. Zelf Tony Chocolonely kan nog steeds niet garanderen dat hun producten vrij van slavenarbeid zijn!


Slotopmerkingen

Een spiegel voorhouden. Hoe doen we dat in onze wereld van identitaire politiek, fake news en ieder zijn eigen bubble? Feiten, feiten, feiten. Maar wat heb je aan feiten in een wereld waarin een mening even zwaar weegt als een wetenschappelijk feit? De slavernij is eeuwen geleden al afgeschaft, moreel nog eens herbevestigd door de katholieke kerk in 1965 maar het fenomeen is heden ten dage nog even virulent aanwezig als ooit tevoren. Ja, ik ben ervoor dat we een aantal standbeelden uit de publieke ruimte verwijderen. Maar laten we onszelf en elkaar vooral geen zand in de ogen strooien: met het verwijderen van standbeelden bereiken we hoegenaamd niets. Dat verwijderen heeft slechts symbolische waarde.

Kijken we nog even naar de verhelderende statistieken van de Global Slavery Index dan zien we dat slavernij heden ten dage vooral voorkomt in Venezuela, Noord Korea, grote delen van Afrika en Azië. Voorts dat er alleen in rijke landen een kleine kans is op het ontstaan van slavernij. Slavernij zit in ‘s mensens DNA en, ik zei het al eerder, beperkt zich niet tot fout gedrag van wit jegens zwart.

 

Enno Nuy
Juni 2020

 

 

Bronnen

Wikipedia – Slavernij
www.lucepedia.nl – De kerk en slavernij
Reformatorisch Dagblad 7-5-2010 – Ook in Oude Testament was slavernij al verkeerd
Financieele Dagblad – Slavernij is onmogelijk helemaal uit te roeien
www.globalslaveryindex.org
www.ijmnl.orgf – International Justice Mission