Over geloofsafvalligheid

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

De heer Ehsan Jami is de laatste tijd prominent in het nieuws met zijn comité voor ex-moslims. In een interview bij Pauw en Witteman verklaart hij desgevraagd dat hij met opzet heeft aangegeven op basis van welke overwegingen hij de Islam vaarwel heeft gezegd en dat die redenen onlosmakelijk verbonden zijn met zijn geloofsafvalligheid. Ook verzette hij zich fel tegen de veronderstelling van minister Vogelaar dat de Nederlandse samenleving over meer dan honderd jaar vermoedelijk gebaseerd zal blijken te zijn op een mengeling van de christelijke, joodse en islamitische tradities.

Het zijn precies deze beide standpunten waarom ik me niet met Ehsan Jami wens te associëren. Om kort op het eerste punt in te gaan: de relevante kwestie hier is het recht om te geloven of niet te geloven inclusief het recht om een eenmaal aangehangen geloof ook weer te verlaten. Welke redenen iemand heeft om iets te geloven of om van dat geloof te veranderen of er geheel van af te stappen, is wat mij betreft volkomen irrelevant. Het zijn en blijven persoonlijke overwegingen en daarin is ieder individu volkomen vrij. Allerlei diskwalificerende opmerkingen aan een eerder aangehangen geloof toevoegen komt vreemd over wanneer men niet meer wenst te geloven; te veel eer voor iets wat men vaarwel heeft gezegd. Het katholieke geloof heeft schriftelijk vastgelegd dat ieder mens vrij is om iets te geloven of ervan af te stappen. In de Koran staat weliswaar “er is geen dwang in de godsdienst” maar uit een recent onderzoek (zie novatv.nl) blijkt dat 6% van de ondervraagde moslims van mening is dat het verlaten van het islamitische geloof met geweld mag worden bestreden. Het gaat er dus om met name in de moslimgemeenschap een discussie te ontketenen. Het is tactisch en strategisch buitengewoon zwak het recht op geloofsafvalligheid te verbinden aan vermeende gebreken aan juist dat islamitisch geloof.

De tweede kwestie vind ik echter zwaarwegender. Laten we het begrip cultuur zo breed mogelijk opvatten en definiëren als alles wat een samenleving produceert. Wat sommigen – en Jami behoort kennelijk tot deze groep – maar niet willen begrijpen is dat er in feitelijkheden geen keuzes zijn. Of we het nu wenselijk vinden of niet, de Nederlandse samenleving ís een multiculturele samenleving. Wanneer er in ons land meer dan 1 miljoen moslims leven dan is het onvermijdelijk dat zij hun sporen achterlaten in wat wij als cultuur bestempelen. Jami stelt hier tegenover dat er wel degelijk sprake is van een keuze: we kunnen immers alle uitingen van de islamitische cultuur verbieden. Hij verengt de discussie op een onaanvaardbare manier door de islam gelijk te stellen aan homohaat en vrouwenverminking en accentueert dat nog eens door zijn internationale presentatie uitgerekend op 11 september te organiseren. Nu kan dit laatste me niet zo veel schelen, de symboliek van een datum ontgaat me niet maar al te gevoelig wil ik er niet voor zijn. Het is echter wat merkwaardig de heer Jami te horen opmerken: “wij willen in onze Nederlandse samenleving toch geen Sharia of de dood voor afvalligen of van flatgebouwen vallende homo’s” en zo voorts. Hij, geboren Iraniër, mag deze opmerkingen over “onze Nederlandse cultuur” kennelijk pas maken sinds hij de islam achter zich liet; moet ik het zo begrijpen dat hij pas toen Nederlander is geworden en niet op het moment dat hij het Nederlandse paspoort verwierf? Dat betekent dus dat alle gelovige moslims geacht worden geen bijdrage aan de Nederlandse cultuur te mogen leveren. Gelukkig trekt cultuur zich niets aan van mensen zoals Jami, die je steeds meer af ziet glijden richting Wilders en de zijnen. Da’s echter een heilloze en doodlopende weg.

Het kan ook anders, dat bewezen Behnam Taebi en Peyman Jafari. Helaas is de exposure die deze heren krijgen helemaal niets vergeleken bij de zendtijd die Jami gegund wordt. De heer Jami mag zeggen wat hij vindt maar blij kan ik er niet mee zijn. Het wemelt in ons land van commentatoren, journalisten en columnisten die van alles zeggen over anderen maar er niet mee in gesprek gaan. Als er al eens een polariserende discussie ontstaat, ontaardt deze al snel in publieke flinkheid: kijk eens wat ik allemaal durf te zeggen. Maar een serieuze poging om nader tot elkaar te komen is sinds jaar en dag niet meer waargenomen in de publieke ruimte. Journaille en politiek moeten zich schamen.

 

Enno Nuy

September 2007

 

2018-10-24T14:14:11+00:00