Het publieke domein gegijzeld

Sinds 2001 wordt het publieke debat, wereldwijd zo schijnt het, overheerst door de islam. De multiculturele samenleving in Nederland is dood en mislukt verklaard en politici overschreeuwen elkaar – in een ultieme poging het volk te behagen en toekomstige stemmen veilig te stellen – om van allochtonen toch vooral integratie te eisen. De verantwoordelijk minister verklaart gretig zich te kunnen vinden in de Rotterdamse code volgens welke van de vreemdeling verwacht wordt dat deze in het publieke domein Nederlands spreekt; je voelt je zo unheimisch (sic!), zo sprak de minister, wanneer je de mensen om je heen op straat niet meer kunt verstaan.

Een Deense krant publiceert een aantal cartoons waaraan nooit enige serieuze aandacht zou zijn besteed als niet de profeet der moslims daarop afgebeeld was; als niet enkele Deense moslims maanden later met deze cartoons naar imams in de Arabische wereld waren getogen in de hoop voor de in het gastland niet gehoorde jammerklacht in hun geboortegrond een begripvoller reactie te verkrijgen. Naar verluidt zouden deze Deense allochtonen daarbij de waarheid geweld aangedaan hebben. Toen ze zich realiseerden dat ze een doos van Pandora hadden geopend was het te laat. Hun verontschuldigingen en mea culpa’s werden niet meer gehoord.

Inmiddels is vrijwel de gehele moslimgemeenschap overal ter wereld in opstand gekomen tegen de cartoonisten, tegen de Deense regering die terecht weigert in te grijpen in de persvrijheid of officiële excuses aan te bieden, tegen tal van kranten en andere media die de cartoons ook hebben gepubliceerd, tegen de westerse beschaving in het algemeen. Fatwa’s worden uitgesproken, vlaggen verbrand, Deense producten geboycot. Overal ter wereld wordt door moslims met geweld en vergelding gedreigd. Ambassades worden bestormd en geplunderd. Een imam verklaart in zijn vrijdagpreek in een Nederlandse moskee dat het beledigen van de profeet miljoenen malen erger en misdadiger is dan de holocaust. Op tv wordt een Arabisch baby’tje getoond, getooid met een muts met de tekst “I ♥ Al Qaida”.

Politici en opinion leaders haasten zich om bezwerende mantra’s uit te spreken. Redacteuren van een Franse krant worden door de Frans-Egyptische eigenaar (dubbele nationaliteit?) op staande voet ontslagen. Sommigen verdedigen fervent de vrijheid van meningsuiting, anderen duiden op de noodzaak van zelfcensuur. Weer anderen wijzen erop dat de meeste aandacht nu eenmaal uitgaat naar de kleine minderheid die met geweld dreigt terwijl de overgrote meerderheid van de internationale moslimgemeenschap niets van geweld moet hebben en het gebruik ervan afwijst.

Zelf behoor ik tot de westerlingen die zonder de geringste bereidheid tot marchanderen de vrijheid van meningsuiting verdedigt, die iedere vorm van religie afwijst en de mening is toegedaan dat wie zich in een religie wenst te verliezen dat vooral achter de eigen voordeur moet doen. Artikel 23 dient uit onze Grondwet geschrapt te worden. Van mij mag niet verlangd worden dat ik via de nationale belastingen meebetaal aan de behoefte van mijn naasten hun religie te belijden. Maar van mij mogen vrouwen hoofddoekjes dragen op straat, niqabs of burqa’s zelfs, orthodoxe Joden mogen hun pijpekrullen en hoge hoeden dragen, de minder orthodoxen mogen een kalotje dragen, de priester zijn witte boord; van mij mag de Turk Turks spreken op straat, de Surinamer Papiamento, de Arabier Arabisch en de Fransman Frans. Maar in onze van oorsprong seculiere samenleving wens ik dat bestuurderen en rechters geen tekenen van een persoonlijke religie dragen.

Ik ben altoos een verdediger van de multiculturele samenleving geweest. Maar de zo gekoesterde seculiere samenleving is niet langer seculier. Het publieke domein en het publieke debat zijn volledig in beslag genomen door de gelovigen. Plots eisen zij allen hun recht op emancipatie op, alsof hen dat ooit ontzegd zou zijn. Maar vergis u niet: ook onze Christelijke voormannen menen ten diepste dat de ongelovige dwalend is en bekeerd zou moeten worden; zij hebben medelijden met mij dat ik de Waarheid niet gevonden heb of niet wil zien. Het is nu eenmaal de essentie van religie dat het monopolie op de Waarheid geclaimd wordt, het is deze vooronderstelling die de conditio sine qua non voor het geloof is. Je kunt immers niet van de Waarheid spreken als je andersdenkende buur hetzelfde kan zeggen over een geheel andere inhoud.

Zelf ben ik in de Christelijke traditie opgegroeid en opgevoed maar mijn fascinatie voor moskeeën en synagogen is en was even groot als die voor kathedralen en tempels. Ik heb er niets mee als persoon maar heb voldoende van de menselijke geschiedenis begrepen, gezien en geleerd om me te realiseren dat de godsidee miljoenen mensen heeft geïnspireerd en tot prachtige gebouwen en gedachtegoed heeft geleid. Het zij zo.

Terug naar de verontwaardiging in de moslimgemeenschap over enkele cartoons. Mij was het bekend dat het in de islam verboden is de profeet af te beelden. Op zich is dat niets nieuws. In de NRC van zaterdag 4 februari worden De Tien Geboden aangehaald: “Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is, of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de Heer uw God, duld geen andere goden naast mij”. (Exodus 20, 2-5). De katholieken beelden hun God ook vrijwel nimmer af (Michelangelo kwam er mee weg), de grens ligt bij Maria en Jezus. De protestanten moeten niets van beelden hebben en zoals de Taliban prachtige beelden verwoestten, zo richtten de protestanten enkele eeuwen geleden de beeldenstorm aan. De Taliban namen het woord van God wel heel erg letterlijk door op een gegeven moment zelfs familieportretten te verbieden.

In zijn boek ‘Kijk de mens. Filosofische etiquette’ betoogt Coen Simon dat het beeldverbod is ingegeven door de overtuiging dat de mens te nietig en onvermogend is om de werkelijkheid in haar geheel te bevatten, in een beeld kan vatten. “Dit is de achtergrond van bijvoorbeeld het joodse beeldverbod. ‘Dat’, waarboven niets groters kan worden gedacht, laat zich niet vangen in een beeld. Wij zouden God geweld aandoen als we het toch probeerden. Dat klinkt eerbiedig, maar een beeldverbod is feitelijk alleen maar een versterking van het beeld. Het ‘net niet kunnen zien’ wordt een ultieme teaser: inkijk in het diepe decolleté van het geloof. God als alomvattend symbool lijkt een willekeurige aanname. Maar het is een noodzakelijke aanname. Als we er namelijk niet van uitgaan dat ons bestaan zich afspeelt in een alomvattend geheel, is immers geen zinnige gedachte mogelijk. In ‘niets’ is per definitie niets denkbaar. Zodra een mens iets voor waar houdt, neemt hij automatisch ook een groter geheel aan dat dit ‘iets’, deze punt in de ruimte, zijn coördinaten verschaft”, aldus Simon in een zeer fraaie passage.

De cartoonisten in kwestie zullen zich gerealiseerd hebben dat het afbeelden van de profeet, zeker in een spotprent, niet onopgemerkt en niet onbezwaard zou blijven. De reacties uit de moslimgemeenschap laten echter zien, niet alleen dat ieder gevoel voor humor, ironie of zelfspot, maar ook ieder gevoel voor relativeren volstrekt ontbreekt. De islam is voor de moslim in al haar uitingen heilig gebied, daar ligt een magische grens voorbij welke het individu volledig onttrokken wordt aan de menselijke maat. Voorbij die grens wordt het heiligdom niet alleen verdedigd maar ook gepropageerd door het zwaard, door niets ontziend geweld.

Wij zien gevaarlijk woest uitziende moslims met vervaarlijk woedende blikken protesteren tegen de westerse ongelovigen; plots blijken al die moslims over geweren te beschikken, hellevuur bliksemt uit hun ogen, ons bloed moet vloeien.

Het wordt mij zwaar te moede. Het publieke debat, het publieke domein is nu gegijzeld door de met vernietigend geweld dreigende moslim. Ik krijg het benauwd. Ik wens geen dialoog aan te gaan met deze dwazen die niet het minste respect op kunnen brengen voor de anders denkende, voor de ongelovige. Ik wens niet de godganse dag te moeten discussiëren over de SGP of de islam. Ik wens al helemaal niet te discussiëren met iemand die een wapen in de hand houdt en dreigt mijn leven te nemen wanneer ik zijn gedachtegoed niet deel.

En aan hen die wijzen op de meerderheid van de moslims die niets van dit geweld moet hebben vraag ik: waar zijn dan die moslims die hier niet mee instemmen? Waar zijn de moslims die hadden moeten protesteren tegen de bomaanslagen in New York, Madrid en London? Waar zijn de moslims die zouden protesteren tegen de door mij zo verfoeide moord op de door mij zo verfoeide Theo van Gogh? Waar zijn de moslims die een relativerend geluid laten horen in deze hysterie over enkele cartoons? Waar is het moslim leiderschap dat de internationale moslimgemeenschap leidt? Waar is het moslim leiderschap dat deëscalerend op kan treden, dat de islam kan ontdoen van het verzengende geweld? Waar is het moslim leiderschap dat de weg vrij maakt voor exegese? Dat leiderschap bestaat niet.

En dat is de meest beangstigende gedachte van deze tijd. Mij bekruipt langzamerhand het gevoel dat wij met ons geloof in de multiculturele samenleving een paard van Troje hebben binnen gehaald. Hoe lang duurt het nog voordat er getornd gaat worden aan de vrijheid van meningsuiting? Hoe lang duurt het nog voordat de gedachtepolitie hier zijn intrede doet?

Waarom wil een moslim in deze duivelse westerse samenleving verblijven? Wat bindt hem hier, wat brengt hem hier? Waarom laat hij mij niet met rust en keert hij niet terug naar zijn medegelovigen? Waarom wel deze gewelddadige verontwaardiging over een paar spotprenten maar geen spoor van verzet tegen of walging over het zinloze en extreem wrede vermoorden van volstrekt willekeurige medeburgers, naasten? Hoe ziek moet je zijn om al deze paradoxen te kunnen verdedigen met je hand op de koran? Hoe ziek moet je zijn om enige fascinatie op te brengen voor obscure video opnames van onthoofdingen en messen die kelen doorsnijden? Hoe ziek moet je zijn om met een geweer in de hand van de wereldbevolking te eisen dat de islam wordt aanvaard als de enige Waarheid?

De moslim kortom zaait angst als gevolg van het eigen onvermogen. Het eigen onvermogen zich te verhouden tot andersdenkenden in een seculiere samenleving, het eigen onvermogen zich te verhouden tot andersdenkenden in andere samenlevingen. En dit is de realiteit van vandaag: de Pax Americana heeft ons onder aanvoering van Bush en de CIA een tijdperk ingeleid waarin de verwoestende kracht van het militair-industrieel complex (shock and awe) heel eenvoudig gepareerd kan worden door een groepje godsdienstfanaten onder leiding van een aanvoerder die te paard weet te ontkomen aan de krachtigste bommen en het modernste wapentuig. Maar laat er geen misverstand over bestaan: het denken en doen van Bush en de zijnen is even pervers en vernietigend als dat van Osama Bin Laden.

Het vereist dan ook steeds meer creativiteit de gedachte van je af te zetten dat de Dies Irae, de Dag der Wrake nakend is. De gewelddadigheid van de menselijke soort lijkt met het stijgen van de temperatuur van de aarde exponentieel toe te nemen; het einde is nog niet in zicht, een keerpunt wordt nog niet zichtbaar.

In zijn artikel “Verdraagzaamheid mag niet gestoeld zijn op vrees – waarom de vrijheden ondeelbaar zijn” in de NRC van 4 februari 2006 betoogt Paul Scheffer: “er is geen ontkomen aan: we moeten proberen van de nood een deugd te maken. Dat kan door op ondubbelzinnige manier het recht op godsdienstvrijheid van moslims te verbinden met het recht op vrije meningsuiting voor de critici van de islam. Die wederkerigheid is de kern van een open samenleving”. Helemaal mee eens maar het zal, vrees ik, niet werken. De islam streeft immers in het geheel geen open samenleving na en wenst evenmin het principe van de vrije meningsuiting te aanvaarden. We zijn tot elkaar veroordeeld maar zijn we niet allang in ons Armageddon aangeland waaruit geen weg terug meer is?

Wat is dat eigenlijk, vrije meningsuiting? In principe houdt vrije meningsuiting het recht in alles, maar dan ook letterlijk alles te zeggen wat in ons opkomt. Een gedachte of een mening is voor geen enkele buitenstaander toegankelijk of zichtbaar, niemand heeft toegang tot dat meest persoonlijke domein van de menselijke soort, ons brein. Het zichtbaar maken van de gedachte geschiedt door middel van het vermogen van de menselijke soort om met behulp van zijn zintuigen signalen of boodschappen op te nemen en te interpreteren. Het medium is beeld of taal of klank.

Het recht van Theo van Gogh om moslims consequent aan te duiden als geitenneukers is even onvervreemdbaar als het recht van een moslim om te verkondigen dat homoseksuelen van hoge gebouwen gekieperd moeten worden. Beide uitingen evenwel zijn in gelijke mate onbeschaafd en pervers. De cartoons over de profeet der moslims hadden wat mij betreft niet gehoeven ofschoon ik ze wel geestig vond. Gedane zaken nemen geen keer en zo zijn deze cartoons plotseling de lakmoesproef van het multiculturele vraagstuk geworden. Hier lijken de seculiere en de moslimgemeenschap met elkaar in botsing te komen op een manier en met een heftigheid die we niet eerder aan den lijve hebben ondervonden.

Terecht wijst Paul Scheffer erop dat zelfcensuur niet zal werken: “De redelijkheid van zulke oproepen heeft een intimiderend karakter, al was het maar omdat de schuldtoewijzing op deze manier subtiel wordt verplaatst: niet degenen die dreigen met boycot en geweld zijn de oorzaak van het kwaad, maar de cartoonisten of columnisten of cabaretiers die zich onbekommerd uiten”. Met andere woorden, ook het beschavingselement – zoiets doe je toch niet – biedt geen soelaas, al was het maar dat dat instrument eerst consensus over definities vereist. Er is weinig fantasie voor nodig om te beseffen dat die consensus er niet komen zal.

De geschiedenis van de menselijke soort heeft aangetoond dat vreedzaam samenleven niet vanzelf gaat, voortdurend moeten de spelregels opnieuw worden vastgesteld op basis van de nieuwe actualiteit. Vreedzame coëxistentie is dus alleen mogelijk bij consensus over de spelregels. Welnu, het ziet er vooralsnog niet naar uit dat de seculiere mens en de moslim het eens kunnen worden over de spelregels om tot een vreedzaam samengaan te komen. Al was het maar omdat er in de moslim gemeenschap geen instituties, instanties bestaan die geacht kunnen worden hun gemeenschap te vertegenwoordigen en met mandaat namens die gemeenschap mogen of kunnen praten.

Deze redenatie volgend, doen partijen die het niet eens kunnen worden over de spelregels er verstandig aan elkaar te mijden, niet hetzelfde huis te bewonen. Ik wens in de samenleving die ik leerde lief te hebben en waar mijn kinderen en kleinkinderen op moeten groeien, geen moslim die met de hand op de koran het recht claimt mij beestachtig af te slachten omdat ik zijn god niet erken. De strijd tussen de godenaanbidders is niet mijn strijd maar dat is nu juist de tragiek: de gelovigen wensen de ongelovigen niet buiten hun dispuut te houden; voor sommigen is een ongelovige nog erger dan een anders gelovende. En zo ben ik deelgenoot van een toneel waar ik niet wens te acteren. Mij wordt geen keus gelaten.

Is dit pleidooi voor een fysieke scheiding der geesten realistisch, haalbaar? Neen natuurlijk, het is een onzinnige gedachte. We zijn door onze gewelddadige geschiedenis gebaard, we zijn tot elkaar veroordeeld. Als lemmingen rennen we onze ondergang tegemoet, enerzijds door onze warmer wordende aarde en daarmee de menselijke soort niet te behoeden voor een natuurramp van ongekende omvang, anderzijds door ons onvermogen ons zonder geweld tot de medemens te verhouden. Inderdaad, het vraagt wel erg veel creativiteit niet te veronderstellen dat we in ons Armageddon zijn aangeland.

 

Enno Nuy, februari 2006