Deen, Mathijs – De grenzeloze rivier

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Thomas Rap, 334 pagina’s

 

Want de aarde heeft een oneindig tragere hartslag dan de kostgangers die haar bewonen. Schrijft Mathijs Deen als hij ons duidelijk wil maken dat de kostgangers zich meestal niet bewust zijn van het huis dat ze bewonen. Wij mensen zijn zo gewend aan onze omgeving dat we die bijna als vanzelfsprekend beschouwen, dat is de status quo, de natuurlijke staat der dingen. Maar wie zijn zintuigen aan het werk zet, zijn ogen de kost geeft, ziet onmiddellijk dat er van vanzelfsprekendheid geen sprake is, dat ook onze natuurlijke omgeving een dynamische wereld is, constant in beweging en ontwikkeling, al was het maar onder invloed van onze eigen soort.

Interessant, die schets over het ontstaan van de Rijn doorheen de millennia om uiteindelijk van een paleogeograaf te leren dat de Rijn helemaal niet in de Alpen zijn oorsprong heeft. De Rijn was er al voordat de Alpen ontstonden. Die naam, ach ja, die naam. Een rivier is water, meer kun je er niet van zeggen eigenlijk. Wat we zien is hoogstens het nu dat er weliswaar al even lag en vermoedelijk ook nog wel even zal blijven. Maar we weten natuurlijk niet wat er gebeurt als het Afrikaanse continent de Middellandse Zee doet verdwijnen. En vergeet niet: knipper even met de ogen en het water dat je zag is alweer verdwenen.

Mooi is de beschrijving van de laatste dagen van de Engelse dichter Wilfred Owen, die sneuvelde vlak voor de ondertekening van de wapenstilstand die een einde zou maken aan de even zinloze als Grote Oorlog. Owen stierf in het stroomgebied van de Rijn. Allerlei rivieren en beken hebben hun eigen naam maar zij brengen hun water bij uiteindelijk die ene stroom die van oost naar west of zuid naar noord, hoe dan ook van boven naar beneden al dat water afvoert om het na een lange reis te lozen in een oceaan.

Een fraai voorbeeld van de stilist Deen levert ons de volgende passage waarin hij het Friese land beschrijft: “Dit deltaland, afgewaterd en in cultuur gebracht, is vlak geworden, laag en eentonig. Er is veel meer hemel dan aarde, het uitspansel overkoepelt het land als een heldere stolp waarvan de rand rondom rust op de verre horizon. De wolken trekken langzaam over, vermomd als beesten, predikers, gekapseisde schepen. Soms dalen de wolken en schampen de weilanden, donkergrijze sluiers die onafwendbaar aandrijven, regen”.

De verhalen en anekdotes van Deen meanderen als een rivier en zo komen we van homo heidelbergensis bij Carl August van Bischofsgrün en Goethe en voor we het weten zitten we aan tafel bij Tsjebbe Hettinga in Friesland wiens broer van hun vader zei: “Mijn vader was een verteller, zijn mond een rivier”. En op dezelfde manier meandert dit boek in de tijd, nu weer reizen we rond in prehistorische tijden, dan weer komen we Caesar en Ariovistus tegen om een volgend moment in de Middeleeuwen te belanden of, dichter bij huis nog, in het huidig tijdsgewricht en bij Remagen in maart 1945. Eindeloze verhalen en anekdotes schotelt Deen ons voor. Verhalen met de rivier als grootste gemene deler. En verhalen waarin de schrijver zijn personages aan het woord laat als het verhaal daar om vraagt. Eerder zei hij hierover: “Die stemmen heb ik gebruikt waar de bronnen  zwegen”.

We sluiten af met binnenvaart anno nu en varen van zuid naar noord en passeren nog een keer alle verhalen die de revue passeerden, verhalen die Mathijs Deen optekende, aan de vergetelheid ontrukte, uit oude annalen of geschiedenisboeken opdiepte en voor ons vertaalde en verhaalde. Heerlijk zulke boeken en telkens weer is het jammer als je tenslotte toch de laatste pagina opslaat. Zeker wanneer zo’n boek is geschreven door een schrijver die zijn taal beheerst zoals hij zijn materie beheerst. Deen gaf daarvan al eerder blijk en ook nu stelt hij ons niet teleur, integendeel. Hij schreef wederom een prachtig boek en laat ons zien dat zo’n rivier die een heel continent doorklieft, zo’n rivier die we meestal achteloos passeren of oversteken, hij laat ons zien dat zo’n rivier ons niet alleen van a naar b brengt maar ons ook door onze geschiedenis loodst. Zolang het regent, zal de rivier er zijn. Schrijft Deen en hij vervolgt: “vandaar dat dit boek, net als De wadden en Over oude wegen, opnieuw ronddwaalt in het niemandsland tussen mens en natuur, verbeelding en wetenschap, fictie en non-fictie.

Mathijs Deen schreef wederom een heerlijk en onvergetelijk boek.

 

Enno Nuy
Oktober 2021

 

2021-10-02T07:42:54+00:00