Barnard, Benno – Een vage buitenlander

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Een vage buitenlander (terug naar Engeland)

Uitgeverij Atlas, 252 pagina’s

 

(G)een boekbespreking

Laat ik voorop stellen dat dit (g)een boekbespreking is. Benno Barnard moet een ongekend gelukkig man zijn met zoveel thuislanden. Een in België woonachtige Nederlander, begiftigd met een prachtig schrijverstalent,  met een nostalgie naar het Rijk van de Dubbelmonarchie en Engeland als thuishaven voor zijn dromen en mijmeringen en dan ook nog een liefdevolle relatie onderhoudend met zijn vader, schrijver-dichter-dominee Willem Barnard die ik mij als Guillaume van der Graft nog herinner van mijn eindexamen Nederlands.

Met deze Benno Barnard deel ik de fascinatie voor het k.u.k. Oostenrijk-Hongarije en the perfid Albion maar iedere andere vergelijking gaat volledig  mank. Ik ben mateloos jaloers op deze telg uit een geslacht van berenharten. Dat ik niet zo’n koesterenswaardige herinneringen aan mijn vader heb is nog tot daar aan toe. Dat ik niet en hij wel in een god of tenminste diens traditie gelooft, ach ’t zou wat. Dat hij “van nature naar de rechterzijde inclineert, waar (hij) op de aanwezigheid van traditie en intellect hoopt” terwijl ik hetzelfde zoek maar dat van nature aan mijn left hand side doe, zal ongetwijfeld zijn specifieke oorzaken hebben maar ’t is niet iets om wakker van te liggen. Nee, de jalousie die ik voel geldt zijn schrijverstalent. Ik heb me allang neergelegd bij mijn eigen uiterst beperkte vermogens op dit vlak maar het lezen van een boek van zijn hand drukt me nog eens extra op de feiten. Don’t rub it in, denk je dan, leg dat boek dan weg. Maar de ratio brengt me dan weer met beide benen op de grond en ik realiseer me te moeten kiezen tussen gêne en genieten.

In ons eigen taalgebied ben ik decennialang een fervent liefhebber van Jeroen Brouwers geweest. Onze polemiekschrijver bij uitstek, nee daar kan ook een Rudy Kousbroek niet tegenop. Maar het taalgebruik van Brouwers is van een zeer hoog niveau en hij hoort thuis in de canon van de Nederlandse literatuur. De laatste tijd echter worden er teveel hagiografieën en hernieuwde samenvattingen of bundels van eerder geschreven werk van hem uitgebracht en zijn laatste roman kon me toch ook niet geheel overtuigen.

 

Queen Victoria

Gelukkig is hier dus Barnard de jongere, wiens boeken je niet zomaar even leest. Hij zal wellicht niet door iedereen tot de grote literatuur gerekend worden maar wat mij betreft is dat onterecht. Wie het spannende verhaal zoekt of een spetterend plot, zoeke elders zijn heil. Maar wie van taal houdt en genieten kan van de pen als penseel, die kan niet om deze Barnard heen. Veel van zijn alinea’s lees ik tweemaal achtereen, gewoon vanwege het heerlijke taalgebruik dat nergens overdadig of archaïsch aandoet. In een prachtig hoofdstuk over Queen Victoria schrijft hij over haar bewondering voor Disraeli, vanwege diens buitenlands beleid: “…maar het maakte allemaal minder indruk op haar dan zijn krachtdadige buitenlands beleid, want ze was als de dood voor Bismarcks agressie en de expansie van het jonge Duitse keizerrijk, waaraan ze overigens zelf de noodzakelijke baarmoeder had geleverd in de persoon van haar dochter Vicky, mevrouw Frederik III, moeder van de latere Wilhelm II.” Om dat hoofdstuk af te sluiten met: “Ze was ook de grootmoeder van de volgende eeuw. Over het begin daarvan lag nog de naglans van dat humane en progressieve, maar het verging haar era als tafelzilver dat niet meer gepoetst wordt. Haar dochter Vicky had het monster van de Hohenzollerns gebaard, de man die de ondergang van Europa beraamde, en na de nederlaag van iedereen zijn leven wijdde aan theedrinken en P.G. Wodehouse lezen. Er zit veel Engels in de Duitse geschiedenis van de twintigste eeuw, dat ook onder die theemuts vandaan is gekropen.”

 

Geheugen

Wodehouse stond ook in de magere boekenkast van mijn ouders, ik herinner mij Amor in het kippenhok en Bedankt, Jeeves! van deze veelschrijver. Maar dat alles is lang geleden en ik keer liever terug naar dit boek van de vage buitenlander Barnard. En onmiddellijk duikt die andere vage buitenlander op, W.G. Sebald. Prachtig auteur, helaas omgekomen bij een auto ongeluk en nu moeten we het doen met zijn nagelaten werk, dat ik graag lees en herlees. Sebald, Duitser van geboorte, woonde in Engeland waar hij ook zijn literaire werk schreef. Veel van zijn boeken, zeker Melancholische dwaalwegen, De emigré’s en De ringen van Saturnus, gaan over het herinneren, herinneringen en de beelden die daarbij horen of de beelden die de herinneringen oproepen, het individuele en collectieve geheugen en via het laatste komt Sebald op enig moment altijd weer uit bij de nazitijd. Austerlitz maakt(e) op mij een verpletterende indruk.

Ook Barnard houdt zich bezig met het geheugen, het herinneren, de herinnering. Ik houd van zulke boeken omdat ze op een willekeurige plaats in een willekeurige tijd beginnen en ook weer op een onvoorspelbaar moment en even onvoorspelbare plaats ophouden. Net als bij Sebald heb ik bij Barnard vaak het gevoel: vertel me nog meer, herinner je nog meer, houd me nog even op deze plaats, ze begint me net vertrouwd te raken. Sebald mengt zijn teksten met afbeeldingen en vooral foto’s, het beeld als punaise. Bij Barnard denk je foto’s er vanzelf wel bij, maar dat komt misschien ook doordat hij plaatsen en streken beschrijft waar ik zelf ooit eens rondliep. Mijn eigen eerste reis in Engeland bracht me in 1969 naar Cheltenham (terzijde: hier woonde Ray die behoorde tot het peloton dat destijds Oldenzaal bevrijdde en die daarna mijn moeder bevree; ik had een Engelse vader kunnen hebben maar later werd mijn  moeder verliefd op Huub Oosterhuis, dus had ik ook het kind van een uitgetreden priester kunnen worden; Ray heb ik wel en Huub nooit ontmoet, maar ik ben uiteindelijk wel tevreden met mijn echte vader), Cheltenham dus, waar ik even ten noorden van de stad de toen net begraven Brian Jones eer bewees. In die jaren prefereerde je de Stones boven the Beatles of andersom, maar allebei tegelijk, dat ging niet. Barnard is van de Beatles, ik was van de Stones. Beatles of Stones, Ajax of Feyenoord, waterscheiding.

 

Darwin

Prachtig ook is de tekst over Erasmus Darwin, die ik mij nog zo levendig herinner uit de schitterende Darwin biografie van Adrian Desmond en James Moore. Ook ik verbaasde mij over deze Erasmus die zonder het monnikenwerk van zijn kleinzoon tot verbazingwekkende konklusies kwam en ik kan het niet nalaten hier meer strofen uit Temple of Nature te plaatsen waaruit Barnard citeerde:

 

“Ere Time began, from flaming chaos hurled
Rose the bright spheres, which from the circling world;
Earths from each sun with quick explosions burst,
And second planets issued from the first.
Then whilst the sea at their coeval birth
Surge over surge involved the shoreless earth;
Nursed by warm sun-beams in primeval caves
Organic life began beneath the waves…..
Hence without parent by spontaneous birth
Rise the first specks of animated earth;
From nature’s womb the plant or insect swims,
And buds or breathes with microscopic limbs.”

 

“Organic life beneath the shoreless waves
Was born and nurs’d in ocean’s pearly caves
First forms minute unseen by sphearic glass
Move on the mud, or pierce the watery mass;
These, as successive generations bloom,
New powers acquire and larger limbs assume;
whence countless groups of vegetation spring
And breathing realms of fin and feet and wing”

Hier ook is een van de fraaiste zinnen uit dit boek te lezen, als Barnard de invloed van Erasmus Darwin op de romantici beschrijft: “De empirie streek langs het gevoel, de ratio joeg de brand in de verbeelding, dit alles in plaats van hoofden af te hakken – de Engelse verhouding tussen Verlichting en romantiek lijkt me uniek Engels.”

 

Staatsgodsdienst

Barnard is een aanhanger van de Anglicaanse kerk, “omdat zij nu eenmaal van ieder fanatisme is gespeend” en de modale atheïst aan gene zijde “lijdt niet aan die deprimerende religiehaat van de Vlaamse intellectueel, een haat die mij al vriendschappen heeft gekost, omdat ik mijn kinderen volgens de Anglicaanse ritus heb laten dopen”.  En ook hier voert Barnard de conservatieve filosoof Roger Scruton ten tonele, die we al tegenkwamen in zijn rede “Leve God, weg met Allah”. Ik mag hier graag over lezen, het maakt Barnard interessant en gecompliceerd. Hij is geneigd naar conservatief rechts maar stemt conservatief links, is religieus maar heeft daarbij niet per definitie een god nodig. Niettemin laat hij zijn kinderen in een religieuze traditie dopen en kiest dan voor de minst fanatieke,  Anglicaanse kerk – een staatsgodsdienst, dat dan weer wel – terwijl hij de islam die in se tot de theocratie leidt, juist vreest. Maar ik geef direct toe, dit laatste zegt meer over de Engelsen dan over de Anglicaanse kerk. Rare jongens, die Engelsen, ze hebben zelfs nog steeds geen grondwet.

Het fraaie hoofdstuk over Cromwell eindigt aldus: “Is Cromwells angst voor de predestinatie, die hij ondanks zijn religieuze ervaring wel degelijk kende, niet verwant met onze angst voor onze eigen bestemming? Gaan wij soms niet naar de hel, die van het Niets namelijk? Niet voor niets beschouwt Barnard zichzelf “als een linkse conservatief – een wezen uit de categorie der fabeldieren, griffioenen, tweebenige paradoxen”.

Prachtig boek van deze vage buitenlander en ik zet mij aan het herlezen van Eeuwrest en realiseer me dat ik schrijvers als Barnard en Sebald nu juist zo waardeer omdat het Europeanen zijn met een niet te stillen honger en nieuwsgierigheid naar wat ons Europeanen maakt. Ze nemen geen genoegen met de snelle hap maar trekken erop uit om zich te herinneren, om wat dreigt te vervliegen maar tegelijkertijd zo belangrijk bleef, weer naar ons bewustzijn te halen. Deze schrijvers horen thuis in de traditie die we kennen van de grote schrijvers uit het interbellum, Joseph Roth en Sandor Márai. Maar het is uiteindelijk de prachtige taal, de taalbeheersing van Barnard die hem wat mij betreft tot een groot schrijver maakt.

 

Enno Nuy
Mei 2010

2020-05-13T14:36:29+00:00