Berg, Floris van den – Finissage

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Boek●scout, 299 pagina’s

 

Een finissage is een slotfeest en in het geval van Floris van den Berg is dit het slotfeest vlak voordat de apocalyps zich voltrekt. Een beetje vergelijkbaar met het door Jonathan Littell in De welwillenden zo indringend beschreven slotfeest dat sommige Duitsers vierden vlak voordat de nazi’s ten onder gingen. Zij het dan dat Floris van den Berg zich niet te buiten gaat aan tal van eschatologische aberraties.

Van den Berg begint al op de eerste pagina met een apocalyptisch beeld: onze beschaving staat op instorten en er is niets meer wat we daar aan kunnen doen. Over met de deur in huis vallen gesproken. Ik vraag me onmiddellijk af of dat nou zo slim is. Een groot deel van de lezers die hij zou moeten willen bereiken – wat voor nut heeft het voor eigen parochie te preken? – haakt immers onmiddellijk af! De schrijver verklaart zelf op die eerste pagina dat tegen klimaatscepsis de ratio niet is opgewassen en dat lijkt mij een juiste constatering. Reden te meer je ernstig te beraden over een strategie om andersdenkenden mee te krijgen in een alternatief denkpatroon.

Hoe het ook zij, dit Finissage wordt gepresenteerd als filosofische slotbeschouwingen. Waarom slotbeschouwingen? Houdt Van den Berg ermee op of is de apocalyps zodanig nabij dat er niet eens de tijd meer zal zijn voor een volgend boek? Vervolgens maait Van den Berg het gras voor de voeten van recensenten weg door zelf maar vast mee te delen dat het hier om een kloek boekwerk gaat, een denkomnibus van protreptische literatuur, sterker nog, hij noemt het een bijbels boek!

Als Paul de Wispelaere schrijft: “zonder onvrede, ergernis, tekort, banaliteit, stank, ondergang en dood ook geen literatuur of andere kunst”, noemt Van den Berg dat een cynisch perspectief is maar ik ga graag mee in de visie van De Wispelaere. Een ideale samenleving is nog heel ver weg en komt wellicht nooit binnen ons bereik maar wat voor kunst zou er nog te maken zijn in een ideale wereld? Misschien moeten we alleen daarom al hopen dat die utopie nooit werkelijkheid wordt.

Deze slotbeschouwingen zijn, voor zover ik kan nagaan, al dan niet geredigeerde eerder verschenen artikelen. Het niet schaden principe – uitvoerig beschreven in Groen Liberalisme – is op zich helder en goed bruikbaar maar is tegelijkertijd buitengewoon moeilijk in de praktijk te brengen. Van den Berg laat nog maar eens zien dat wij – gemeten naar dit criterium – allemaal inclusief hijzelf hypocriet zijn. Ik zou hier overigens liever van ‘inconsequent’ spreken. We wijken niet altijd alleen maar moedwillig af van een vooraf gedefinieerd maar moeilijk te realiseren ideaal.

De vraag waar de wereld vandaan komt vindt Van den Berg een natuur- en sterrenkundige vraag. Maar waarom zouden we de natuurkunde zo nadrukkelijk buiten ons aardse bestaan plaatsen? Het laatste deel van dit Finissage is gewijd aan het atheïsme en daar is deze hoe-vraag nu juist van enorm belang. De mens boekt vooruitgang in een enkel opzicht (ook al staat de doomsday clock inmiddels op honderd seconden voor twaalf) en juist de natuurkundige inzichten helpen ons, kunnen ons helpen – om maar iets te noemen – de scheppingsmythe onderuit te schoffelen.

Soms voert Van den Berg filosofen op – zoals Jostein Gaarder, Markus Gabriel of René ten Bos – die de materie voor mij niet echt verduidelijken. Je kunt andersdenken opvoeren om je eigen kloeke geest of logica te etaleren maar wat bereik je hiermee? Wat mij betreft had de schrijver hier beter Harari op kunnen voeren. Die is nog hip, cool en actueel ook. Zeker in het hoofdstuk Filosofie van het liberalisme mis ik een verwijzing naar Herbert Marcuse en diens eendimensionale mens maar ook Harari heeft uiterst zinnige en ware, rake vaststellingen en uitspraken gedaan over kracht, impact en risico’s van bijvoorbeeld algoritmen en dientengevolge over de vrijheid van het individu! In de wereld van Van den Berg neemt het algoritme nog niet bepaald een centrale plaats in.

Ruim baan biedt de schrijver aan Stijn Bruers die van mening blijkt te zijn dat je een significant deel van je inkomen (5%?, 25%?) aan goede doelen moet schenken. Schei uit zeg, je hebt er al een dagtaak aan te onderzoeken hoeveel het management van een anbi stichting aan dat goede doel verdient en je weet nooit of het merendeel van het aldus vergaarde kapitaal verdwijnt via corruptie en tussenhandel om nog maar te zwijgen over het feit dat heden ten dage een substantieel deel van jouw bijdrage opgaat aan negatieve rente! En dan heb ik het nog niet eens over die razend ingewikkelde discussie over nut en noodzaak van ontwikkelingshulp. Persoonlijk ben ik van mening dat het stimuleren van immigratie de beste vorm van ontwikkelingshulp is.

Ik geloof niet zo in dat effectieve altruïsme van Bruers. Je inkomen over drie potjes verdelen, een voor jezelf, een voor goede doelen waar je aan gehecht bent en een voor goede doelen die effectief zijn? Bruers gaat eraan voorbij dat grote groepen burgers zich de luxe van het steunen van goede doelen eenvoudig niet kunnen veroorloven. En als ze dat wel zouden kunnen, wie kan zodanig objectief alle feiten controleren dat je kunt beoordelen of goede doelen inderdaad effectief zijn?

Over levensgevaarlijke klimaatsceptici ben ik het volledig eens met Van den Berg. Het punt is dat zij in deze door populisme aangetaste samenleving hun communicatie strategie goed voor elkaar en slim uitgedokterd hebben! Zij bewonen vruchtbare grond. Toch denk ik dat de oorzaken van klimaatscepsis dieper liggen en dat het vooral de cognitieve dissonantie is die ons in dit verhaal parten speelt en de combinatie daarvan met fake news is dodelijk!

Inmiddels is de dierenholocaust, waar Van den Berg structureel over spreekt, ook in dit boek allang weer aan de orde gekomen. Zijn analyse is helder en kan nauwelijks weersproken worden: de bio-industrie is een onaanvaardbare bedrijfstak en alleen wij consumenten kunnen hieraan een halt toeroepen. Voor Van den Berg is veganisme een morele plicht en hij is genadeloos voor eenieder die hem hierin niet volgt. Ik ben wel gevoelig voor een dergelijk intellectueel appél maar een veganist ben ik nog (lang) niet. Hoe zit het – even los van het gegeven dat ik het niet zinvol vind in deze discussie de terminologie van het nationaalsocialisme te introduceren – nu werkelijk in elkaar? Waarom gaat Van den Berg voorbij aan de mogelijkheid van kweekvlees? Daar zou de holocaustdiscussie prompt opgeheven worden en daarmee vervalt dan ook in belangrijke mate de morele plicht tot veganisme.

Maar ik wil in dit verband ook eens Annie Dillard aanhalen, die merkwaardige schrijfster van het waanzinnige, onvergetelijke en hallucinante boek Pelgrim langs Tinker Creek. Zij schrijft onder meer: ‘Totaal anders dan bij overvloed aan flora het geval is, ervaren wij de groeidrang bij dieren. Deze groeidrang betekent – aldus Dillard – massaslachting, karikatuur, overvoering. Niet alleen eten ouders hun kroost, zelfs bij leeuwen komt dat voor, maar ook kroost eet de ouders. En wat te denken van de eindeloze stoet aan parasitaire insecten? Entomologen hebben dode en stervende zandloopkevers aangetroffen die vrijwel helemaal leeg waren, op het opgerolde lijf van paardenhaarworm na. Waarom toch die ogenschijnlijk zinloze overdaad, vraagt Dillard zich af. Gaat het nu om leven scheppen of om dood scheppen? De evolutie houdt meer van dood dan van jou of mij. Of deze wereld, mijn moeder, is een monster of ik ben zelf een gedrocht, schrijft Dillard. En in die typische Dillard-taal gaat ze voort: ‘De voorwaarden zijn helder: wie wil leven, moet sterven; je kunt geen rivieren en bergen hebben zonder ruimte, en ruimte is een schoonheid met een blindeman als echtgenoot. Die blindeman is Vrijheid, of Tijd, en overal waar hij gaat, wordt hij vergezeld door zijn vervaarlijke hond Dood’.

Ik wil maar zeggen: ook Van den Berg kan er niet omheen dat dieren dieren eten. Het roofdier heeft zich maximaal ontwikkeld om het prooidier te grazen te nemen en het prooidier heeft zich maximaal ontwikkeld om aan het roofdier te ontsnappen. Dat noemen we evolutie. Tussen beide ontspint zich een wrede interactie en in vrede en kalmte leven is doorgaans slechts van korte duur. In de insectenwereld zien we dit fenomeen bij uitstek en vaak nog veel ijzingwekkender terug. Niets lijkt wreder dan een insect. En natuurlijk betekent dit niet dat wij mensen ons dus maar te buiten kunnen gaan aan het eten van vlees. Wij hebben bewustzijn en zelfbewustzijn verder ontwikkeld dan de meeste niet-menselijke dieren, wij hebben moreel besef ontwikkeld omdat dat besef zo handig is wanneer mensen in groepen gaan leven. Wij schakelen dat besef uit al naargelang het ons uitkomt, de cognitieve dissonantie is het gretigst gebruikte mechanisme! Maar dat neemt niet weg dat dieren dieren eten. Ondanks onze moraal blijft de natuur onverschillig en wreed. En wij mensen doen daar graag aan mee. Begrijp mij niet verkeerd: onze wreedheid gaat, ook in mijn ogen, verder dan de wreedheid van andere dieren jegens elkaar.

In Floris for president voert Van den Berg een gedachte experiment uit waar ik me ook wel eens aan bezondig: stel je toch voor dat ik het voor het zeggen zou hebben, wat zou ik als eerste doen? Trump opruimen vermoed ik, maar daar gaat het hier niet om. Van den Berg kiest voor het verplichten van veganisme en dat is niet zo raar voor wie hem al een tijdje volgt. Maar o wee, tien procent van het BNP gaat naar de meest effectieve ontwikkelingshulp! Hier blijkt dat Van den Berg de jongste discussies over dit fenomeen gemist heeft. En ja hoor, alcohol wordt ook verboden. Deze laatste twee maatregelen zouden voor mij aanleiding tot onmiddellijke emigratie zijn! Soms denkt Van den Berg niet voldoende na: hij wil roltrappen en liften zoveel mogelijk terugdringen, welnu, het is niet fijn leven als rolstoelafhankelijke in de dictatuur van Van den Berg! In zijn ideeën voor een politiek programma komen de twee kinderen per ouderpaar weer terug terwijl het vervangingsniveau (het niveau waarop de bevolking zichzelf kan vervangen) toch echt op 2,1 kind per ouderpaar wordt geraamd! Onder het leiderschap van Van den Berg streeft Nederland naar een steady State economie op duurzaam niveau. Maar waarom sluit Van den Berg hier niet gewoon aan bij de Donut Economy van Kate Raworth? Zij heeft een kant en klaar format ontwikkeld om onze economie daadwerkelijk fundamenteel anders en vooral duurzaam in te richten. En waarom wil Van den Berg geen twee paspoorten en waarom zou therapeutische besnijdenis wel getolereerd moeten worden? En beperking van immigratie maar tot welke grens? En hoe doen we dat dan? En wat vindt Van den Berg eigenlijk van de EU? Niets daarover! Waarom niet eens Ulrike Guerot gelezen? Die zelfs de dieren vertegenwoordigd wil zien in het EP! En die, o als dat toch eens zou kunnen, de natiestaat af zou willen breken! Geen keppeltjes of tulbanden in de publieke ruimte van Van den Berg, maar wat doen we met pijpenkrullen? Ik zou dat wel eens willen weten allemaal.

De schrijver heeft een uitgebreide leeslijst samengesteld waarop merkwaardig genoeg nauwelijks vrouwen voorkomen. Dat stelt toch enorm teleur! Mag ik een paar suggesties doen?: Annie Dillard, Ulrike Guerot, Helen MacDonald, Bernice Notenboom, Julia Blackburn, Kate Raworth, Susan Neiman. En wat Giphart in die lijst doet is me werkelijk een raadsel, ik hou het maar op een guilty pleasure van de schrijver.

En Floris: drank is geen, ik herhaal: géén zwaktebod. Als je echt iets van zen begrijpt zou je een prachtige whisky kunnen waarderen en als je de zelfbeheersing kent, zou je jezelf die whisky ook gunnen. Nogmaals, kom hier eens een mooie whisky drinken, ik zal het tegen niemand zeggen! Maar nee, in plaats daarvan drinkt Floris thee: heet water met een kleurtje godbetert! Daar zou ik niet gelukkig van kunnen worden terwijl die whisky me altoos mee op reis neemt, door mistige heuvels doet dwalen, mij mijn herinneringen doet opzoeken en nog nooit, nog nooit heb ik er een druppel teveel van gedronken! De gedachte alleen al dat alcohol tot drankzucht zou (moeten) leiden is mij een gruwel!

Van den Berg gelooft niet in het genieten in en van de microsamenleving zolang er op macroniveau nog enorme onopgeloste problemen zijn en daarin verschillen wij fundamenteel van elkaar. Ik sta mezelf toe op de achtergrond te weten van de klimaatverandering en van het onvermogen en de onwil van de mens daar serieus wat aan te doen. Maar tegelijkertijd kan ik wel degelijk genieten van het landschap of wat daarvan nog over is in onze geïndustrialiseerde samenleving. En als de schrijver met zijn zoon door Westerbork loopt verschijnt onmiddellijk ook de dierenholocaust ten tonele. Ik ben blij dat mij dat niet voortdurend overkomt.

En nog steeds vind ik dat Van den Berg niet doordenkt over het begrip ‘bezit’. Hij vindt het bezit van een fiets handig maar overweegt niet dat het misschien niet logisch is eigenaar te moeten zijn van gebruiksvoorwerpen die je net zo makkelijk met anderen kunt delen. Op enig moment, vermoedelijk ten tijde van de jagers verzamelaars, was er iemand die een stukje touw om een stukje grond bond en doodleuk verklaarde: “dit is van mij”. Niemand die daar bezwaar tegen maakte en uitriep: “Ben je nou helemaal gek geworden?” en daarmee werd een niet meer te stoppen ontwikkeling in gang gezet die uiteindelijk leidde tot ongekende roofbouw. Van den Berg profileert zichzelf als een groene liberaal en dus doet hij geen uitspraken over bezit terwijl in de bezitsclaim de oorsprong van de structurele ongelijkheid ligt en om dezelfde redenen , vermoed ik, negeert hij Kate Raworth!

Is er hoop? Nee. De ecologische crisis is onafwendbaar. Full stop! In tegenstelling tot Van den Berg word ik ‘s nachts nooit badend in het zweet wakker van de in aantocht zijnde ecocrisis, hoe onvermijdelijk ik die ook vermoed. En opnieuw belanden we in de dierenholocaust en noemt de schrijver veganisme zelfs een vredesdieet. Het spijt mij maar ik voel daarin niet met hem mee, ook al onderschrijf ik volledig het problematische karakter van het eten van vlees.

Hij noemt vier argumenten ten faveure van het veganisme: het dier-ethische, het ecologische, het gezondheids- en tot slot het solidariteitsargument. De eerste twee zal ik niet tegenspreken maar van het derde heb ik geen verstand. Dat veganisme mensen samenbrengt zal in de kringen van de schrijver zeker het geval zijn, maar ook voor niet-veganisten is de maaltijd een moment van genoeglijke gezamenlijkheid. Ik heb altijd geleerd dat, als je drie goede argumenten hebt om iets te doen of te laten, je er geen vierde bij hoeft te verzinnen. Dat solidariteitsargument voegt hier niets toe en zal een boel mensen niets zeggen.

Het laatste deel gaat over atheïsme. Hier valt me vooral op dat Van den Berg god consequent met een hoofdletter G schrijft. Ik begrijp die hoofdletter nooit. God is immers geen eigennaam. Persoonlijk ben ik wel uitgedacht over goden. Wie erin geloven wil gaat zijn goddelijke gang maar, ik beschouw godgeloof als bewuste domheid. De bewijslast ligt bij degene die iets, wat niet waarneembaar is en nergens aangetoond kan worden, toch voor realiteit wenst te houden, niet bij degene die genoeg heeft aan het argument dat een god door geen enkel experiment kan worden aangetoond. Dat gelovigen nogal eens schijnen te menen, te weten zelfs dat het leven van de ongelovige een armzalig leven is, doet mij in het geheel niets. Ik lach hen uit. Ik bewonder de onvermoeibare strijdlust van Richard Dawkins en Lawrence Krauss die maar blijven discussiëren met gelovigen. Maar ik heb meer op met de bioloog in de eerste en de kosmoloog in de tweede.

Wat ik in Van den Berg waardeer is dat je je met hem nooit verveelt. Hij is een enthousiast spreker en is niet te beroerd om stevige standpunten in te nemen. Hij staat open voor discussie en kritiek en lokt beide gretig uit. De schrijver is streng voor zichzelf en zijn lezers, hij legt de lat hoog. Veganisme is een morele plicht in zijn ogen en een vleeseter is een nazicollaborateur. Dat is nogal wat maar ik dien hem graag van repliek. Wat ik hem niet vergeef is zijn standpunt over alcohol maar kom, er zijn belangrijker zaken. Terug naar de titel: er is weinig feestelijks aan deze finissage en de vraag waarom de schrijver hier zelf rept van filosofische slotbeschouwingen, wordt niet beantwoord. Hij lijkt me niet het type om er de brui aan te geven en ik zie hem ook niet zo snel een andere weg inslaan. We wachten rustig af wat zijn volgende pennenvrucht zal zijn.

 

Enno Nuy
Februari 2020

 

PS Wat een redacteur voor dit boek had kunnen betekenen.

Het vorige boek van Van den Berg – Groen liberalisme – was een vlot geschreven boek in heldere en directe taal. Helaas is het in dit boek een aantal keren goed fout gegaan en dat is jammer. Een consciëntieus redacteur had de schrijver hier goede diensten kunnen bewijzen. Ik geef enkele voorbeelden:

Op pagina 12 lezen we: “Dit boek is de verwerking van de deceptie van de idee dat rationeel denken tot consensus leidt”. De schrijver bedoelt hier te zeggen (denk ik toch) dat de vaststelling dat rationeel denken niet tot consensus leidt, hem heel wat teleurstellingen heeft bezorgd, maar hij schrijft hier iets heel anders! Hier had een redacteur wel in mogen grijpen, net als op de volgende pagina waar staat: “cultuurpessimisme voert (in plaats van viert) hoogtij met en in…”. En weer verderop lezen we: “Ook dit boek is een feestelijke (wat doet die -e daar?) verslag”.

Op pagina 14 is sprake van ‘protreptische literatuur’… ik durf wel te beweren dat 999 op de duizend mensen dat woord niet kennen, ik ook niet. Waarom hier niet voor een goed Nederlands alternatief gekozen? Ook het woord ‘slameur’ is voor mij nieuw! Het is een mooi woord, daar niet van en de Vlamingen zullen er wel raad mee weten, wij moeten het evenwel opzoeken.

Op pagina 40 staat: “Een moderne filosoof is de Peter Singer”. Wat doet dat lidwoord daar? En op pagina 48 komt dat lidwoord ijzerenheinig gewoon weer terug: “betogen de Verhofstadt en Cliteur”.

Op pagina 51 staat er een onverklaarbaar vraagteken achter de zin: “Want het is te zot voor woorden dat mensen (hoger) onderwijs gevolgd hebben en gelovig zijn?”

Op pagina 98 lezen we: “Een relevant verschil is dat de brandweerman zijn of haar eigen leven op het spel zet en wie die geld stort niet”. Wat doet dat aanwijzend voornaamwoord hier?

Op pagina 121 staat: “In alle relevante vaktijdschriften van disciplines…”. Welke disciplines bedoelt de schrijver?

En wie kent het woord ‘cataleptisch’ dat op pagina 177 wordt gebezigd, en wie weet wat een ‘limpide’ standpunt is dat op pagina 261 wordt vermeld? Waarom ook hier geen gebruik gemaakt van onmiddellijk heldere Nederlandse synoniemen?

Op pagina 191 moedigt de schrijver ons aan: “Ten eerste wordt lid van de pvdd” maar in zijn missionarisijver staat hier toch echt een -t teveel en ontbreekt de komma achter ten eerste.

Op pagina 278 lezen we: “D’Souza kan deze onwaarschijnlijkheid niet verhapstukken en stellen dat God de constanten expres zo heeft vastgesteld dat er leven in de kosmos heeft kunnen ontstaan”. Volgens mij bedoelt de schrijver hier het standpunt van D’Souza weer te geven dat god inderdaad aan die constanten heeft lopen prutsen. Maar als die derde persoon meervoud hier juist is, staat er volgens mij onzin.

 

2020-02-18T13:26:42+00:00