Zeep op een hellend vlak

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Manifesto

In het Vrijdenkersmanifest is onder het eerste actiepunt onder meer te lezen dat mensen in een open samenleving elkaar zelfs mogen kwetsen en beledigen. Terecht wordt daar direct aan toegevoegd dat er wettelijke inperkinggronden op de vrijheid van meningsuiting nodig zijn om de maximale vrijheid van alle individuen te beschermen. Maar het lijkt wel eens alsof de vrijdenker naar diens aard extra gevoelig is voor de vrijheid van meningsuiting en een automatische reflex vertoont wanneer dit onderwerp ter tafel komt.

Zeep op een hellend vlak

Nu is het volkomen terecht om alert te blijven op dit punt. Naarmate de wereld steeds groter en complexer wordt, wordt steeds vaker de gedachte gesteund dat veiligheid het hoogste goed is en dat in uiterste instantie niet alleen privacy maar zelfs ook democratie daaraan ondergeschikt zou (moeten) zijn. Die weg eenmaal ingeslagen zal men al spoedig merken op een hellend vlak beland te zijn, ingesmeerd met zeep van het merk Safety first. En wij weten uit ervaring dat zeep op een helling het omhoog klauteren nagenoeg onmogelijk maakt. De vrees van de vrijdenker voor een dergelijk schrikbeeld is helaas niet (geheel) onterecht en daarom is het goed, ja zelfs belangrijk dat er een vrijdenkersvereniging is. In deze tijd van verbaal en non verbaal geweld van de zijde van religies moet er een waakhond zijn die erop toeziet dat er ook voor de niet religieuze, seculiere mens  nog wat ruimte in het publieke domein overblijft.

Marginaal maar zorgvuldig

Zo’n rol als waakhond schept verplichtingen. De Vrije Gedachte is vooralsnog een marginale beweging die er niet of nauwelijks in slaagt ook nog gehoord of gezien te worden in de kakofonie die de niet seculiere wereld produceert. De belangrijkste eis die gesteld moet worden is die van de zorgvuldigheid. Wie een boodschap te brengen heeft dient erop toe te zien dat die helder is en steunt op een stevig fundament dat niet bij de eerste de beste tegenwerping omver dondert, onderuit gehaald kan worden.

Zo wordt in vrijdenkerskringen het eerste actiepunt soms wel heel erg ruim geïnterpreteerd: de vaststelling dat mensen elkaar onder zekere condities zelfs mogen beledigen wordt dan geformuleerd als ging het om een recht, het recht op beledigen. De argumentatie gaat daarbij als volgt: je mag vloeken, je mag zeggen wat je wil, je mag beledigen, dús je hebt er recht op. En dit is vervolgens het fundament op basis waarvan het recht op beledigen hartstochtelijk wordt verdedigd.

Een zwak fundament

In dit artikel wil ik aantonen dat dat fundament wel heel erg zwak is en op een verontrustend simpele manier omver gekeild kan worden. De hierboven weergegeven redenering werd verdedigd met de stelling: de uitspraak “ik mag, dús ik heb het recht” is geldig wanneer afgesproken wordt dat je het werkwoord mogen kunt definiëren als “recht hebben”. Dit is echter net zo’n hellend vlak als hierboven reeds beschreven, maar nu ingesmeerd met de zeep van het merk Betekenisinflatie.

Volgens mijn woordenboek ( Verschueren Groot encyclopedisch woordenboek, 10de uitgave ISBN 90 75 56606 9 SDU) betekent het woord betekenis: begrip, inhoud uitgedrukt door een woord of door een groep woorden (–). En het woord betekenisveld: het geheel van woorden met een verwante betekenis. Recht hebben zou in de lezing van sommige vrijdenkers dus tot het betekenisveld van mogen behoren.

Volgens hetzelfde woordenboek betekent het werkwoord mogen: als zelfstandig werkwoord: 1. tot iets in staat zijn (het mag niet baten); 2. kunnen (men mag op hem rekenen); 3. verlof hebben tot (je mag vloeken); 4. wenselijk zijn (het mag wel eens gaan regenen); 5. houden van (ik mag hem wel); 6. reden hebben tot (hij mag van geluk spreken). En als hulpwerkwoord: 1. dat een mogelijkheid uitdrukt (dat alles mag waar zijn…); 2. dat een wens uitdrukt (mag de duivel je halen). In het betekenisveld van mogen komt het begrip recht hebben dus niet voor.

Ik mag dus ik ben

Niet alleen op taalkundige maar ook op filosofische gronden kan de stelling dat mogen = recht hebben op niet verdedigd worden. Waartoe het volgende. Dat mensen elkaar in een open samenleving zelfs mogen kwetsen of beledigen betekent dat het beledigen onder zekere condities, dus binnen zekere beperkingen is toegestaan. De belediging is dus gebonden aan grenzen. Als het een onbeperkt recht zou zijn, zou het zijn opgenomen in de grondrechten, de grondwettelijk toegekende rechten.

Maar het beledigen is nadrukkelijk niet gedefinieerd als een grondrecht dat terstond opeisbaar is. En het is maar goed dat we er daar niet al te veel van hebben want die paar die we nu hebben botsen al zo vaak met elkaar, zij het dat vooral het grondrecht dat ons vrijheid van meningsuiting toekent voor de meeste aanvaringen met andere grondrechten zorgt.

Dat maak ik zelf wel uit

Als men iets wat men mag per se wil uitdrukken als een recht dan is er hoogstens sprake van een recht dat onder strikte voorwaarden en binnen nader te bepalen grenzen toegekend kan worden door een hogere autoriteit, en in de westerse democratie is dat de rechter. Het is zoals gezegd geen terstond en op ieder moment van de dag opeisbaar recht. Als we de koninklijke weg zouden bewandelen zou elke voorgenomen belediging eerst door de rechter getoetst moeten worden. Iedereen begrijpt dat geen enkel rechtssysteem op deze wijze kan functioneren en daarom laten we de rechter achteraf toetsen. Degene die beledigt eigent zich het recht toe een ander te beledigen en de beledigde kan achteraf naar de rechter stappen met de vraag of die toe-eigening wettelijk toegestaan was.

Van wie mag dat?

Het zichzelf toe-eigenen van een recht is al evenmin hetzelfde als mogen. We raken hier aan een tweede belangrijk aspect van het werkwoord mogen. Mogen veronderstelt – zoals in de alinea hierboven toegelicht – een autoriteit die het gewenste gedrag kan toestaan. Voor een grondrecht is zo’n autoriteit niet meer vereist en daarom is een grondrecht ook terstond opeisbaar en kan het niet meer afgenomen worden zolang het als zodanig maar in een grondwet is verankerd. Het wezenskenmerk van een grondrecht is dat het reeds aan iedereen is toegekend en niet meer van geval tot geval apart gefiatteerd hoeft te worden. Het wezenskenmerk van een recht is dat het toegekend moet worden en de enige autoriteit die dat mag doen is de rechter die alvorens een recht toe te kennen dat recht moet toetsen.

Wie zichzelf een recht toekent verheft zichzelf tot autoriteit. En we hoeven natuurlijk niet meer uit te leggen hoe gevaarlijk dat is. Immers, wie zichzelf het recht toe-eigent voor gedraging A kan dat net zo gemakkelijk doen voor gedraging B. Niet voor niets staat er in mijn woordenboek bij de verklaring van het werkwoord toe-eigenen: ‘vaak wederrechtelijk’. Kortom, zichzelf tot autoriteit verheffen is net zo’n gevaarlijk hellend vlak als de eerder gememoreerde met dien verstande dat hier zeep van het merk Willekeur of Eigenrichting wordt gebruikt.

Weg met de belediging?

Ik meen hiermee op taalkundige gronden te hebben aangetoond dat het werkwoord mogen niet hetzelfde betekent als recht hebben op en op filosofische gronden dat zulk een betekenisgelijkstelling ook niet wenselijk is. Weg met de belediging derhalve? Natuurlijk niet. Een belediging kan zich voordoen en in voorkomend geval worden gepareerd met een eigener beweging geuit pardon of een bij de rechter afgedwongen excuus. En daar waar de belediging als stijlmiddel wordt gehanteerd, door columnist of cabaretier, moeten we ook niet al te moeilijk doen en als we vinden dat er grenzen overschreden worden kunnen we naar de rechter voor een onafhankelijke toets.

Ophef en lange tenen

We moeten niet teveel ophef over beledigen maken. Sommige vrijdenkers doen net alsof hen de mond wordt gesnoerd als er bezwaar wordt gemaakt tegen het recht op beledigen maar dat is onzin. Ik daag eenieder uit met voorbeelden te komen van beledigingen die tot iets goeds hebben geleid, geen algemeenheden maar concrete voorbeelden graag! Ik zeg u, ze zijn er niet.

Laat overigens helder zijn dat ik het idee van een symposium over beledigen van harte ondersteun maar ik zou daarbij vooral de aandacht willen richten op hen die de belediging willen verbieden. Net zo’n gevaarlijk hellend vlak als die andere, dit keer ingesmeerd met zeep van het merk Lange Tenen.

 

Enno Nuy

Juni 2007

 

 

2018-10-24T14:29:46+00:00