Roth, Joseph – Vlucht zonder einde

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

LJ Veen Klassiek, 159 pagina’s

 

Joseph Roth behoeft geen nadere introductie. Het is een feest zijn boeken te lezen. Er zijn weinig schrijvers die zoveel kunnen uitdrukken met slechts een paar woorden. Als Franz Tunda, de hoofdpersoon van deze roman, onderdak vindt bij een Siberische Pool schrijft Roth: “De Pool telde zijn woorden als parels, een zwarte baard noopte hem tot zwijgzaamheid”. Of het korte gesprekje tussen Tunda en zijn tijdelijke geliefde Natasha: ““Als je alleen voor mij bij ons bent, schiet ik je dood””, zei Natasha. “Ja, alleen voor jou!” zei Tunda. Ze haalde opgelucht adem en liet hem in leven”. Deze roman beschrijft de wederwaardigheden van Franz Tunda die uit Russische krijgsgevangenschap in de Eerste Wereldoorlog weet te vluchten en vervolgens een onnavolgbare reis door Europa maakt, inclusief uitgebreide avonturen in het revolutionaire Rusland. Wanneer hij na vele omzwervingen terugkeert naar zijn geboortestreek en op zoek naar zijn verloofde in Parijs belandt, komt hij tot de vaststelling dat er niets meer over is van de wereld die hij liefhad. De oorlog heeft alles voorgoed op zijn kop gezet maar wat het oude verving staat hem niet aan, hij voelt zich er niet thuis, vooral omdat de mensen hun ziel verloren lijken te hebben tijdens die afgrijselijke oorlog. Als hij op een zondag de stad – waar zijn broer een burgerlijk gewaardeerd leven leidt – doorkruist, peinst Tunda: “Het was alsof de stad niet bewoond was. Alleen op zondag kwamen de overledenen uit de kerkhoven op verlof. Je vermoedde dat de graven wijd geopend op hen wachtten”.

Het nieuwe leven had razendsnel nieuwe conventies gebaard en er leek een strenge sociale code te heersen waaraan de burgers zich conformeerden zonder verdere vragen te stellen. Prachtig is het gesprek over dit thema tussen Tunda en een fabrieksdirecteur. Als hij eindelijk in gesprek raakt met zijn broer verwijt de laatste hem dat hij geen Europese cultuur meer aanhangt. Tunda wijst zijn broer erop dat hij geen idee heeft waar hij het over heeft. “Die oude cultuur heeft duizend gaten gekregen, die jullie dichten met overnames uit Azië, Afrika, Amerika. (–) Maar waar is de cultuur waarin jullie die gebruiken willen inpassen? Jullie hebben alleen maar imitaties van een oude cultuur”. Tunda blijft zoeken naar die zogenaamde nieuwe gemeenschappelijke Europese cultuur, waarin bestaat die dan? In de religie, volgens de president die nooit ter kerke ging. In de beschaving volgens een dame van wie bekend was dat ze er illegitieme betrekkingen op na hield. In de kunst, volgens een diplomaat die nog nooit een schilderij had bekeken. De mensen bazelen maar wat zonder na te denken, ze hebben het over een nieuwe cultuur die niet aangevallen wordt maar toch verdedigd moet worden. Maar voor het zover is, is die nieuwe cultuur al in een nieuwe oorlog vernietigd, mijmert Tunda.

Kortom, een prachtige en ontroerende roman van een van de grootste schrijvers uit de twintigste eeuw. Voorzien van een weliswaar uitstekend voorwoord van Arnon Grunberg maar ik had liever gezien dat dat een nawoord was geweest. Grunberg geeft al te veel van de inhoud prijs en dat hoort natuurlijk niet in een voorwoord. Het getuigt van weinig eerbied voor de schrijver.

 

Enno Nuy, augustus 2014

2018-11-02T12:01:22+00:00