Nir Baram – Een land zonder grenzen

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Nir Baram – Een land zonder grenzen

De Bezige Bij, 258 pagina´s

Al in het eerste hoofdstuk van dit boek stelt de Israëlische schrijver Nir Baram vast dat de meerderheid van de Israëlische samenleving, ook die van de vredestichters, niet bereid is om 1948 vanuit Palestijns perspectief te zien. En in zijn nawoord haalt hij de toenmalige Israëlische premier Ehoud Barak aan die na het mislukken van het Camp David overleg opmerkte: “Ik kwam hier om over 1967 te praten en Arafat had het over 1948”. Een zin die als geen andere het fundamentele onbegrip tussen beide zijden van dit conflict blootlegt, aldus Nir Baram, die een jaar lang door Westelijke Jordaanoever en Jeruzalem trok om met Palestijnen en joden te praten over hun schijnbaar onoplosbare conflict. En tussen die beide passages lezen we van een Palestijn die zegt “Als wij geen lawaai maken in de wereld en er geen terrorisme is, zijn we lucht voor de Israëli’s”. En: “Twee staten zullen er niet komen, één staat is een ramp en eenzijdige terugtrekkingen leiden tot niets”. Wat opvalt is dat er evenzovele scenario’s als Israëli’s lijken te zijn. Een van hen geeft als ideaalbeeld de volgende criteria voor een definitieve oplossing: Ieder moet een volledig staatsburger zijn van de staat onder wiens autoriteit hij valt en die zijn lot bestiert; niemand wordt zijn huis uitgejaagd; Israël is een joodse en democratische staat; geen vreemde heerschappij, westelijk van de Jordaan. Waarop Baram antwoordt: “Jouw criteria zijn onmogelijk. Als het één staat wordt, is het onmogelijk te stellen dat die voor altijd joods en democratisch is, twee staten wil je niet en waar zullen de Palestijnen dan volwaardige burgers zijn?” Een Palestijn zegt dat hij de joden met liefde zou hebben opgevangen als ze als vluchteling waren gekomen in de jaren veertig, “maar jullie zijn gekomen met heel veel macht, inclusief de internationale. Ik weet dat er een boel slimme joden met een goed hart zijn maar ze moeten begrijpen dat de Palestijn de prijs heeft betaald voor jullie verleden”. En hij is niet de enige Palestijn die van mening is dat de joden gewoon terug moeten keren naar waar ze vandaan kwamen, terug naar Europa of Amerika. Weer een ander zegt: “Kijk, we haten de joden niet, jullie hebben die haat tegen de joden gecreëerd doordat jullie de joden toegang hebben verleend tot de Al-Aqsa en ze Mohammed vervloeken. Waarom worden ze niet gestraft? Waarom mag ik niet naar de Klaagmuur wandelen, zoals jullie wel naar Al-Aqsa mogen?”

Opmerkelijk maar tegelijk schokkend vond ik het hoofdstuk over Sara Eliasj, die natuurkunde en wetenschapsfilosofie studeerde en in de Knesset verkozen hoopt te worden als lid van de rechts nationalistische partij van Bennet. Ondanks haar academische achtergrond zegt ze: “Ik geloof niet dat er zoiets bestaat als een Palestijns volk. Volgens mij is dat een uitvinding van ons. De differentiatie in de Arabische wereld rechtvaardigt niet nog een staat. De joden zijn een volk, dat is duidelijk, met een historische continuïteit en daarom heeft het een eigen land nodig. Ik heb het gevoel dat ik een ethische rechtvaardiging nodig heb om hier te wonen, ik wil ethisch handelen, ik ben hier nu met mijn hele joodse geschiedenis, en wat betreft de Palestijnen: in Jordanië bestaat zestig procent van de bevolking uit Palestijnen, dus wat stelt Jordanië helemaal voor? En als er een oplossing moet komen voor het grondgebied, dan heb je Jordanië”.

In een volgend hoofdstuk komen vooral jonge studenten aan het woord en dan wordt de toon van het boek ronduit verontrustend. Een van hen merkt op: “Twee volkeren zijn verbonden met dezelfde grond en het enige wat wij willen is dat ze hier opdonderen”. Zij geloven in de messianistische opvatting dat de joden het recht hebben op terugkeer naar het land dat hun god hen beloofde en zelfs de seculiere joden die niet geloven dat er vandaag nog een god is, zouden bereid zijn te zweren die die hier ooit wel heeft rondgezworven en het land aan het volk van Israël heeft gegeven. Deze studenten geloven oprecht dat ze moreler zijn dan goj. “Wij hebben meer verplichtingen, meer verantwoordelijkheden aan iets groters”. Nee, van deze jonge studenten hoeven we niets te verwachten als het erom gaat het conflict tussen joden en Palestijnen op te lossen.

Interessant is het hoofdstuk waarin Baram een leraar aan een jeshive aan het woord laat, Jaäcov Nagan, die ondanks dat hij een fundamentalistische interpretatie van het jood zijn aanhangt wel degelijk mogelijkheden ziet om met de Palestijnen op gelijkwaardige voet samen te leven in één staat. Hij noemt dat religieuze vrede die zou moeten steunen op vijf principes: tegen geweld, de religieuze plicht om in vrede met je buren te leven, islam en jodendom geloven in dezelfde god, joden en Arabieren hebben gelijke burgerrechten en tot slot de erkenning dat ook de Palestijnen een religieuze en historische band hebben met het Heilige Land.

Anderen bepleiten weer het ideaal van ‘Twee staten, één thuisland’ en ook Nir Baram neigt naar deze oplossing. Laat de Palestijnen en joden wonen waar ze nu wonen, ook de kolonisten, maar beide groeperingen vallen onder ofwel de Palestijnse, ofwel de joodse staat. Het motto is ‘wij zijn hier en zij zijn hier’. Veel Palestijnen maakt het niet uit, twee staten of één staat, als er maar een einde komt aan de bezetting en de rechteloosheid. Maar veel joden hebben totaal geen belangstelling voor het lot van de Palestijnen. Zoals blijkt uit het hoofdstuk waarin Tir’el Cohen aan het woord komt. Een jonge joodse activiste die met een aanstekelijk elan tal van initiatieven neemt om haar doel te bereiken. Als Nir Baram haar vraagt welke rechten de Palestijnen hebben die daar wonen zegt ze: “De enige plek waar ik ze ontmoet, is op de wegen, en dat ligt gevoelig, dat verloopt niet altijd prettig, ieder ongeluk kan tot een nationale kwestie uitgroeien. Maar het antwoord is simpelweg: ik geloof dat het Volk van Israël recht heeft op het land. Ik heb het nodig te weten welk grondgebied aan mij toebehoort. Ik heb weinig begrip voor de Palestijnse kant en ga niet doen alsof ik hun ambities analyseer. Eerlijk gezegd kom ik die vraag nooit tegen”. En prompt verlies je alle sympathie die ze in dit hoofdstuk wel degelijk had opgebouwd.

Baram konkludeert dat een oplossing eerst mogelijk is wanneer de joden zich eerst afvragen wat er in 1948 nu echt is gebeurd. De werkelijkheid van vandaag kan niet meer worden teruggedraaid maar de Palestijnen hebben er in zijn ogen recht op dat zo objectief mogelijk wordt onderzocht wat zich destijds voltrokken heeft. En ook zou er over schadevergoedingen gesproken moeten worden. Maar in het Israël van vandaag is die discussie volstrekt onmogelijk, stelt hij vast: “Een overweldigende meerderheid van de Israëlische instellingen is erop ingesteld joden boven nietjoden te verkiezen en de bezetting fijn te slijpen”. Van één ding is hij overtuigd: het scheidingsmodel tussen joden en Palestijnen is in geografisch, demografisch en politiek opzicht achterhaald. De vraag is welk politiek model dat scheidingsmodel kan vervangen maar welke oplossingsrichting men ook kiest, een vreedzame oplossing is slechts die die erkent dat joden en niet-joden in alles gelijk zijn.

Een droevig stemmend boek dat laat zien hoe ongelooflijk complex dit conflict is geworden. De uitgangspunten waar Nir Baram in gelooft lijken zo ver af te staan van de politieke werkelijkheid van vandaag. Je zou hopen dat meer Israëlische joden de moed zouden hebben met deze schrijver mee te denken maar de passages over de jonge joodse studenten stemt ronduit wanhopig. Dank aan de god die mijn wieg elders plaatste.

Enno Nuy
februari 2017

2018-10-24T09:46:15+00:00