Westerman, Frank – Te waar om mooi te zijn

Al heel snel in het jongste boek van Frank Westerman kan ik me weer verheugen op diens taalbeheersing als ik lees: “Aangejaagd door het vliegwiel dat internet heet, groeit de evolutie van verhalen ons boven het hoofd. Ingewikkelde verhalen leggen het af tegen simplistische, saaie tegen sensationele. Fabuleren loont. Alles lijkt geoorloofd, met als gevolg: de fabeldieren die we in het leven roepen, zijn nauwelijks nog te beteugelen.”

We lezen hoe de schrijver overweegt een kunstwerk te kopen maar eerst zijn oor te luisteren legt bij mensen die hem wegwijs kunnen maken in de wereld van kunst, waarde, galeries en veilingen. Kan een schrijver zich dergelijk dure aanschaf veroorloven? Heel eerlijk gezegd kon dit eerste verhaal mij niet echt overtuigen. We weten immers allemaal dat er een onvoorstelbare kloof gaapt tussen de artistieke of gevoelswaarde van een kunstwerk en dat wat een gek er voor over heeft. Ook wemelt het van de kunstenaars die vooral productief zijn ten behoeve van de kunstrecensent, de galeriehouder of de museumdirecteur. Charlatans te over en het treurige is dat de grootste charlatans het meeste verdienen. Denk maar aan Jeff Koons.

Dan volgt een reportage op Spitsbergen waar de schrijver zich probeert te verplaatsen in de ijsbeer die een mens doodde. Het bevreemdde mij destijds onmiddellijk toen ik begreep dat een beer die eens mens had aangevallen meteen werd gedood!? Maar Westerman schrijft er een mooi verhaal over.

Dan een verhaal over de dood van een rodelaar op een Olympische baan en een Nederlandse bobsleeër die niet meer af wilde dalen omdat de baan simpelweg te gevaarlijk was waardoor onverantwoorde snelheden van 155 km per uur werden gehaald. De arme bobsleeër werd wereldwijd voor lafaard en mietje uitgemaakt en dat was een schande. Hij nam de enig juiste beslissing.

En mooi is de verdedigingsrede voor Kapuscinski. Ik las van hem Ebbenhout en Lapidarium, twee boeken waar ik enorm van genoten heb. Verderop zal Westerman schrijven dat al zijn “boeken scharnieren rond het punt waarop de droom omslaat in de nachtmerrie “. Al schrijvende loopt hij de werkelijkheid na op haarscheurtjes, waar gaat het precies fout, wanneer ontstaan de eerste barstjes?

In De zalm die lacht laat Westerman, die zelf is afgestudeerd in Tropische Cultuurtechniek en onder meer in Zuid Amerika kleinschalige waterdammen heeft gebouwd, zien hoezeer er zich in de loop van een enkele generatie een paradigmaverschuiving heeft voltrokken in het denken over landschapsingrepen door de mens. Liet de schrijver zich nog leiden door de behoeften van de mens, de kleine boer die zijn land moest irrigeren om te kunnen leven, tegenwoordig overheerst het idee dat de mens onderdeel van de natuur is. We dienen rekening te houden met de natuur zelf, de loop van een rivier, de vissen die er zwemmen, kortom: het gedachtegoed van Bruno Latour. Dammen worden heden ten dage voornamelijk nog afgebroken.

Onthutsend is het verslag van een apenonderzoeksinstituut in Soechoemi, Abchazië. Daar ging het helemaal mis na het uiteenvallen van de Sovjet Unie in 1991. Met desastreuze gevolgen voor de ruim drieduizend apen die in het instituut waren ondergebracht. Daar zijn er nu ten hoogste nog driehonderd van in leven maar niemand lijkt zich nog om hun lot te bekommeren.

Merkwaardig is dat Westerman Weimar in het zuidoosten van Duitsland situeert. Maar kom, veel interessanter is het verhaal dat Westerman hier vertelt, over kunst gemaakt door ten dode opgeschreven gevangenen van de nazi’s. Het verhaal dat hij eindigt met een parafrase op “hoopt sterft als laatste”: “kunst sterft als laatste, of misschien wel: kunst overleeft.”

Ook dit is een zeer goed geschreven boek van Westerman die gedegen onderzoek paart aan taalbeheersing en een uitstekende stijl. Je wordt wijzer van zijn boeken en hij vertelt verhalen die er toe doen en op de door hem vertelde wijze ongemeend boeiend zijn.

 

Enno Nuy
Augustus 2022