Schröder, Allard – De econome

De bezige bij 191 pagina’s

 

Een nieuwe van Schröder, die koop ik zonder aarzelen, al zijn vorige romans heb ik immers verslonden en met veel plezier en bewondering gelezen. Schröder, de stilist, de man die karakters van zeer uiteenlopende aard tot leven weet te brengen. En ook in De econome valt het schrijverschap van Schröder weer te genieten. Helaas is daar alles mee gezegd want het genietbare deel van deze roman betreft uitsluitend het stilisme, het beschrijven van gemoedstoestanden of weersomstandigheden, de beschrijving van het zich voltrekken van gedachtevorming. Nou, dat is toch al heel wat, zou je zeggen. Ha, maar adel verplicht en dat is nu precies waar Schröder het dit keer schromelijk laat afweten. De hoofdpersonen in zijn vorige romans kwamen allen tot leven, na verloop van tijd had ik mij een voorstelling van deze karakters gemaakt, soms zelfs in fysieke zin en die beelden konden beklijven, ze bleven alle overeind.

Maar van Linde, de hoofdpersoon in De econome, heb ik mij niet één keer een beeld kunnen vormen, laat staan dat dat beeld mij tot het einde toe bijbleef. Zij is mij niet duidelijk geworden en ik heb ook geen idee wat Schröder ons met deze totaal mislukte roman vertellen wil. Niet één enkel karakter in deze schimmenvertoning is meer dan aan de oppervlakte geraakt. Wie is/was Linde, wie waren haar ouders, wie is Silberling behalve hacker, wie is de man met de lange jas en de honden. Was er nu sprake van een ongeval, een geforceerd ongeval – een duistere dvd leek dat aan te kondigen – of van een lichamelijk falen? Even leken we in een gothic novel terechtgekomen te zijn toen Linde op de bonnefooi de Duitse Autobahn afrazend volstrekt willekeurig bij hotelletjes stopte om te bemerken dat men op haar komst was voorbereid.

Maar nee, een gothic novel is De econome nu ook weer niet te noemen. Al deze vaagheden accepteer je aanvankelijk blindelings omdat Schröder de schrijver is en je verwacht dat straks, verderop langzaam maar zeker een onvermoede samenhang zich aan ons zal openbaren en dat het boek tot dat moment niet verveelt is een bewijs van het schrijverschap van Schröder. Maar naarmate het einde nader bekruipt je het gevoel dat Schröder het gaat laten afweten, er zijn inmiddels teveel vragen en vaagheden ontstaan die in de steeds verder slinkende paginavoorraad niet meer bevredigend uitgelegd of toegelicht kunnen worden. Kortom, aan het einde van de roman wist ik evenveel als aan het begin. Wat heeft Schröder bezield? Laat hij gauw weer een goed boek schrijven, want schrijven, dat kan hij.

 

Enno Nuy

Mei 2008