Mercier, Pascal – Nachttrein naar Lissabon

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Wereldbibliotheek, 414 pagina’s

 

In de boekhandel nam ik het boek enkele malen ter hand, legde het weer terug en ging op zoek naar eventuele alternatieven maar trof die niet aan en besloot vervolgens tot de aankoop. Zo simpel verloopt soms dat besluitvormingsproces wanneer je niet de tijd hebt om reeds in de boekhandel enkele pagina’s te lezen. Had ik ter plekke gewoon de eerste pagina gelezen, dan zou reeds iedere aanleiding om een eventueel alternatief te zoeken zijn vervallen. Want na lezing kan ik slechts konkluderen dat dit de meest lucide en verbluffende roman is die ik in jaren las. Zonder méér prijs te geven dan reeds op de achterflap is vermeld, vertelt de roman het relaas van een leraar klassieke talen – Raimund Gregorius – uit Bern, die op basis van een raadselachtige maar volstrekt toevallige en door Portugal gekleurde gebeurtenis, besluit het roer om te gooien waarbij hij zich laat sturen door een intrigerend boek, geschreven door een Portugees arts, waarop – wederom bij toeval – zijn oog valt. De leraar las wél enkele passages uit dit boek, ging niet op zoek naar eventuele alternatieven en schafte zich het boek aan. Vanaf dat moment is er geen houden meer aan en gaat hij op zoek naar deze schrijver: Amadeo Inácio de Almeida Prado, een naam om jaloers op te zijn.

Pascal Mercier is het pseudoniem van de Zwitserse hoogleraar filosofie Peter Bieri (Bern 1944). Hij doceert aan de Freie Universität van Berlijn en publiceerde onder andere een filosofisch werk onder de titel Het handwerk van de vrijheid. De professie van de man die achter het pseudoniem Pascal Mercier schuilgaat is onlosmakelijk verbonden met deze fenomenale roman, die zichzelf vertelt aan de hand van citaten uit het werk van voornoemde Prado. In zijn postuum uitgebrachte werk, bezorgd door zijn zuster onder de titel Een goudsmid van woorden, legt Prado zichzelf op de snijtafel en onder het fileermes in tal van notities gedurende zijn leven.

Je zou wensen dat Prado meer dan een personage was, dat zijn boek inderdaad nog te verkrijgen zou zijn want dit boek in een boek blijkt een buitengewoon openhartig epistel met aforismen, overpeinzingen en waarnemingen van al die facetten van het menselijk leven die er werkelijk toe doen:  Prado ziet de wereld om hem heen een leven van conventies leiden waarin mensen alleen maar praten om iets te zeggen, niet om inhoud of betekenis mee te delen. Zelf gaat hij op zoek naar de woorden achter de woorden en probeert zo bloot te leggen hoe hij zelf in elkaar steekt, wat hem werkelijk beweegt en bezig houdt.

Zo komen we en passant, tijdens de zoektocht van Gregorius naar het leven van Prado, alles te weten over diens leven tijdens de dictatuur van Salazar, zijn ouders en zussen, zijn boezemvriend en de vrouwen in zijn leven. Mercier beschrijft dit alles op een dermate overtuigende wijze dat de roman de vergelijking met bijvoorbeeld Het feest van de bok, die briljante maar afschuwwekkende roman van Mario Vargas Llosza probleemloos doorstaat. De impact is dezelfde, althans bij mij. Telkens wanneer dictaturen beschreven worden en dan meer specifiek het martelinstrument, komen die beelden die Vargas Llosza schilderde weer bovendrijven, huiveringwekkend. Ook Mercier schrijft over martelingen maar gelukkig niet zo direct en concreet als de Peruaan.

Maar het gaat hier ondertussen wel over de grote levensvragen. Is liefde mogelijk, kan ik mijn vijanden vergeven, mag ik een ander doden om het leven van derden te redden, hoe verdraag ik eenzaamheid, hoe verdraag ik pijn, kan ik in een God geloven? En parallel aan deze zoektocht naar Prado maken we – het kan ook niet anders – tevens kennis met het leven dat Gregorius zelf leidde en zo lopen plotseling twee zoektochten evenwijdig aan elkaar. En ook deze persoonlijke onderzoekingen van Gregorius naar zichzelf is zeer de moeite waard en dwingen hem alle keuzes die hij in zijn leven maakte nog eens te heroverwegen. Heb ik er goed aan gedaan, had ik geen andere weg in moeten slaan, heb ik mij daar niet schromelijk vergist? En het moge duidelijk zijn dat Prado meer dan eens een gids is in deze persoonlijke odyssee. “Een religie in het centrum waarvan een executie staat vind ik weerzinwekkend” zegt Prado op pagina 121 maar daarmee is niet volledig verklaard hoe hij werkelijk tegenover religie stond. Bijna halverwege de roman is een lezing van Prado onder de titel Eerbied voor het woord van God opgenomen welke hij op 17-jarige leeftijd voorlas bij de uitreiking van zijn middelbare school diploma. Een werkelijk schitterende en indrukwekkende tekst ofschoon ik me ervan bewust ben dat een vrijdenker hier geheel anders over zal oordelen dan een gelovige. Toch hoop ik dat ook de laatste even stil wordt van deze tekst en tijd nodig zal hebben om naar een werkelijk passend antwoord te zoeken. Een zeer fraai voorbeeld van een van de aforismen van Prado komen we tegen op pagina 153: “IJdelheid is een miskende vorm van domheid (, je moet de kosmische onbeduidendheid van al ons doen vergeten om ijdel te kunnen zijn, en dat is een krasse vorm van domheid)”.

Ik heb de neiging nog veel meer citaten aan u voor te leggen maar ik zou daarmee teveel van dit prachtige boek, waarvan ik wenste dat ik het nog steeds aan het lezen was, prijs geven.

 

Enno Nuy

Augustus 2007

2018-10-11T08:53:11+00:00