Macfarlane, Robert – De oude wegen

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

De Bezige Bij, 393 pagina´s

 

Mij leek dat Nicolas Bouvier het ultieme reisboek had geschreven met De wegen van de wereld. Maar zonder ook maar een jota te wijzigen aan mijn superlatieve waardering van dat boek, de Engelsman Robert Macfarlane heeft hem overtroffen met De oude wegen. Hier ten huize zijn wij wandelaars, zij het geen verwoede. Maar we weten inmiddels wel wat wandelen met een mens kan doen, hoezeer wandelen het denken kan scherpen, hoe dierbaar landschappen kunnen worden en hoe kameraadschap vorm en inhoud kan krijgen. Kameraadschap, een woord dat Macfarlane in dit verband ook zal gebruiken, net als Nan Shepherd trouwens. Dit boek gaat over wandelpaden, hoe ze zijn ontstaan, tot welke overpeinzingen en gedachten zij kunnen leiden, hoe ze de wandelaar zelfkennis kunnen bijbrengen, welke geschiedenissen zij allemaal herbergen en welke wetenswaardigheden aan hen verbonden kunnen worden enzovoort. Zoals het gegeven dat Wordsworth naar schatting wel zo’n 300.000 kilometer gewandeld zou hebben. Dat betekent dat hij zo’n 20 jaar van zijn leven te voet onderweg is geweest, gerekend in dagen van 8 uur.  Waar haalde de man de tijd vandaan om ook nog eens gedichten te schrijven?

Paden, aldus Macfarlane,  zijn de gewoonten van een landschap. Ze zijn met algemene instemming ontstaan. Het is nagenoeg onmogelijk in je eentje een voetpad te maken. Lopen om een bepaalde manier van kijken en denken mogelijk te maken in plaats van isolement en vluchtgedrag aan te moedigen; paden die niet alleen maar middelen zijn om een ruimte te doorkruisen, maar ook een manier van voelen, zijn en weten. Zoals de rusteloze wandelaar Edward Thomas het formuleerde: paden verbinden bestaande plaatsen, maar ze leiden ook van het pad af de metafysica in, terug de geschiedenis in en binnenwaarts naar het zelf. Macfarlane laat zien dat in vele tijden en vele culturen wandelen en denken als synoniemen worden beschouwd. Wittgenstein sprak in een neologisme zelfs van “Denkbewegungen”. En de etymologie volgend, leert Macfarlane dat het Engelse ’to learn’ is ontstaan uit ‘liznojan’ dat letterlijk ‘een spoor volgen’ betekent.

Fascinerend en ongemeen spannend is het verhaal van de Broomway, een van de gevaarlijkste wandelpaden in Engeland omdat  die over het wad voor de kust van Essex voert. Hoe noem je een pad dat twee keer per dag wordt uitgewist, vraagt Macfarlane zich af. Een bijna hallucinerende passage waarin Macfarlane beschrijft hoe zijn waarneming zozeer werd verstoord door wad, lucht en weerspiegeling, dat zich mentale en optische illusies voordeden. Verderop beschrijft hij dat een dergelijk fenomeen zich ook voor kan doen in vertrouwde landschappen; “zulke ogenblikken zijn overgangsriten die een plaatselijke omgeving herconfigureren, waardoor vertrouwd terrein vreemd wordt of juist tot leven komt, en binnen graafschappen continenten aan het licht worden gebracht”. Ik herinner me uit vroeger dagen zulke ogenblikken die ik als uiterst verontrustend ervoer, het waren geen transcendente ervaringen die je lichter maakten, integendeel… Macfarlane noemt zulke plekken xenotopieën, vreemde of misplaatste plaatsen. Met terugwerkende kracht ben ik jaloers op Macfarlane die zich na de Broomway dagenlang “kalm, glad, glanzend, vlak als zand” voelde.

Het vierde hoofdstuk heeft Schotland als subtitel maar Macfarlane voert hier een gedachtenexperiment uit en keert de geografische kaart binnenste buiten zodat het land leeg en de zee vol wordt. En dan volgt een prachtig verhaal over reiswegen en paden over zee, wat er in de loop der eeuwen zoal vervoerd is, waarnaartoe, waarvandaan en waarom. Dat blijkt een wonderlijke wereld te zijn vanuit een onverwacht perspectief. Heerlijk is het verhaal over zijn kameraad Ian die zeeman en dichter is en studie maakt van zeemansliederen en –verhalen. Dit is wellicht het centrale thema in dit fantastische boek: het visioen van Edward Thomas dat een pad en verhaal is waaraan iedere wandelaar een nieuwe noot of verhaallijn toevoegt. Met zeemansliederen is dat al niet anders. Immers, net als paden zijn de verhalen en liedjes: ze vertellen en verbinden.  En de etymologie leert ons de nauwe verwantschap tussen weg en teken, tussen schrijven en reizen.

De reis naar Sula Sgeir, waar stoere mannen op kuikens van Jan van Genten jagen leest als een spannend jongensboek. Dat kuikenvlees moet trouwens ongekend smerig zijn, zo werd Macfarlane gewaarschuwd door een pachtboer die hem vertelde: “Ik heb een stuk aan de hond gegeven, en die heeft de hele week aan zijn gat zitten likken om van de smaak af te komen”. Mooi en aandoenlijk is het verhaal over zijn grootvader die “talen oppikte alsof het steentjes waren en ze liet vallen als veren: hij raakte ze maar langzaam kwijt”. Hier spreekt Macfarlane ook van de kameraadschap die ontstaat als je door bepaalde landschappen trekt. Een terloopse opmerking die je letterlijk en figuurlijk kunt nemen, ze klopt, zo merkte ik uit ervaring. En Macfarlane komt tot het kernthema van zijn boek als hij schrijft: “(Anna ‘Nan’) Shepherd begreep dat het landschap ons sinds lang een uitgelezen methode biedt om zelfinzicht te verwerven; het is een krachtig middel om herinneringen en gedachten vorm te geven” Zij beschreef onder andere haar liefde voor de Cairngorms, het gebied dat wij zelf vaker bezochten, die ruige en prachtige streek rond Pitlochrie en Blair Atholl in het Schotse hoogland.

In De oude wegen maakt de schrijver een korte uitstap naar verder weg gelegen gebieden, in Palestina, Spanje en Tibet. Prachtig is het Spaanse palindroom ‘La ruta nos aportó otro paso natural’ dat zoveel betekent als ‘Het pad brengt ons de volgende natuurlijke stap’. Dat is nog eens een palindroom om trots op te zijn. En al deze passages brengen je telkens weer terug bij waar het Macfarlane om gaat: door te wandelen leg je als het ware je verleden vast in voetafdrukken die je achterlaat en door regelmatig een vroegere versie van jezelf tegen te komen, geraak je – mits je daarvoor open staat – tot zelfkennis.

Fraai is ook het fysieke palindroom dat ontstaat wanneer je in de sneeuw voetopdrukken in plaats van voetindrukken tegenkomt. Dit fenomeen ontstaat doordat het lichaam de sneeuw onder de voetindruk samenperst waardoor de omringende sneeuw gemakkelijk door de wind kan worden weggeblazen en tenslotte ook de losse sneeuw rond de voetindruk. Dan ontstaat er plots een ogenschijnlijk tegennatuurlijk fenomeen: in plaats van een voetindruk ontstaat er een voetopdruk. Macfarlane: “Ze zijn als een palindroom: wat wordt ingedrukt komt omhoog, diepdruk wordt hoogdruk”. En het wordt pas echt opmerkelijk als je tijdens zo’n wandeling op je schreden terugkeert en zo je eigen voetopdrukken tegenkomt. In de korte tijdspanne tussen heen- en terugweg is de wereld gradueel maar onmiskenbaar en ingrijpend veranderd. Heerlijk is het te lezen over de schilder Eric Ravilious. Het is alsof je al in the Downs rondloopt en over hem te lezen brengt je er meteen toe the Downs tot het volgende reisdoel te maken. Ravilious zou tijdens WO II om het leven komen tijdens een verkenningstocht met een Hudson aircraft ergens in de wateren rond IJsland.

Edward Thomas dichtte: Wegen gaan door / Terwijl wij vergeten / En worden vergeten / Als een vallende ster. En Robert Macfarlane schreef een onvergetelijk mooi boek, misschien wel het beste dat ik ooit las.

 

Enno Nuy
mei 2013

2020-02-05T10:25:12+00:00