Lorenzen, Rudolf – Allesbehalve een held

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Arbeiderspers, 507 pagina’s

 

Rudolf Lorenzen, in 1922 in Lübeck geboren, is de auteur van diverse romans, verhalen en scenario’s. Hij was eerst scheepsmakelaar, later werkzaam als graficus en reclameadviseur, en was cultuurcorrespondent voor Weltwoche. Lorenzen woont in Berlijn. Hij publiceerde de volgende werken, waarvan alleen de eerste roman (voortreffelijk) in het Nederlands is vertaald (door Wil Boesten): Alles andere als ein Held, Berlin [u.a.] 1959; Die Beutelschneider, Berlin [u.a.] 1962; Wilderer-Szenen, München 1978; Grüße aus Bad Walden, Frankfurt am Main 1981; Possen, Piefke und Posaunen, Berlin 1987 (zusammen mit Wolfgang Jansen) en Cake walk oder Eine katalanische Reise in die Anarchie, Hamburg.

Sebastian Haffner schreef over Rudolf Lorenzen’s in 1959 verschenen roman Alles andere als ein Held: „Ich bin gar nicht sicher, ob das nicht der beste Roman irgendeines heute lebenden deutschschreibenden Autors ist.” Unter raffinierter Benutzung der Alltagssprache und der Poesie des Banalen erzählt das Buch die Geschichte von Robert Mohwinkel, eines Jungen aus einfachen Verhältnissen, der den Zweiten Weltkrieg mit List und Drückebergerei überlebt. Im Nachkriegsdeutschland macht er als überkorrekter Büroangestellter Karriere, weil er wie zuvor schon die Obrigkeit durchschaut, ihrer Gewalt instinktiv ausweicht und sie damit entlarvt. Ein großer, wiederzuentdeckender Roman der deutschen Literatur, vorgestellt vom Autor im Jahr seines 80. Geburtstages”.

Roberto Di Bella sprak ter gelegenheid van een literaire bijeenkomst in Keulen: „Es war mit ihm kein Staat zu machen“ – dieser Satz, gerade auch in seiner doppelten Bedeutung beim Wort genommen, könnte vielleicht als Motto über dem Lebenslauf des Robert Mohwinkel stehen. Herzlich Willkommen, meine Damen und Herren, hier im Literaturhaus – zu der Lesung aus einem Buch, das bei seinem Erscheinen zwar freundliche Kritiken, aber kein Publikum fand, aus vielleicht aus der Zeit heraus allzu verständlichen Gründen. Dreiundvierzig Jahre danach ist der Roman Alles andere als ein Held neu aufgelegt worden, zum 80. Geburtstag seines Autors: Rudolf Lorenzen, den ich hiermit ganz herzlich in Köln willkommen heiße.

Erschienen ist Alles andere als ein Held im dem Jahr, in dem mit Grassens Blechtrommel, Bölls Billard um halbzehn und Uwe Johnson Mutmaßungen über Jakob ein folgenschwerer literarischer Generationswechsel stattfand. In seinem Debüt beschreibt Lorenzen die brüchige Biographie eines Schiffsmaklers und Tangojünglings, die der Leser vom zehnten Lebensjahr an begleitet, über die Lehre und den Kriegsdienst bis in die frühen 50er Jahre. Doch sie passt nicht in das Bild vom Aufbruchsgeist der neuen westlichen Republik, die an das gerade Überwundene und Überstandene nicht gern erinnert werden mochte. Und das es möglich gewesen war, auch bei den Russen in Gefangenschaft zu überleben, in der heißen Phase des kalten Krieges 1959 ebenso wenig. Allzu mittelmäßig und unmoralisch schien zudem damals diese Figur, ein Mann ohne Eigenschaften – oder zumindest mit solchen, die seinem Vorwärtskommen immer wieder hinderlich waren und der schließlich doch als cleverer Geschäftemacher in der Wirtschaftswunderzeit reich wird.

Rudolf Lorenzen, in Lübeck geboren und in Bremen aufgewachsen, seit langem Wahlberliner, sagte einmal über seinen Helden: “Ich bin fertig mit Robert Mohwinkel”, dessen Lebenslauf zumindest bis zum Kriegsende weitgehend mit dem eigenen identisch ist. Nachdem er nach dem Krieg zunächst als Graphiker und Werbeberater gearbeitet hat, lebte Rudolf Lorenzen seit 1955 als freier Schriftsteller in Berlin. Daneben war er lange Zeit Literatur- und Theaterrezensent, Drehbuchautor, Liedertexter und hat vor allem, bis vor wenigen Jahren, für das öffentlich-rechtliche Fernsehen zahlreiche Reportagen, Dokumentationen und Fernsehspiele gedreht. Auf ein kleines kurioses Stück aus seiner Filmarbeit, dass wir Ihnen am Ende der Lesung zeigen, darf ich Sie jetzt schon neugierig machen. Daneben entstanden, neben vielen Erzählungen, zwei weitere Romane, 1962, Die Beutelschneider, eine Satire auf das deutsche Wirtschaftswunder und schließlich Anfang der 80er Jahre sein eigenes Lieblingsbuch und das wohl auch sprachlich avancierte seiner Werke: Cake Walk oder eine Reise in die Anarchie, eine Geschichte aus dem Spanien von 1909 bis zum Bürgerkrieg.

Alles andere als ein Held ist ein stiller Entwicklungsroman, nüchtern und ironisch, effekt- und teilnahmslos. „Dass es gleichfließend dahingeht, das ist ja gerade das Schicksal“ meint der Held im Roman. Es ist die Geschichte einer mühsamen Selbsterziehung, eines der auszog, um lieber zu träumen als sich domestizieren zu lassen. Und der mit seinem Gespür für bürokratische Korrektheiten und übersichtliche Sortierungen, für Hierarchien und Systeme, diesen letztlich doch nicht zu entgehen wusste. Oder vielleicht nur dadurch, dass er sie umtanzt“.  De roman vertelt de levensgeschiedenis van Robert Mohwinkel vanaf zijn tiende levensjaar en eindigt ergens in de jaren vijftig van de vorige eeuw, wanneer het Wirtschaftswunder zich langzaam maar zeker begint te voltrekken. Lorenzen hanteert een zeer directe en eenvoudige stijl en verteltrant. Lange zinnen zijn aan hem niet besteed, ingewikkelde zinsconstructies evenmin. Op de eerste pagina’s dreigde de roman maar langzaam op gang te komen en ik vroeg mij af of ik een dergelijke aanpak 507 pagina’s lang zou blijven appreciëren. Maar dat was snel voorbij. Lorenzen kan schrijven, zoveel is zeker en zijn roman bleef tot het einde mateloos boeien.

Opmerkelijk is het gegeven dat de roman volledig en uitsluitend vanuit het perspectief van de hoofdpersoon werd geschreven. Zijn wederwaardigheden en gevoelens leren we kennen en volgen we zeer gedetailleerd. Slechts heel af en toe beschrijft Lorenzen nevenkarakters vanuit hun eigen perspectief maar nooit langer dan een enkele alinea. En ofschoon de hoofdpersoon geen al te brisant karakter heeft gaat het nergens vervelen of storen te kunnen volgen hoe zijn leven verloopt en hoe hij zich daaronder voelt. Robert Mohwinkel is een wat timide jongeling met enkele minderwaardigheidsgevoelens die langzaam maar zeker een fascinatie voor de toentertijd moderne dansen ontwikkelde, een jongeling die de hoog gegrepen verwachtingen van zijn omgeving niet waar kon maken en er vervolgens niet al te veel moeite mee had om op een andere wijze carrière te maken dan zijn ouders voor hem in petto hadden. Een jongeling aan wie het opkomend nazisme in zijn vaderland vrijwel voorbij ging. Hitlerjugend en andere naziverbanden vormden weliswaar een fact of life maar konden Mohwinkel niet bepaald bekoren. Ook daar werden verwachtingen aan hem opgedrongen waaraan hij niet kon of wilde voldoen.

De oorlog betekende voor Mohwinkel vooral een verstoring van het leefritme dat hij langzaam maar zeker had weten te ontwikkelen en waar hij zich wel bij voelde. Als door wonder overleefde hij de oorlog inclusief krijgsgevangenschap in Rusland. Naar het schijnt beschrijft Lorenzen in zijn roman in grote lijnen zijn eigen levensloop, althans tot en met het einde van de oorlog. Daarna scheiden zich de wegen van auteur en hoofdpersoon. Na de oorlog tracht Mohwinkel zijn oude leven weer op te pakken om snel tot de vaststelling te komen dat dat niet mogelijk is, het lukt hem niet de draad van weleer weer op te pakken, er is teveel gebeurd en bovendien wil zijn omgeving ook niet echt meewerken. En zo begint de hoofdpersoon aan een zoekend en zwervend bestaan, aan het einde waarvan hij – voldoende onthecht – een nieuw evenwicht vindt. Maar voor het zover is beleeft Robert Mohwinkel in binnen- en buitenland tal van avonturen waardoor zijn levensverhaal leest als een heuse avonturenroman.

Deze roman, Alles behalve een held, verscheen in 1959 tegelijk met de Blechtrommel van Günther Grass maar sloeg toentertijd niet aan. De zichzelf analyserende en beschuldigende Duitse samenleving vond meer aansluiting bij de moralist Grass dan bij de verteller Lorenzen. Joachim Fest, de onlangs overleden Duits schrijver en historicus koesterde een fundamenteel wantrouwen tegen schrijvende moralisten. Nog vóór zijn verschijnen werd zijn “Ich nicht” aangemerkt als de tegenpool van Beim Häuten der Zwiebel – de autobiografie van Günter Grass. Waar Grass zich met literair machtsvertoon op voorhand verontschuldigt voor de onbetrouwbaarheid van zijn herinneringen, probeert Fest de lacunes in het geheugen te dichten. En waar Grass aanvoert door de ongewone tijdsomstandigheden van 1944 tot een laakbare keuze te zijn gedwongen, wil Fest met zijn boek laten zien dat het zelfs onder Hitler mogelijk was om deugdzaam te leven. Zijn vader, een overtuigd aanhanger van de Weimar Republiek, was al in 1933 ontslagen, maar weigerde zich met het Derde Rijk te compromitteren. Op de opmerking van zijn vrouw ‘dat we toch blijven wie we zijn’ als hij, de kostwinner van een groot gezin, zou toetreden tot ‘de partij’, antwoordde hij: ‘Dan verandert juist álles.’ Aan deze onbuigzaamheid heeft Joachim Fest zich zijn hele werkzame leven gespiegeld. Steeds heeft hij geprobeerd afstand te bewaren tot elke meerderheidsmening. In de jaren zeventig zocht hij de confrontatie met de tijdgeest door Der Müll, die Stadt und der Tod, een geruchtmakend theaterstuk van Fassbinder, als ‘fascisme van links’ te kenschetsen. Hij probeerde recht te doen aan de coupplegers van 20 juli 1944 toen deze nog als reactionairen golden.

Ook Lorenzen had, zo kort na de oorlog, niet de behoefte aan een diepgravende analyse van het schuldbewustzijn van de Duitser.  Zijn Robert Mohwinkel – onze held – worstelt zich door het leven, een leven dat na aanvankelijke tegenslagen langzaam maar zeker perspectief leek te gaan bieden toen de oorlog alles overhoop gooide, plannen en idealen overbodig en zinloos maakte. Mohwinkel staat voor de mens die zijn leven tracht te leiden in de omgeving die door anderen bepaald, geconstrueerd wordt. Dat die omgeving steeds dieper doordrong in en in greep in de persoonlijke leefwereld van de individuele burger, drong tot veel van die burgers pas door toen het te laat was.

Aan het einde van de roman, begin jaren vijftig is Mohwinkel voor het eerst openhartiger over zijn ‘oorlogsverleden’: “Ik heb meegedaan, jarenlang. Ik was zelfs graag leider geworden. Maar daar was ik het type niet voor (-). Hoe we erbij kwamen op zondag met z’n allen te marcheren en ons op stoffige excercitieplaatsen te laten bedelven onder onder de pathetische frasen, zullen we misschien nooit begrijpen. Ik denk er niet graag aan terug, ik denk er nooit over na hoe het zover kon komen. Ik ben een uiterst onverschillig mens, met mij is niets mis. Maar dat ik indertijd zelfs leider wilde worden, neem ik mezelf tot op de dag van vandaag kwalijk”. Na deze ontboezemingen overpeinst zijn gesprekspartner, de joodse notaris Abendroth het zojuist gevoerde gesprek. “Zijn opvatting dat tachtig van de honderd zingende en marcherende Duitsers niet hadden geweten hoe ze erbij kwamen zo te marcheren en te zingen, werd steeds sterker”. Robert Mohwinkel, de apolitieke burger die niet in staat was het heersende antisemitisme aan te hangen omdat de individuele joden die hij kende prettige, beschaafde en aangename medeburgers waren. Voor het overige ontbreekt de joodse kwestie in deze roman, zoals er ook geen passages besteed worden aan de holocaust, hetgeen in de visie van Daniël Goldhagen ondenkbaar zou zijn geweest. Ook de Kristalnacht wordt niet gememoreerd terwijl die wrange geschiedenis toch ook in Bremen doorgedrongen moet zijn. Ook Robert Mohwinkel moet daar toch een enkele gedachte aan besteed hebben. Mocht dat zo zijn, Lorenzen heeft die gedachte in ieder geval niet opgetekend. Is dit een tekortkoming aan het boek? Ja en neen.

Ja, omdat de holocaust een ontzagwekkend gebeuren is geweest dat aan de Duitsers, althans in de lezing van Daniël Goldhagen, niet ontgaan kan zijn. En juist omdat Mohwinkel werkelijk op de voet wordt gevolgd, door de jaren heen, lijkt het onaannemelijk dat hij op die ene passage over de Joden die hij persoonlijk kende, niet wat vaker zou hebben stilgestaan bij de joodse zaak.

Neen, omdat Lorenzen een mensenleven beschrijft waarin ’n oorlog voorkomt, zoals het vooral oorlogen lijken te zijn die de menselijke geschiedenis kenmerken. Het individu mag zich laten meeslepen in krijgshaftige taal, de meeste individuen (godsdienstfanaten daargelaten, maar Mohwinkel had in het geheel niets met religie) zullen een oorlog beschouwen als onheil van buitenaf. Zo ook Mohwinkel. En juist dié impact wordt door Lorenzen heel indringend beschreven.

Moge het andere werk van Lorenzen maar gauw vertaald worden, het lijkt me meer dan de moeite waard. Zijn eerste grote roman geniet momenteel kennelijk een hernieuwde belangstelling. Is dat een gevolg van het gegeven dat de Duitser de zelfbeschuldiging achter zich laat? Steeds minder behoefte heeft aan het moralisme van schrijvers als Günther Grass?

 

Enno Nuy

September 2006

 

Geraadpleegde bronnen:

voor de passage over Joachim Fest: Volkskrant 13 september 2006: Onbuigzaam en bovenal deugdzaam stilist; Postuum.  Sander van Walsum

Sebastian Haffner: Literatur von und über Rudolf Lorenzen im Katalog der Deutschen Nationalbibliothek

Roberto di Bella: http://www.mynetcologne.de/~nc-contzeha/lithaus/200205/lorenz.htm

 

2018-11-02T12:23:42+00:00