Leigh Fermor, Patrick – Een voettocht langs Rijn en Donau

Atlas, Klassieke reizen,559 pagina´s

 

Robert Macfarlane van onder andere De oude wegen raadde dit boek aan. Patrick Leigh Fermor leefde van 1915 tot 2011 en leidde een veelbewogen leven zoals dat heden ten dage nauwelijks nog mogelijk is. Hij werd schrijver maar had ook een amoureuze liaison met een Roemeense prinses, groeide in de WO II tot verzetsheld in Griekenland en op Kreta en zag later een van zijn boeken verfilmd worden om vervolgens zelf scriptwriter in Hollywood te worden. Maar voor het zover was vertrok hij op 18-jarige leeftijd voor een voetreis langs Rijn en Donau met Konstantinopel als het ultieme reisdoel. De reis zou twee jaar duren. De eerste twee delen van zijn laat gepubliceerde reisbeschrijvingen zijn in één band ondergebracht. Het slotdeel heeft hij niet kunnen voltooien.

Wat het meest interessante is aan dit uiteindelijk toch fascinerende boek, is het feit dat de reis zich juist in die vooroorlogse jaren afspeelt. De nazi’s werpen hun schaduw reeds vooruit, Hitler staat aan het begin van onvoorstelbare carrière en het Avondland lijkt zich onderbewust reeds bewust te zijn van wat komen gaat. Ofschoon Leigh Fermor tijdens zijn reizen vele aantekeningen maakte, is duidelijk dat hij veel van zijn overpeinzingen en zeker de historiografische passages later aanbracht. Het is onmogelijk je zoveel jaar na dato nog tal van details te herinneren die je onderweg verteld zouden zijn en ofschoon hij ruimschoots de gelegenheid kreeg in tal van kastelen lokale bibliotheken te raadplegen was zijn verblijf aldaar doorgaans van dermate korte duur dat het onmogelijk is je allerlei geschiedkundige details eigen te maken.

Nu geeft dat op zich niet maar je krijgt nogal eens de indruk te maken te hebben met een grote wijsneus, vroegrijp en dermate belezen en getuigend van een encyclopedische kennis en inzicht, dat het aan het ongeloofwaardige grenst. Dat vindt hij overigens zelf ook regelmatig, als hij zich voor zijn kennis verontschuldigt. Persoonlijk vind ik de beschrijvingen van de voettochten zelf het mooist, terwijl ook de vele, vele anekdotes die hij beschrijft zeer de moeite waard zijn, soms ontroerend, soms hilarisch. Minder tot de verbeelding sprekend zijn de nogal wijdlopige beschrijvingen van kathedralen en andere godshuizen. Hij kan er niet genoeg van krijgen en kan pagina’s lang doorgaan over bouwtechnische details die nog eens ten overvloede duidelijk maakten dat de schrijver ook op het gebied van architectuur en bouwkunst meer dan gemiddeld onderlegd was. Hier had hij zich wat mij betreft wel wat mogen beheersen, temeer daar het Europa dat hij doortrok volstond met barokke gebouwen die ik überhaupt tot de minst aantrekkelijke reken.

Leigh Fermor bedient zich van vaak barokke taal, hetgeen de leesbaarheid niet altijd ten goede komt. Maar schrijven kan hij wel! Ook al bedient hij zich om de haverklap van termen die niet meer gangbaar zijn en heden ten dage niet meer gebezigd worden. Veel opzoekwerk derhalve en de uitgever of vertaler had ons hier best tegemoet kunnen komen met een verklarende woordenlijst of liever nog voetnoten onder aan de pagina’s. Ik noem hier in willekeurige volgorde enkele termen die ik nog niet eerder ergens tegenkwam: Ikabodgevoel, Irredentistische eisen, Vitruviaanse en palladiaanse constructies, Een Piranesi-pose, een halfdekslach,  Micawber-achtig optimisme, Gegaufreerde soffieten, Perpendiculaire, Defenestraties en een Utraquistische sekte der Hussieten, gaons, cataleptische betovering en een op meridithiaanse wijze gebogen been. Ook lardeert de schrijver zijn teksten met vele Latijnse citaten. Deze worden echter geen van alle vertaald en dat is echt een omissie. Zelfs voor iemand als ik die ooit zeven jaar Latijn kreeg onderwezen.

Grappig is dat hij diep in het Duitse land spreekt van onbeduidende plaatsjes die een beeld hebben nagelaten van vrouwen die op hun erven graan strooien voor een troep kippen… Ik bezit een schilderij van J. La Fargue, uit de Haagse school, voor zover ik heb kunnen achterhalen. Dat schilderij, een erfstuk, heeft op mij altijd een diep Duitse indruk gemaakt, iets wat me niet direct leek te rijmen met de Haagse school. Het tafereel toont een oude vrouw die op een boerenerf in een bosachtige omgeving graan strooit voor een troep kippen…

Prachtig en uitermate leerzaam zijn de uitgebreide passages die hij aan Transsylvanië wijdde. Deze geschiedenis staat symbool voor al die andere claims op land door verschillende etnische groepen, steevast tot de grootst mogelijke rampen leidend. Vooral wanneer er gewoon te weinig bronnen voorhanden zijn die geraadpleegd kunnen worden om geschillen te slechten. “Het is bijna overbodig op te merken dat de woordvoerders van beide partijen, bronnen aanhalend of ter discussie stellend en deze verrijkend met linguïstische kanttekeningen, archeologie, geografie, plaatsnamen, godsdienst en een hele verzameling indirecte bewijzen, alle argumenten die hun niet zinnen, kunnen wegredeneren met het overtuigende gemak dat een lange ervaring verraadt”, schrijft Leigh Fermor. Om even verderop tot de volgende al even fraaie slotsom te komen: “De interpretaties lopen even sterk uiteen als het werk van twee paleontologen, van wie de een een brontosaurus en de ander een mastodont uit hetzelfde handjevol botfragmenten reconstrueert. ‘Laten we aannemen’, wordt enkele pagina’s later: ‘We mogen aannemen’, wat, weer wat later, wordt: ‘Zoals we hebben aangetoond’, en weer een paar bladzijden verder is de schuchtere beginhypothese verhard tot een brutaal vaststaand merkteken, terwijl er toch al die tijd geen atoom nieuw bewijs is aangedragen”.

Zoals gezegd zijn de reisbeschrijvingen heerlijk en zij geven een fraai beeld van de stroomgebieden van die ene grote rivier die van oost naar west stroomde en die andere die de tegenovergestelde richting verkoos en waarvan veel of bijna alles spoedig vernietigd zou worden in niets ontziend oorlogsgeweld. En tragischerwijs geldt dit al evenzeer voor de vele innemende en schitterend beschreven families bij wie hij onderweg te gast was. Waarbij je eerlijkheidshalve wel moet opmerken dat al deze fascinerende persoonlijkheden zich in een eindeloos dolce far niente leken te bevinden. En als mensen van vlees en bloed moet ook op hun weg rampspoed en ellende zijn voorgekomen. Niets daarvan wordt door de schrijver vermeld die zelf als wandelaar al evenzeer een gelukkige hand scheen te hebben in het kiezen van zijn pad. Geen ontberingen of wat er maar in de verste verten op zou lijken. Jammer dat er niet aantal tekeningen van de schrijver is opgenomen in dit ondanks enkele kritische kanttekeningen heerlijke boek.

 

Enno Nuy

Juni 2013