Kalman Stefánsson, Jón – Zomerlicht, en dan komt de nacht

Anthos, 238 pagina’s

 

Pas nu verschijnt de Nederlandse vertaling van het romandebuut van de IJslandse schrijver Jón Kalman Stefánsson onder de titel Zomerlicht, en dan komt de nacht. Kalman Stefánsson is, ik schreef dat al eerder, een fenomenaal schrijver en naar nu blijkt was hij dat al bij zijn debuut.

In werkelijk bedwelmend proza beschrijft hij in deze roman het leven in een klein dorpje in het westen van IJsland. In acht hoofdstukken passeren de levens van telkens verschillende dorpsbewoners de revue en maakt de schrijver ons deelgenoot van tal van tragikomische anekdotes en voorvallen. Ieder hoofdstuk wordt als in een Grieks drama voorafgegaan door een soort koorzang: in de wij-vorm mijmert de schrijver over het leven in het algemeen en dat van zijn personages in het bijzonder. Ze worden tegen het licht van het onontkoombare gehouden, bijvoorbeeld als de schrijver opmerkt: “Iedereen zit vastgeklonken in het magnetische noorden van zijn gewoonten”. Alsof we van een afstandje naar de hoofdrolspelers kijken en zien hoe ze voortploeteren. In een leven waarin zich – ook al betreft het hier een slechts kleine gemeenschap – tal van wederwaardigheden voordoen. En het is alsof de mensen hun lot volkomen gelaten ondergaan, alsof ze beseffen dat het geen zin heeft je tegen je lot te verzetten. En soms doet een mens dingen waarvan hij ergens wel beseft dat ze niet verstandig zijn maar wie kent zichzelf volledig? En wie heeft zichzelf helemaal in de hand? En zo lopen sommige geschiedenissen volkomen uit de hand. Maar uiteindelijk heerst er telkens weer een soort mildheid, mildheid van de schrijver jegens zijn personages, mildheid van de koorzang jegens de hoofdrolspelers en mildheid van die hoofdrolspelers jegens elkaar. Heel kort gezegd: in bedwelmend proza schijft Jón Kalman Stefánsson over de liefde.

De liefde voor elkaar, voor hun dorp, hun cultuur, hun land. En geregeld laat de schrijver ons zien hoeveel moeite mensen soms hebben met veranderingen. Veranderingen die worden ingezet omdat de nieuwe tijd nu eenmaal tal van nieuwe ontwikkelingen met zich meebrengen die het comfort voor de mensen zouden moeten verhogen. Een nieuwe weg brengt je sneller bij je doel maar je krijgt onderweg plotseling heel wat minder prachtige natuurschoon te zien want de nieuwe tijd is niet geïnteresseerd in natuurschoon. En ook een bibliotheekje, een breifabriek, de postbode, de brieven en andere gelegenheden voor sociaal contact moeten alle het onderspit delven. Het zijn eeuwenoude waarden die met die nieuwigheden teloor gaan. En de mensen lijden daaronder maar ze lijden in stilte, gelaten. Maar vaak vragen ze zich af: waarom leven we in vredesnaam?

Jón Kalman Stefánsson is een onnavolgbaar verhalenverteller. Zijn proza is ronduit verslavend en je krijgt diepe bewondering voor al die mensen die ondanks soms verschrikkelijke tegenslagen voortgaan met hun leven, tot het moment waarop ze sterven en zich afvragen waarom en waarvoor ze in godsnaam geleefd hebben. Wat een prachtige en indrukwekkende roman. Jón Kalman Stefánsson is een van de weinige schrijvers die zijn lezers diep weet te ontroeren en op de een of andere manier zijn al zijn romans vrijwel tijdloos. De personages van Kalman Stefánsson zullen nooit in geschiedenisboeken tevoorschijn komen maar zij zijn wel de echte helden van de menselijke soort. Het is zo verheffend dat er een schrijver is die hún leven schildert en hen aan de vergetelheid ontrukt. Ik kijk reikhalzend uit naar zijn nieuwe boek.

 

Enno Nuy maart 2018