Kalman Stefánsson, Jón – Vissen hebben geen voeten

Anthos, 344 pagina’s

 

“En dan ga je het lavaveld in dat aanvankelijk een oerkreet is, en vervolgens een met mos begroeid zwijgen”. Een van de eerste zinnen die ik lees in de nieuwe roman van de IJslandse schrijver Jon Kalman Stefánssson en ik weet het dan al zeker: dit wordt weer een prachtig verhaal. Het eerste wat opvalt aan de taal van deze schrijver is de treffende soepelheid. Als hij in de nacht over een door straatverlichting beschenen weg rijdt, spreekt hij van licht dat het zicht bedekt. Je kunt immers zwerk noch sterren meer zien, het is misschien handig dat je een stukje asfalt ziet maar je bent je plaats in het universum volledig uit het oog verloren. The bigger picture has gone.

“Het leven groeit door woorden en de dood huist in het zwijgen. Daarom moeten wij blijven schrijven, verhalen vertellen, dichtregels en verwensingen mompelen en zodoende de dood verre houden, voor even”. Het is prachtige taal en hoe waar! En Stefánsson is een verhalenverteller, dat bewees hij al met zijn trilogie Hemel en hel, Het hart van de mens en Het verdriet van de engelen.

Kalman Stefánsson plaatst het leven van eenvoudige en gewone mensen in de wereld die de mensen er gezamenlijk van gemaakt hebben, een wereld waarin machten zijn ontstaan die de mensen boven het hoofd groeiden of waar het lot bestiert zonder inspraak voor ons aan wie het lot zich opdringt. Prachtig is het verhaal van Grettir en Helena over wie Kalman Stefánsson schrijft: “Er gebeurde nooit iets opmerkelijks in hun leven, ze leefden gewoon van de visvangst en de schapen, kenden de namen van de bergen om hen heen en ook die van een paar beken en ze keken naar het gedrag van de vogels of het gauw koud zou worden, hadden aan de andere kant weinig eisen, ze waren gauw vergeten, maar toch kregen ze waar de meeste mensen van dromen: zestig jaar lang op hun manier gelukkig zijn, hoe valt de grootheid van een mens te meten?”

En verderop schrijft hij: “Grote gebeurtenissen in de geschiedenis zijn niet het bouwen van de piramiden, de triomfen van Napoleon, de expansie van het Britse imperium, maar het eerste woordje, de eerste poging te gaan staan, misschien is er niets groters dan het leven te zien groeien”. Dit lijkt mij wel de kern van het schrijverschap van Kalman Stefánsson tot nog toe. En zo voltrekt zich ook het leven van Ari, schrijver, dichter en uitgever die gaandeweg steeds verder weg raakt van zijn schrijverschap en op enig moment uitgever blijkt van boekwerkjes waar de markt kennelijk om vraagt maar die niets meer van doen hebben met de zoektocht naar waarachtigheid. En onderweg strandt zijn huwelijk, nodeloos lijkt het wel maar het gebeurt toch. En in afwisselende scenes tussen nu en toen vertelt Kalman Stefánsson ons een prachtige familiesaga van een vissersgeslacht op de ruwe en ongenaakbare IJslandse wateren. Een verhaal over ons onvermogen onszelf en de ander te kennen, ons beperkte talent ons eigen leven te sturen en de moeizame weg naar het aanvaarden van onszelf en ons lot.

Wat een prachtig boek, ik kijk nu al uit naar de volgende roman van deze schitterende verhalenverteller.

 

Enno Nuy, maart 2015