Harris, John – Enhancing Evolution

Princeton, 205 pagina´s

In Enhancing Evolution onderzoekt de Britse ethicus John Harris de ethische en morele implicaties van nieuwe technieken die de mens in staat stellen verbeteringen aan te brengen in eigen lichaam en geest. Niet alleen door disfunctioneren op te heffen met medicijnen en therapie maar door de toepassing van bijvoorbeeld gentechnologie. Harris laat op een overtuigende wijze – door gebruik te maken van de logica – zien hoe de tegen verbeteringstechnieken ingebrachte morele bezwaren geen stand houden. Dit boek is een onneembare horde voor wie meent dat het leven een geschenk van god is. Voor wie niet door zulke waanideeën wordt gehinderd evenwel, ontvouwt zich hier behalve heel veel stof tot nadenken tevens een geweldig uitdagend perspectief!

Goed doen

Goed doen is een morele plicht, stelt John Harris, Professor of Bioethics aan de University of Manchester School of Law, tevens lid van Britain’s Human Genetics Commission. En als we verbeteringstechnieken kunnen inzetten om mensen langer te doen leven en minder vatbaar voor allerlei ziekten te maken, wat zou daar op ethische of morele gronden tegen zijn? Het gebruik van medicijnen zelf is niets anders dan het frustreren van de natuurlijke gang van zaken. En de scheiding tussen medische therapie en verbeteringstechnieken wordt steeds vager. Stel dat het mogelijk wordt om nieuwe cellen te ontwikkelen waardoor mensen n iet langer vatbaar zijn voor HIV en kanker, moeten we die mogelijkheid dan onbenut laten omdat het op een of andere manier ethisch onwenselijk zou zijn? Harris is verfrissend duidelijk en helder: vanaf het begin van haar bestaan is de mensheid bezig haar soort te verbeteren. Tot nog toe gebruikte de mens daarvoor taal en werktuigen maar gaandeweg wordt het instrumentarium uitgebreid met bijvoorbeeld stamceltechnologie, genetic engineering, cognitive enhancing drugs enzovoort.

Men kan de vraag naar doel en nut van wetenschap op tal van manieren benaderen maar centraal staat toch de vooronderstelling dat wetenschap bijdraagt aan goed doen. Wetenschap en technologische innovaties worden ingezet om disfunctioneren op te heffen maar ook om het functioneren zelf te verbeteren. En verbetering is in de visie van Harris een morele plicht. Het is evident dat deze discussie een stuk eenvoudiger is te voeren wanneer je niet wordt gehinderd door de godsidee, de visie waarin het leven een geschenk van god is en waar goddelijke ge- en verboden de grenzen aangeven waarbinnen de moraal zich mag bewegen.

 

Van willekeur naar doelbewust

Stel dat we onze kinderen een zodanige briljant lerarenkorps konden bieden dat ze intelligenter, knapper, gezonder en gelukkiger hun opleiding zouden kunnen afronden, ligt het dan niet voor de hand dat we dat zouden toejuichen? En stel dat we diezelfde resultaten zouden kunnen bereiken met verbeteringstechnieken, waarom zou ons dan op ethische gronden opeen een halt moeten worden toegeroepen? En als deze aanname juist is, geldt zij dan niet evenzeer voor de medische wetenschap?  Wat is de zin van kennis en begrijpen als ze niet worden aangewend om te verbeteren, dingen ten goede te doen keren? De mensheid heeft een punt bereikt waarin die verbeteringsmogelijkheden ook zullen leiden tot wijziging van de mensheid zelf. Anders gezegd, de willekeur van de Darwiniaanse evolutie wordt vervangen door opzettelijke of verbeteringsevolutie.

En onze genetische erfenis kan wel wat verbetering gebruiken. Dat doen we trouwens al veel langer, denk aan brillen, tal van medische ingrepen en vaccinaties maar ook de transitie van jagen en verzamelen naar landbouw, het gebruik van werktuigen en het temmen van dieren zijn allemaal verbeteringstechnieken. Stel je voor dat onze aap-voorouder had besloten dat het welletjes was zo en dat de evolutie op dat moment had moeten stoppen. Wij zouden er dan nooit zijn geweest en waarom zouden wij de verbeteringsevolutie niet toepassen in plaats van die toch wat erg willekeurige natuurlijke selectie haar werk laten doen?

Gezondheid en ziekte zijn goed gedefinieerd en het dragen van een bril, door Harris gepresenteerd als een verbeteringstechniek, wordt door de criticasters geacht een disfunctioneren, een afwijking van de norm op te heffen. Maar een microscoop wordt niet gebruikt om een dysfunctie op te heffen. Waarom dan zou het dragen van een bril wel en het gebruik van een microscoop niet mogen, vraagt Harris zich af. Wie op principiële gronden verbetering afwijst, zal antwoord moeten geven op de vraag waarom het moreel niet verwerpelijk zou zijn om een verrekijker of een microscoop te gebruiken. De ontsnappingsroute die hier veelal gevolgd wordt is erop te wijzen dat het hier om mechanische verbeteringen gaat en dat moraal daar geen rol zou spelen.

 

Wel vaccins maar geen gentech?

Wereldwijd hebben we baat bij vaccinaties en niemand , op enkele religieuze sekten na, staat stil bij het feit dat we bij vaccinaties wel degelijk ingrijpen in de chemie van het menselijk lichaam. Maar wanneer wij vaccinaties moreel niet verwerpelijk vinden, op welke gronden zou er dan moreel bezwaar gemaakt kunnen worden tegen het wijzigen van genen, of het inbrengen van nieuwe genen, bijvoorbeeld om de menselijke soort immuun te maken voor HIV en kanker?

In plaats van deze verbeteringen te omarmen (voor alle duidelijkheid: zover zijn we nog niet maar er wordt wereldwijd fundamenteel onderzoek verricht om zulke nieuwe technieken te ontwikkelen) worden we nu geconfronteerd met onbetaalbare ziekenzorg omdat de farmaceutische industrie volstrekt immoreel de prijzen van medicijnen opstuwt. Met onder andere als gevolg dat we nu patiënten medicijnen gaan onthouden omdat ze te duur zijn en te weinig winst in termen van kwalitatief aanvaardbaar leven opleveren. Van dit moreel kennelijk wel aanvaardbare concept worden alleen de zorgverzekeraars beter.

 

Bioterrorisme

Ook het argument dat een genetic engineer in feite een bioterrorist is, houdt geen stand. Wanneer we de evolutie aan de natuur overlaten, accepteren we dat uit de genen van een ouderpaar nieuw leven ontstaat. Kijken we naar de wereld om ons heen, dan s er geen reden tot vrolijkheid of zorgeloosheid over deze ‘natuurlijke selectie’.. Ouders hoeven geen verantwoording af te leggen voor de nazaten die zij op de wereld zetten. Hoe anders is de werkwijze bij wetenschappelijk werk, waar wetenschappers op tal van manieren en momenten verantwoording af moeten leggen voor hun werkwijzen en hun procedures. Dit alles betekent geenszins dat risico’s van misbruik verwaarloosbaar zouden zijn maar te suggereren dat de nieuwe genetisch gemanipuleerde mens de oude soort als inferieur zal inzetten als slaven of als onnut zal uitroeien, is niet bepaald gezond redeneren.

Chemische verbeteringstechnieken worden wereldwijd allang toegepast. Miljoenen kinderen en volwassenen slikken Ritalin en Amerikaanse soldaten krijgen pilletjes op de heenweg om ze “fit for combat” te maken en andere pilletjes op de terugweg om ze bij de les te houden zodat ze veilig terug kunnen keren. Doping in de sport wordt afgewezen omdat een atleet met chemische hulpmiddelen een voordeel ten opzichte van zijn tegenstanders zou kunnen behalen maar dat argument valt onmiddellijk weg wanneer doping wel zou worden toegestaan waarmee alle atleten over die middelen zouden kunnen beschikken.

Ook het argument dat verbeteringstechnieken moreel verwerpelijk zouden zijn omdat ze niet voor alle wereldburgers in gelijke mate beschikbaar zouden zijn, houdt geen stand. Moeten wij niertransplantaties afwijzen omdat we niet alle burgers met nierfalen – waar  ook ter wereld – aan een donornier kunnen helpen?

 

Voor god spelen

En ook het argument dat we niet voor god mogen spelen houdt geen stand. Als het fout zou zijn in te grijpen in de natuur, zouden we geen medische wetenschap kunnen of mogen bedrijven. En wanneer verbeteringstechnieken evident voordeel brengen, goed doen, dan hebben we de morele plicht ze toe te passen. Vaak wordt de term transhumanisme gebezigd maar Harris wijst deze term af aangezien ze suggereert dat een andere vorm van mensheid het doel van verbetering zou zijn. Maar dat is niet het geval. Het doel van verbeteringstechnieken is slechts dat: verbetering. Harris voegt er wel aan toe dat hij niet inziet waarom hij onder alle omstandigheden ‘menselijk’ zou moeten blijven wanneer hij in een andere, getranshumaniseerde vorm een beter leven zou kunnen leiden.

Het argument dat alleen die verbeteringen die voor iedereen gelijkelijk beschikbaar zijn als moreel aanvaardbaar kunnen worden beschouwt countert Harris met de volgende vergelijking. Stel dat twee zussen kanker hebben waarbij de ene zus wel en de andere niet kan worden genezen, dan ontzeggen we de geneesbare zus toch niet een behandeling omdat de andere zus daar geen baat bij heeft? De morele imperatief voor verbeteringstechnieken ligt, aldus Harris, in de mate waarin deze technieken bijdragen aan de veiligheid en gezondheid van mensen en eventuele risico’s moeten worden afgewogen tegen de voordelen op basis van hun omvang en waarschijnlijkheid. Waar het om gaat is of verbeteringen bijdragen aan het redden van levens of het uitstellen van de dood. En een scherpe lijn tussen behandeling en verbetering is niet te trekken, ze sluiten elkaar niet uit maar gaan naadloos in elkaar over.

 

Onsterfelijkheid

De meest gehoorde kritiek op levensverlengende ingrepen zijn

  • Levensverlenging zou onrechtvaardig zijn omdat het niet voor iedereen is weggelegd
  • Onsterfelijkheid zou tot ondraaglijke verveling leiden
  • Persoonlijke identiteit kan niet overeind blijven in zulke enorme tijdspannes
  • Onsterfelijkheid zou tot overbevolking leiden
  • Onsterfelijkheid is onbetaalbaar.

Wanneer men zich de vraag stelt of mensen onsterfelijk moeten of mogen worden gemaakt ia in het huidige debat het antwoord doorgaans ontkennend. Maar wanneer de vraag gesteld wordt of het aanvaardbaar is mensen immuun te maken voor de range aan ziekten zoals we die heden ten dage kennen, zal deze vraag doorgaans niet ontkennend worden beantwoord. Ook niet wanneer een neveneffect van al die medische ingrepen die ons immuun maken voor al die ziekten, is of zou zijn dat we daardoor onsterfelijk worden.

En wanneer het geheugen niet toereikend zou zijn om alles te onthouden, zouden er dus meerdere persoonlijkheden in de loop van de tijd kunnen ontstaan. Criticasters zeggen dan dat persoonlijkheid C zich persoonlijkheid A niet meer zal herinneren. Harris brengt daar tegenin dat het nog maar de vraag is of het geheugen ontoereikende capaciteit zal hebben maar bovendien dat het argument van overbevolking hiermee zou komen te vervallen. In plaats van verschillende persoonlijkheden in verschillende lichamen, ontstaan er in deze visie meerdere persoonlijkheden in de loop van de tijd in hetzelfde lichaam. Vermenigvuldiging van zelfen in hetzelfde lichaam is dermate ecologisch duurzaam, dat het wel eens de toekomstige voortplantingsvorm zou kunnen worden.

En met een simpele rekensom laat Soren Holm zien dat de zorgkosten drastisch dalen wanneer de levensverwachting zou stijgen van 80 naar 1.000 jaar. Harris pleit ervoor  koudwatervrees van ons af te schudden en de wetenschappelijke zoektocht naar onsterfelijkheid te omarmen, zolang die zoektocht maar gepaard gaat aan ethische en sociale begeleiding opdat we opgewassen zijn tegen een wereld met parallelle bevolkingen van sterfelijken en onsterfelijken.

 

De tirannie van de meerderheid

Met een beroep op John Stuart Mill stelt Harris dat de vrijheid van reproductiekeuze niet betwist kan worden aangezien er geen sprake van is dat zulk een vrijheid aan andersdenkenden schade zou berokkenen of diens vrijheden in zou perken. Iets simpelweg verbieden omdat de meerderheid dat zou ondersteunen heeft niets met werkelijke vrijheid van doen, dan is er inderdaad slechts sprake van de tirannie van de meerderheid. Vrijheid impliceert tevens dat men de vrijheid heeft dingen te doen die anderen ongemakkelijk of verwerpelijk vinden. En, stelt Harris, wanneer we hebben vastgesteld dat de vrijheid van procreatie ons niet kan worden onthouden, dan betekent dat tevens dat de technieken om vorm en inhoud aan die vrijheid te geven evenmin verboden mogen worden. En er ligt een duidelijke juridische basis onder deze uitgangspunten, zoals Harris laat zien met citaten uit het werk van Antje Pedain en Ronald Dworkin.

 

Alleen inspanning geeft bevrediging?

In de voortreffelijke serie De volmaakte mens van Bas Heijne concentreerde de laatste aflevering Wat is de mens zich op een publieke discussie onder leiding van de Amerikaanse ethicus Michael J. Sandel. Een van de argumenten tegen verbeteringstechnieken uit het publiek was dat de waardering voor behaalde resultaten zal dalen wanneer chemische middelen of technische ingrepen capaciteiten en kwaliteiten sneller mogelijk maken. Ook Sandel onderschrijft dit argument. Harris gaat uitgebreid in op diens argumentaties. Zijn redenatie luidt als volgt: als ik nu een sterk atleet wordt door goede voeding gecombineerd met intensief trainen dan valt mij waardering ten deel. Wanneer ik in plaats van of naast die gezonde voeding chemische middelen inzet om de prestaties van mijn lichaam te kunnen verbeteren, waarom zou dan de waardering voor mijn prestaties vooral richting de leveranciers van mijn pillen moeten gaan? In het eerste geval immers gaat die waardering toch ook niet naar mijn groenteboer? Bovendien, stelt Harris, ook mét die chemische middelen zal intensieve training nog steeds noodzakelijk blijven. Wanneer het mogelijk zou zijn om een lichaam ongekende prestaties te laten verrichten enkel door gebruik te maken van chemische middelen en dus zonder de noodzaak van intensieve training, dan zal de waardering voor zulke prestaties snel afnemen maar ook dan is er geen ethisch argument dat in deze discussie een rol speelt.

 

Genderselectie

Geslacht, kleur van ogen of haren en andere trekken zijn  óf belangrijk, óf onbelangrijk. Hoe het ook zij, in moreel opzicht zijn deze kenmerken van geen belang. Het is niet moreel beter een meisje te zijn dan een jongetje of andersom. Welnu, stelt Harris, als dat het geval is en als die trekken dus niet echt wezenlijk of belangrijk zijn, waarom zou je ze dan niet overlaten aan de keuze door de ouders? Maar zelfs in het geval ze wél belangrijk zouden zijn, zou dat dan niet reden te meer zijn om ze niet over te laten aan het toeval en ze juist wel over te laten aan keuze door de ouders?

De meest gehoorde bezwaren tegen genderselectie zijn discriminatie en onbalans tussen mannen en vrouwen. Harris merkt in dit verband op dat in het geval de genderselectie aan het toeval wordt overgelaten en de procreatie een resultante is van een huwelijk eventuele vooroordelen en discriminatoire opvattingen evenzogoed kunnen optreden door de partnerkeuze. Zie het belang dat in vele culturen wordt gehecht aan mannelijk nageslacht, zie de onderworpen positie van vrouwen in evenzovele culturen. Niets wijst erop, aldus Harris, dat genderselectie toestaan aan ouderparen onmiddellijk zal leiden tot een onbalans. Bij die stelling zijn wel vraagtekens te plaatsen en de vraag is hoe een eventuele onbalans in een vrije keuze samenleving zou kunnen worden omgebogen, bijgestuurd.

 

Stof tot nadenken

Enhancing Evolution is een verzameling gedachtenexperimenten om te verkennen welke ethische en morele implicaties zich aandienen in de discussie over verbeteringstechnieken. Harris redeneert met een ijzeren consequentie. De enige vraag die hem in dit boek interesseert is of verbeteringstechnieken, waren zij technisch mogelijk en daarmee beschikbaar, moreel aanvaardbaar zijn of niet. Hij suggereert niet dat alles wat we kunnen bedenken ook daadwerkelijk mogelijk is en evenmin gaat hij voorbij aan mogelijke risico’s of gevaren. Deze morele verkenningen zijn onvermijdelijk in de discussies over stamceltechnologie, genetic engineering en transhumanisme. Via de hieronder geplaatste links zijn video’s van John Harris te bekijken, buitengewoon leerzaam en interessant.

 

https://www.youtube.com/watch?v=SQSTRITPyHY

https://www.youtube.com/watch?v=uBqb71y22Rs

 

Enno Nuy, oktober 2015