Gray, John – De ziel van de marionet

AMBO, 168 pagina´s

 

Heinrich von Kleist (1777 – 1811) opperde al dat zelfbewustzijn een obstakel kan zijn voor een leven in vrijheid. Van oudsher, zegt Gray, wordt gesuggereerd dat de mens bij de alledaagse wijze van bewustzijn klem komt te zitten tussen de mechanische bewegingen van het lichaam en de vrijheid van de geest. Vrijheid stond in de mystieke tradities dan ook voor een innerlijke toestand waarin het normale bewustzijn is overstegen. In onze huidige tijd, stelt Gray, is vrijheid niet meer dan een verhouding tussen mensen. En hij wijst er meteen op dat wanneer vrijheid inhoudt dat je een ander laat leven zoals hij verkiest, er onder de mensen altijd tallozen zijn die het zelf graag zonder vrijheid stellen. Vrijwel overal maar zeker in de westerse wereld is de gnostische overtuiging dat kennis de mens vrijheid kan verschaffen, de overheersende religie geworden, aldus Gray. En waar traditionele gelovigen menen dat het kwaad niet uit de wereld kan worden gebannen, dromen seculiere gelovigen ervan een hogere mensensoort in het leven te kunnen roepen. Of, in termen van Bruno Schulz (1892 – 1942): ‘de mensheid mag dan een gril van de natuur zijn, nu het menselijke dier in de wereld is geworpen, kan het zijn groeiende kennis gebruiken om zichzelf te herscheppen in een hogere vorm’. Gray hierover: “Vanuit dat perspectief bezien is de evolutiecultus onbedoeld een versie van demiurgie”. De wereld en haar bewoners worden gebouwd volgens een plan waarin het toeval een grote rol speelt én: “In de meest ambitieuze versies van het wetenschappelijk materialisme zíjn mensen marionetten: poppen aan genetische touwtjes, die door een evolutionair toeval bewustzijn hebben gekregen”.

Ook de dichter Leopardi (1798 – 1837) constateert dat de moderne beschaving wordt gedreven door toename van kennis. En de opmars van de rede heeft ertoe geleid dat voor de beschaving noodzakelijke illusies zwakker worden. (Zo’n korte zin geeft onmiddellijk veel stof tot nadenken: noodzakelijke illusies? Maar wanneer we verder lezen in de hoop op een verhelderende toelichting, is Gray ons alweer ver vooruit). En zoals het christendom een reactie was op scepsis, zijn seculiere geloofsovertuigingen een antwoord op het verval van het christendom, stelt Gray. “En de intolerantie die het christendom heeft nagelaten is alleen maar destructiever geworden: van imperialisme en communisme tot de onophoudelijke oorlogen gevoerd ter bevordering van democratie en mensenrechten, telkens weer zijn de meest barbaarse vormen van geweld gepropageerd als middelen tot een hogere beschaving

Onze westerse wereldbeschouwing is gebaseerd op de verlossingsidee die zich in de loop van de geschiedenis zal ontrollen. Onze wereld is de wereld van goed en kwaad. Gray hierover: “Het klopt dat mensen, als ze het moorden beu worden, zich heel vaak tot een tiran wenden om hen  toom te houden. Maar ze dromen nooit alleen maar van orde. Een meer georkestreerde vorm van bloedvergieten, vaak in eerste instantie gericht tegen minderheden behoort ook tot de droom die ze nastreven. In plaats van hun dagen in doffe en zinloze hopeloosheid te slijten, kunnen degenen die aan de vervolging deelnemen zich daardoor zien als spelers in een strijd tussen goed en kwaad”. Dan volgt een uiterst interessante uitweiding over het rituele geweld dat zo’n centrale rol speelde in de wereld van de Azteken. Aanhangers van de vooruitgangsgedachte willen het, aldus Gray, nogal eens doen voorkomen alsof we steeds minder oorlogsgeweld kennen in onze democratische wereld. Maar waar het aantal gesneuvelde soldaten afneemt, zien we tegelijkertijd dat het aantal burgerdoden exponentieel toeneemt. Zeker nu we de asymmetrische oorlogsvoering hebben leren kennen en al die conflicten waarbij de grootmachten betrokken zijn maar er wel voor oppassen elkaar rechtstreeks te treffen.

Dan betreden we het domein van de cybernetica en voert Gray Ray Kurzweil(1948) ten tonele die zich intensief met het vraagstuk van de kunstmatige intelligentie bezighoudt. Kurzweil: “Kunstmatige intelligentie zal uiteindelijk het menselijke denken achter zich laten; het doel van deze onderneming is niet ons te vervangen maar de reeds bestande mens-machinebeschaving verder uit te bouwen”. Gray veronderstelt dat de technologische innovatie voort zal blijven schrijden. En waar vroeger technologische revoluties tot een onderklasse van lompenproletariaat leidden, steven we nu af op een bourgeoisproletariaat. Gray voorziet een totale overbodigheid van menselijke manifestatie, aanwezigheid. Niemand, ook niet de briljantste elite, zal kunstmatige intelligentie bij kunnen benen. Een technologisch verbeterde soort zal deel gaan uitmaken van de evolutionaire ontwikkeling. En daar hoort dan gewoon bij dat mensen rudimentair worden.

En via Lovelock (1919), de bedenker van de Gaia-theorie, komen we uit bij Samuel Butler(1835 – 1902) die in 1872 al opmerkte: “Stel eens dat er nu zo’n twintig miljoen jaar bewuste schepsels bestaan: welke reuzenschreden hebben machines de laatste duizend jaar dan niet gezet! Zal de wereld niet nog eens twintig miljoen jaar voortduren? Zo ja, wat kan er van hen dan uiteindelijk niet worden!” Gray staat lang stil bij het gezag dat de wetenschap in onze samenleving heeft. Maar wetenschap is geen zienswijze op de wereld stelt hij, doch slechts een methode van onderzoek. Voor velen heeft de wetenschap bewezen dat het materialisme waar is maar voor Gray volgt daar niet uit – als het al waar zou zijn – dat elk ander wereldbeeld moet worden verworpen:  “Het eindresultaat van wetenschappelijk onderzoek zou wel eens kunnen zijn dat de menselijke geest het niet zonder mythen en fantasieën kan stellen. In dat geval zou de wetenschap ons terugvoeren naar onze illusies.

Dan keren we terug naar Socrates en merkt Gray op: “Aan de basis van het socratische geloof in de rede ligt een mystieke gelijkstelling van het ware met het goede”. En die gelijkstelling vormde vervolgens het fundament van het westers rationalisme. En als je de Godsidee verwerpt, zegt Gray, accepteer dan dat ‘de mensheid’ – immers het universele subject naar wiens verlossing de geschiedenis toewerkt – evenmin bestaat. Om te vervolgen: “Vóór al het andere impliceert beschaving terughoudendheid in het gebruik van geweld; maar wanneer het in dienst staat van verheven klinkende doelen heeft geweld een onweerstaanbare bekoring. Moord en doodslag hoort even onverbrekelijk bij de moderne mensheid als bij de Azteken, maar de droombeelden waarmee wij massamoord rechtvaardigen zijn primitiever en onwerkelijker dan de spottende goden van de Azteken”. Geloof in de bevrijdende kracht van kennis is de overheersende illusie van de moderne mensheid geworden, zegt Gray. Alleen gebrekkige en onwetende schepsels als mensen kunnen vrij zijn, zoals de marionet van von Kleist vrij kon zijn. De zondeval is niet een gebeurtenis aan het begin van de geschiedenis zoals beschreven in Genesis, maar vormt de intrinsieke toestand van wezens met bewustzijn, aldus Gray.

We kunnen ons blind staren op kennis maar we weten niet, we kunnen niet weten wat ons te wachten staat. Waarom zouden we dan niet onbevreesd onze onwetendheid toegeven? Gray stelt voor dat we geen dwingende betekenis aan ons leven opleggen, maar die betekenis gewoon  laten komen en gaan: “Door het feit van het niet weten te aanvaarden kun je een innerlijke vrijheid bereiken die sterker verschilt van die waarnaar de gnostici streefden. — Wie er niet naar streeft tot de hemel op te stijgen kan vrijheid vinden in het vallen naar de aarde”. Dit is een van de meest compacte boeken die ik van John Gray las. Even fascinerend als zijn eerdere werk maar niet altijd even toegankelijk. Dat komt onder andere doordat Gray met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de mensheid en de filosofie heen banjert. Ariejan Korteweg noemt in de Volkskrant (9 mei 2015) de kijk van Gray op ons aardse gedoe grimmig en weinig opbeurend. Dat ben ik in het geheel niet met hem eens. Dit is het type kritiek waarmee men vaker probeert de veronderstelde tegenstander buiten gevecht te stellen. John Gray is naar mijn idee een van de weinige echt originele denkers van onze tijd. Ik kan niet om hem heen: zolang wij een gevangene van onszelf zijn is vrijheid een illusoir begrip.

 

Enno Nuy

juni 2015