Gray, John – De stilte van dieren

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

AMBO, 159 pagina´s

 

De Britse filosoof John Gray begint zijn jongste boek met de Neanderthaler van Arthur Koestler en de geschiedenis van Joseph Conrad’s Kayert. Wij mensen hebben een hoge dunk van onszelf maar feitelijk begrijpen we niets van de wereld en we verbleken in vergelijking met de ons omringende fauna en flora. En iedere notie van een vooruitgangsidee – een thema dat we bij Gray vaker tegenkomen – is te onzinnig voor woorden. En al helemaal de gedachte dat vooruitgang iets is dat ons als noodzakelijke consequentie van de evolutie te wachten staat. Veranderingen, ten kwade of ten goede, komen schoksgewijs. Echte veranderingen worden ingeluid door bloedvergieten en revoluties. En via Conrad, Koestler, Lyons en Malaparte voert Gray ons naar de hedendaagse crisis, die net als de crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw gepaard gaat met een verschuiving in de globale machtsverhoudingen. Verschoof toen het zwaartepunt van Europa naar de VS, nu verschuift het zwaartepunt van West naar Oost. De natuur is wreed en het is naïef te veronderstellen dat de mens niet wreed zou zijn.

Wanneer waarheid en betekenis met elkaar in strijd zijn, zegt Gray, legt de waarheid het af. Waarom is de mens toch vooral op zoek naar betekenis, de reden waarom mythen zo’n grote rol spelen in het leven van de mens? Meestal omdat de mens de gedachte niet kan verdragen dat er geen enkele zin aan dit leven kan worden ontleend. Of komt het omdat onze taal ons daartoe als vanzelf dwingt? Taal is immers de uitdrukking van betekenis. Ook in dit boek gaat Gray weer tekeer tegen het humanisme, dat hij als een hoeder van de vooruitgangsgedachte beschouwt. In gesprek met Einstein stelt Freud dat wetenschap en mythe allebei manieren zijn om de chaos tegemoet te treden. En waar wetenschap tot kennis leidt, leidt de mythe tot illusies. Maar illusies hoeven niet per se fout te zijn. De meest sprekende en meest voorkomende vorm van mythe is religie. Religie komt vooral tegemoet aan de menselijke behoefte aan zingeving.

Interessant is de passage waarin Gray nader ingaat op Jung, wiens denken liet zien hoe psychologie het vehikel voor een nieuwe religie kon worden. De Darwinist Ernst Haeckel speelde hier een centrale rol. Haeckel wilde een nieuwe religie stichten die was gebaseerd op wetenschappelijk materialisme en de evolutietheorie. Hij noemde dat monisme. Haeckel “verdedigde onder meer de stelling dat de menselijke soort was samengesteld uit een rangorde van raciale groepen en hij bepleitte eugenetica om de genetische kwaliteiten van de bevolking te verbeteren”. Haeckel zelf stond aan het hoofd van een Monistische Bond tot welk gezelschap niet alleen lieden als Ernst Mach, Ferdinand Tonnies en – aldus Gray – de zeer invloedrijke occultist Rudolf Steiner behoorden maar ook communisten en nazi’s. Haeckel zou zich ontpoppen als een ware antisemiet en na de oorlog postuum furore maken als intellectuele held in de communistische DDR. De in deze gezelschappen verkerende lieden koesterden een evolutionaire religie en völkische bewegingen. Minderheden die een harmonieuze gemeenschap zouden kunnen verstoren moest worden verdreven of geneutraliseerd. En hier treedt Jung op de voorgrond die het individu niet zijn eigen mythen liet opsporen maar zich juist inzette om het individu met mythen van meer archetypische aard in contact te brengen. Gray: “Deze eeuwige oerrealiteiten, die zich kenbaar maken in gnostische teksten en de esoterische symboliek van de alchemie, konden worden herenigd met de moderne psyche”. Jung kon het hellend vlak niet meer ontwijken en hij stelde zelfs dat “het arische onbewuste hogere vermogens heeft dan het joodse”. Ofschoon Jung zich na de eerste oorlogsjaren meer en meer op de geallieerden richtte en zelfs met de CIA samenwerkte om de nazileiders psychologisch te kunnen duiden, blijft de verdenking bestaan dat hij zich als een ware opportunist gedroeg. Mythen zijn geen eeuwige archetypen, stelt Gray. Mythen lijken op flarden muziek die je in het voorbijgaan op hoort duiken om vervolgens weer weg te sterven.

En niet minder interessant is de passage waarin Gray het werk van Mauthner bespreekt, een radicaal nominalist, die de greep van woorden op de geest losser wilde maken. Hij schreef onder meer een vierdelig werk over atheïstisch denken en concludeerde dat ‘atheïsme’ net als ‘god’ slechts een woord is. Je bent pas atheïst als je niets kunt aanvangen met de concepten en doctrines van  atheïsten. Hij bewonderde Meester Eckhart die stelde dat je niets over God kon zeggen, zelfs niet dat God bestond. “Atheïsme betekent niet het opgeven van geloof in een god maar veeleer het geloof opgeven dat taal meer zou zijn dan een praktische conventie. De wereld is geen talige schepping, maar iets wat zich – als de God van de negatieve theologen – aan taal onttrekt. Atheïsme is in die benadering slechts een fase op weg naar een veel verdergaand scepticisme”.

In het laatste essay van dit wonderlijke boek, getiteld Een ander zonlicht, laat Gray ons aan de hand van het werk van J.A. Baker zien dat zelfs zoiets triviaals als een ‘plek’ niet bestaat. Plaats is beweging, zegt Baker, die zich zijn leven lang heeft verdiept in het leven van de slechtvalk. Er zijn evenveel werelden als mogelijke wisselingen in het licht. Op zoek gaan naar stilte betekent erkennen dat het leven van de daad ontoereikend is, aldus Gray. Maar waar zwijgen voor andere dieren een natuurlijke toestand van rust is daar trachten mensen door stilte te ontsnappen aan innerlijke verwarring. Mensen verlangen naar stilte omdat ze van zichzelf verlost willen worden; andere dieren leven in stilte omdat ze geen verlossing nodig hebben, andere dieren kortom, bezitten de stilte als hun geboorterecht.

Een sleutelzin in het denken van John  Gray lijkt mij de volgende: “Keren romantici zich af van de door mensen vervaardigde dingen om betekenis te vinden in iets wat niet door mensenhand is gemaakt, idealisten keren naar de wereld terug om aan het verlies van betekenis te ontkomen. Beiden begaan een vergissing. De menselijke geest, reeds een raadsel voor zichzelf, schept werelden die ze niet kan bevatten.” Onlangs bezocht ik de tentoonstelling van recent werk van de tekenaar Robbie Cornelissen in het Gemeentemuseum Kampen. Gray formuleert de volgende zin die naadloos past op het werk van Cornelissen of andersom: “Wie met andere dan alledaagse ogen kijkt, kan stedelijke landschappen zien die even vreemd zijn als de niet in kaart gebrachte streken op aardewaar ontdekkingsreizigers voor het eerst voeten zetten”.

En ook het werk van de Belgische fotograaf Henk van Rensbergen past hier wonderwel, kijk eens op www.abandoned-places.com, u zult versteld staan. Terug naar de mythen die voor ons mensen kennelijk van onschatbaar belang zijn. Of het nu Socrates was,  het christendom of het humanisme, verlossing en vooruitgang waren het parool. Kun je ook een goed leven leiden zonder metafysische troost? Voor de meesten onder ons is dat klaarblijkelijk niet het geval. Maar, zegt Gray, als het al ooit zal lukken de menselijke geest te bevrijden van mythe, dan zal dat niet door toedoen van de wetenschap of de rede zijn maar als gevolg van contemplatie. Een activiteit die niet ten doel heeft de wereld te veranderen of te begrijpen, maar haar simpelweg wil laten zijn. De essentie is hier vooral gelegen in het uitschakelen van het zelf, niet om een hoger zelf (transcendentie) te bereiken. Wij moeten niet denken in termen van verlossing, er valt niets te verlossen. Wij zijn slechts een betekenisloos onderdeel van de wrede natuur.

Wat opvalt in de kritiek op mensen als Dawkins en Gray is dat hen hun consequente levenshouding, hun consequente denken wordt verweten. Zo wordt Dawkins steevast en militante atheïst genoemd. En in de NRC én de Volkskrant, wordt Gray afgedaan als iemand met verbrijzelende standpunten, dogmatisch en absoluut, iemand die behept is met een tunnelvisie. Die kritiek lijkt mij geen hout snijden. Gray is naar mijn idee een belangwekkend filosoof juist omdat hij consequent is. Je mag je best afvragen of hij in De stilte  van dieren niet al te selectief winkelt in filosofie, religie en literatuur om zijn gedachten te illustreren maar al was het maar om je eigen overtuigingen eens op de korrel te nemen: ook deze Gray is zeer de moeite waard.

 

Enno Nuy

april 2013

2018-10-24T09:51:02+00:00