Abou Jahjah, Dyab – Pleidooi voor radicalisering

image_pdfDit artikel downloadenimage_printDit artikel uitprinten

Abou Jahjah, Dyab – Pleidooi voor radicalisering

De Bezige Bij, 146 pagina´s

Er was voorafgaand aan de publicatie veel te doen over dit boekje. Een paar schrijvers meenden dat het niet uitgegeven mocht worden door hun uitgever. Schrijvers die zich tegen het vrije woord verzetten, snapt u het nog? Nu is het pamflet dat pleit voor radicalisering dan eindelijk verschenen – want natuurlijk zwichtte de uitgever niet voor een paar idioten – en we kunnen alleen maar konkluderen dat het sop de kool niet waard was. Jahjah is bekend geworden door de Arabisch-Europese Liga, een organisatie die inmiddels alweer ter ziele is. De AEL verzette zich tegen gedwongen assimilatie en bepleitte integratie op basis van de eigen identiteit. Laten we het erop houden dat de AEL vooral de emancipatie van moslims in de westerse samenleving dichterbij wilde brengen. Wat hun programma problematisch maakte was de steun aan het ontmantelen van de staat Israël en zeker toen de AEL flirtte met Hamas en Hezbollah en cartoons over de holocaust op hun website plaatste in reactie op de roemruchte Deense cartoons, raakte de organisatie besmet met een min of meer latent en diffuus antisemitisme. Erg populair is de AEL nooit geworden, ze haalde bij verkiezingen ooit eens 1,4 procent van de regionale stemmen. Abou Jahjah liet zich met name in Zomergasten 2016 kennen als een gepassioneerd spreker, die inmiddels afstand had genomen van Hamas en Hezbollah en zich vooral bezig zei te houden met het nieuwe burgerschap dat door radicalisering tot een nieuwe, vrijere samenleving zou moeten leiden. In zijn nu gepubliceerde manifest legt hij zijn visie omstandiger uit. Marcel Möring, een van de criticasters voordat het boek gepubliceerd werd, ziet in het boek vooral oude linkse wijn in nieuwe modieuze zakken en concludeert dat “dit pleidooi in ieder geval niet het soort proza is waarvoor iemand De Bezige Bij gedag hoeft te zeggen”.

Ik heb het boek gelezen en kom aan het einde tot de konklusie dat ik niet veel wijzer ben geworden. Want juist als het erop aankomt dat de schrijver ons na de analyse uitlegt welk pad we zouden moeten bewandelen om ons doel te bereiken laat hij het volledig afweten en verzandt hij in vage beelden waar niets concreets uit af te leiden valt. De analyse is in grote lijnen wel duidelijk. Abou Jahjah onderscheidt twee soorten radicalisering, een constructieve en een destructieve soort. Hij schetst hoe de gevestigde macht per definitie allergisch is voor alles wat radicaal is, zelfs wanneer het om een in essentie constructieve houding gaat. De occupy-beweging werd algauw geframed als een linkse anarcho beweging, een van de manieren om een kritische beweging verdacht te maken en buiten de orde te plaatsen. De radicalisering van jonge moslims die zich laten verleiden door het fascistoïde gedachtengoed van moslimfundamentalisten als IS ziet Abou Jahjah vooral als een destructieve radicalisering.

Opvallend is dat voor Abou Jahjah het begrip ‘macht’ centraal staat in zijn denken. ‘Macht’ als een bijna neomarxistisch substituut voor ‘kapitaal’. Hij stelt de macht vaak voor als was het een handelend subject maar dat levert in de praktijk geen bruikbare metafoor op. Macht speelt immers een rol in iedere intermenselijke relatie. Dat kan tot spraakverearring leiden, bijvoorbeeld wanneer Abou Jahjah schrijft dat “beschaving niet zozeer het product van macht is, maar van de voortdurende rebellie ertegen, door toe-eigening ervan of door innovatie”. Er valt wel wat af te dingen op deze grote-stappen-snel-thuis-waarneming.

Hoe het ook zij, ook Abou Jahjah beschouwt “de democratie ondanks haar tekortkomingen als een grootse verworvenheid van de beschaving. Democratie, met haar scheiding van machten, haar mensenrechten en algemeen  kiesrecht was niet een keuze van de macht, maar een concessie die de macht moest doen aan de krachten van het constructief radicalisme”. Ik kan op zich wel leven met deze samenvatting van de Franse revolutie en de Verlichting, zolang we ons maar realiseren dat er meer woorden gebruikt moeten worden om de werkelijkheid recht te doen.

Dezelfde bedenkingen komen op wanneer Abou Jahjah het heeft over de rol van ideologie en crises in het ontstaan van massabewegingen en radicalisme. Laten we, in navolging van Dijsselbloem, vaststellen dat de financiële crisis van 2008 en de jaren daarna bepalend is geweest voor de toenemende populariteit van populisten, dan zien we meteen dat radicalisme misschien voort kan vloeien uit een crisis maar dat het lastig is dat proces te duiden in termen van radicalisme. Abou Jahjah lost dit vraagstuk op door een onderscheid te maken tussen het xenofobe nationalisme en protectionisme van antiglobalistische populisten en de constructieve radicalen anderzijds. De eerste groep herken ik wel, de tweede niet.

In dit betoog over constructief en destructief radicalisme beschouwt Abou Jahjah het zionisme als destructief radicalisme omdat “het een desolaat land van Palestina maakte en in plaats daarvan een utopisch project wilde vormgeven waarin geweld en onderdrukking niet geschuwd werden. De utopie van een veilig land voor de joden, die een dystopie en een nachtmerrie bleek voor het Palestijnse volk. Maar zionisme is het kind van het Europees antisemitisme, en een reactie tegen het vernederen, het vervolgen en het uitroeien van Europese joden door de eeuwen heen. De trieste ironie van dit alles is dat het zionisme, als ideologie en als gewelddadig koloniaal project, nu een van de redenen is waarom veel Arabieren voor andere vormen van radicalisme kiezen”. Abou Jahjah doet hier alsof het antisemitisme door Europa is uitgevonden en met de stichting van de staat Israël naar het Midden Oosten is geëxporteerd maar die voorstelling van zaken lijkt mij flagrant in strijd met de werkelijkheid. Abou Jahjah kent een grote rol toe aan internet en suggereert dat internet van invloed is op de vorming van een middenklasse-identiteit en van een politiek bewustzijn, maar ook op de opleving van activisme op het gebied van patriottisme en anti-corruptie. Daar zijn zeker voorbeelden van te vinden maar naar mijn mening gaat Abou jahjah te ver als hij schrijft dat internet het speelveld is van de mondiale realiteit en daarom een belangrijke rol vervult bij de vorming van een klassenbewustzijn.

Vervolgens komt hij tot een globale stratificatie van de wereldbevolking die hij onderverdeelt in globals ($50 tot $200 per dag, circa 6 procent uitmakend), semiglobals ($20 tot $50 per dag, 9 procent), protoglobals ($10 tot $20 per dag, 13 procent), locals (56 procent) en protolocals (15 procent). De wereldelite beslaat circa 1 procent. Deze stratificatie komt grotendeels wel overeen met die uit andere economische analyses. Abou Jahjah ziet vooral de protoglobals als potentieel bedreigend voor ‘de macht’, daar zit dus het radicaliseringskapitaal. Kennis wordt heel snel verspreid, met name uiteraard door internet. Veel sneller dan macht en kapitaal. Dus, zegt Abou Jahjah, cultureel integreert het systeem mensen veel sneller dan structureel en economisch. En daarin ziet hij ook de grootste bron van conflicten in de moderne tijd: hoe meer mensen cultureel geïntegreerd in het systeem raken, hoe meer ze zullen worden geconfronteerd met hun sociale uitsluiting en hoe minder gelukkig ze zullen worden. En precies op die gevoelswereld spelen de populisten in. Tot zover in grote lijnen de analyse van Abou Jahjah. Zoals ik al zei, het meest interessante is de vraag of er een derde weg is naast de keuze voor globalisering of nationalisme. Abou Jahjah kiest voor regime change op mondiaal niveau en dat is behoorlijk ambitieus. Hij vestigt zijn hoop op de mondiale middenklasse die met haar opkomende cultura franca de entiteit is die het meeste potentieel heeft om de natiestaat te overvleugelen en een mondiaal subject te worden. En het zijndus de protoglobals die het verzet tegen de macht moeten leiden. Hier haak ik af. Ik zie geen beweging ontstaan die natiestaten kan overstijgen. De tegenkrachten zullen altijd groter zijn en ook de middenklasse, hoe bevlogen ook, zal de natiestaat niet op willen geven. Zeker in het huidige tijdsgewricht is het volkseigene, de eigen cultuur allesbepalend voor het gevoel van welvaart en veiligheid van de burger. Zeker momenteel is of komt het roer grote delen van de wereld in handen van de protectionisten en nationalisten, de populisten en… Afin, Abou Jahjah ziet een toekomst weggelegd voor wat hij de commons noemt, gemeenschappelijke structuren als tegengif voor de heersende macht. Airbnb of Uber lijkt hij als voorbeelden van zulke commons te zien maar hij ziet over het hoofd dat het daarbij om gewone bedrijven gaat die inderdaad dwars ingaan tegen de bestaande economische orde maar wel geleid worden door hyperkapitalisten die helemaal niets van regulering moeten hebben en bij uitstek deel uit willen maken van de bestaande machtsstructuren om hun positie daar te consolideren en verstevigen. Maar Abou Jahjah houdt vol dat de commons, welke dat ook mogen zijn, zich politiek moeten gaan manifesteren zodat er een diffuse vorm van volkssoevereiniteit ontstaat. Dus waar hij eerder nog de democratie prees is die nu opeens geheel verdwenen en hoe de nieuwe volkssoevereiniteit eruit moet komen te zien laat hij geheel in het ongewisse. Misschien verkeert Abou Jahjah teveel temidden van jonge kosmopolitische stedelingen, van wie inderdaad overal ter wereld een verfrissende invloed uit kan gaan. Je vindt hen vooral in de grote metropolen. Vooralsnog echter is er niets wat erop duidt dat zij de voorhoede vormen van een nieuwe samenleving met een nieuw elan. Kijk eens naar Engeland waar de Brexit voorkomen had kunnen worden als de jongere generaties massaal gebruik hadden gemaakt van hun democratisch stemrecht. Ze verkozen het thuis te blijven maar niet omdat ze commons aan het vormen waren die vorm en inhoud moeten gaan geven aan de nieuwe wereld. Het ontbrak hen aan een narratief voor het wenden van enige steven.

Enno Nuy
december 2016

2018-10-25T09:36:47+00:00