Böll, Heinrich – De engel zweeg

Amber 1994, 143 pagina’s

In 1950 bood Böll zijn manuscript De engel zweeg aan zijn uitgever aan. De roman werd evenwel niet gepubliceerd omdat naar de mening van de uitgever het lezerspubliek niet op oorlogsliteratuur zat te wachten, omdat zekere gevoelens en emoties uit die periode niet meer zo goed navoelbaar zouden zijn, omdat en zo voorts. In 1992 gaf zijn weduwe de roman alsnog vrij voor publicatie, meer dan veertig jaar na dato. De roman werd alsnog een succes, veertig jaar na dato. De oorlog houdt nooit op. Het is een roman waar je stil van wordt en de beelden dringen zich aan je op: de verwoeste brug over de Rijn bij Keulen op het omslag van de oorlogsbrieven van Böll, Eure Städte sind mit Feuer verbrannt en de Gedächtnisskirche in Berlijn, Rotterdam 1940, Kabul 1980, Beirut 2006 en zo voorts. Een roman over thuiskomen waar geen thuis meer is, nooit meer zal zijn. De overwonnen natie is niet alleen haar identiteit of trots kwijt, de mens heeft zichzelf verloren. Verdoofd, eindeloos verdoofd, alsof het oorlogsgeweld nog steeds nadendert in de hoofden van mensen, geen ruimte meer biedend aan hoop, aan liefde, aan maakt niet uit welke gevoelens dan ook. Wat voor een verschrikkelijke onnavolgbare ramp heeft zich over ons voltrokken, kunnen we onszelf ooit weer uit dit moeras omhoog trekken?

Een roman over honger, niet te stillen honger, honger die misselijk maakt, de zegening van droog en oud brood. Een roman over eenzaamheid en een roman over liefde die wel benoemd maar nauwelijks nog gevoeld kan worden: “ik denk dat ik van je hou; ik ook van jou denk ik”. Böll schrijft niet over de hoogverheven mens, hij heeft er weinig mee op. Hoezeer hij zich in zijn brieven tijdens de oorlog ook afzette tegen zijn kazerne-genoten, de leegte in de blikken van mensen, overal waar hij ze tegenkwam, hij heeft al die jaren gezien hoe de gewone mens misbruikt werd voor politieke doelen die hij niet kon overzien….

Hoe kom je thuis na een waanzinnige oorlog en een apocalyptische vernietiging van een heel werelddeel, na de zinloze dood van miljoenen mensen. Hoe kom je thuis en hoe kun je ook maar één gedachte besteden aan de gedachte dat je tot de agressor behoorde? Er is geen plaats, geen tijd, geen energie voor gedachten, enkel het stapje voor stapje hervinden van iets wat op een leefritme lijkt: het dak, het bed, beschutting tegen de tocht, het brood, het woord van troost, het warme lijf….

Dat Böll hier in de jaren direct na de oorlog al zo over schrijven kon, getuigt van het grote schrijverschap waarvan sedertdien zou blijken. Maar het lezerspubliek was hier nog lang niet aan toe. Nu wel, straks weer en het zal niet anders zijn dan Böll beschreef.

 

Enno Nuy

Juni 2007