Blom, Philipp – Wat op het spel staat

De Bezige Bij, 218 pagina´s

 

De historicus Philipp Blom (we kennen hem onder andere van Alleen de wolken en De duizelingwekkende jaren) schreef een pamflet onder de titel Wat op het spel staat en beantwoordt die vraag aan het einde van zijn boek met slechts één woord: alles. In dit pamflet treffen we geen historisch onderzoek aan maar analyseert Blom de staat waarin de wereld van dit moment verkeert. Geen bronnenonderzoek of notenapparaat maar dat betekent niet dat de historicus er maar op los fantaseert. Laat degene die hem wil weerspreken maar opstaan. Dit pamflet zou verplichte kost voor politici moeten zijn, laat ze het allen lezen en er dan op prime time een live uitgezonden plenaire vergadering van het parlement aan besteden. Dat zou meer winst opleveren dan welke beleidsmaatregel ook.

Het zijn vooral de Westerse samenlevingen die geen toekomst meer ervaren. Veel mensen willen terug naar een beter verleden, willen muren bouwen, zich weer veilig voelen. Onze drang tot musealiseren sluit daarbij aan. Wereldwijd bestaan er ongeveer 55 duizend musea en twee derde daarvan bevindt zich in Europa en de Verenigde Staten. Tegelijkertijd zijn we getuige van technologische ontwikkeling die even spectaculair als razendsnel is. We hebben zelflerende computers ontwikkeld die zonder erom gevraagd te zijn klokslingers gingen analyseren en zelfstandig de wetten van Newton formuleerden! Hoe het ook zij, het zal niet lang meer duren voor de factor arbeid, menselijke arbeid gemarginaliseerd is. En arbeid werd tot heden altijd beschouwd als hét middel tot zelfverwezenlijking. De ontkoppeling van productiviteit en werknemersaantallen heeft reeds ingezet en tegelijkertijd zien we het inkomen van het personeel in het midden van de inkomensschaal afbrokkelen. Zie ook de studies van Piketty. En het kan niemand bevreemden dat de macht van vakbonden tanende is en overal, zeker in Europa, zien we de sociaaldemocratie afsterven. Deskilling – aldus Blom – het verlies van competenties en vaardigheden, is een belangrijk aspect in de omgang met technologie met onder meer de infantilisering van de consument als gevolg. Kortom: als de technologische verandering sneller gaat dan de wisseling van generaties, ontstaat er onvermijdelijk frictie. Het grote risico dat we lopen is dat in een samenleving waarin menselijke arbeid overbodig is, ook de mensen zelf overbodig zijn geworden. Wat het geglobaliseerde ultrakapitalisme altijd nodig zal blijven hebben zijn consumenten. En als een economie geen menselijke arbeid meer nodig heeft, maar haar productiviteit daardoor niet daalt, moeten de winsten uit die productiviteit worden herverdeeld, zodat er geconsumeerd kan blijven worden. Ligt hier niet de noodzaak, de onvermijdelijkheid van een basisinkomen?

De opwarming van de aarde, de digitalisering en de omvorming van mensen tot consumenten zijn producten van de industriële revolutie, de massaproductie en het tijdperk van de aardolie. Het is cruciaal hoe we hiermee omgaan. Of we leren ons aan de nieuwe omstandigheden aan te passen of we gaan te gronde. Meer smaken zijn er niet. Maar vooralsnog bezondigen we ons aan een economisch kolonialisme. Elk land, ieder plekje waar zich potentiële consumenten bevinden is in de eerste plaats een markt die uitgebreid kan worden. Dit is de grote liberale droom, eindeloze economische groei waarin het individu is gereduceerd, verengd tot consument. Een liberale droom die haar oorsprong in de Verlichting vindt, het moment waarop de ratio ons denken begon te beheersen.

De Britse historicus Ian Kershaw schets in zijn De afdaling in de hel vier factoren die na 1918 hebben geleid tot de ineenstorting van de Europese democratieën: de explosieve verspreiding van een etnisch-racistisch nationalisme, verbitterde en onverzoenlijke territoriale herzieningseisen, een acuut klassenconflict en een lang aanhoudende crisis van het kapitalisme. We hoeven niet lang na te denken, aldus Blom, om in dat verleden ons heden te herkennen. Wij leven weliswaar niet in een modern Weimar maar we kunnen ons niet nog eens een financiële crisis als die van 2008 permitteren. Daarmee hebben veel democratieën hun legitimiteit verloren in de ogen van wel heel veel burgers. Blom: “Die crisis heeft niet alleen financiële reserves nutteloos in rook op doen gaan, maar ook publiekelijk en volkomen schaamteloos het geloof in de fundamentele rechtvaardigheid van een samenleving, die eerlijke arbeid beloont en misdaad bestraft.”

Terug naar de Verlichting waarvan Blom constateert dat die van meet af aan óók te zien is als een machtsinstrument van een bepaalde sociale klasse, die met democratie niet veel op had en die in haar ideeën een cynische rechtvaardiging vond voor de onderwerping van hele bevolkingen aan het dictaat van ondernemingen en internationale organisaties, aan de zogenaamde dwang van een globalisering die er hoofdzakelijk toe dient de markten van de zich ontwikkelende wereld te openen voor de zakelijke belangen van de rijke wereld. Het is niet voor niets dat er voor velen (Adorno, Horkheimer, Derrida, Foucault) een rechte lijn loopt van de Verlichting naar de verbrandingsovens van Auschwitz: het verhaal van vooruitgang en ratio als een masker van de macht, een manier om minder bevoorrechte mensen te onderdrukken en uit te buiten. Hoe het ook zij, de liberale droom en de markt horen bij elkaar. De democratie heeft markten nodig maar andersom is dat niet het geval. Die markten moeten worden gereguleerd en daarvoor hebben we staten en overheden maar een vrije markt is een totale illusie, onbewust als we ons vaak zijn van de mechanismen die ons consumentengedrag sturen. Die markt neemt het niet zo nauw met de rechten van de consument en de liberale droom wordt de facto teruggebracht tot statistiek. Markten moeten groeien om niet door hun eigen schulden te worden ingehaald en zo worden markten steeds vraatzuchtiger en zullen ze steeds meer natuurlijke hulpbronnen verwoesten.

In het hoofdstuk De vesting beschrijft Blom de tegenbeweging van de liberale droom: de joods christelijke samenleving van Bannon in de Verenigde Staten die wordt bedreigd door atheïsme en islam, het hindu nationalisme van Modi in India, het nationalisme van Poetin in Rusland, het moslimnationalisme van Erdogan in Turkije alsook de populistische nationalistische bewegingen in de Europese natiestaten. Al deze bewegingen hebben meer overeenkomsten dan verschillen en streven eenzelfde paternalistische samenleving na waar abortus wordt verboden en vrouwen ondergeschikt aan mannen zijn, waar xenofobie de boventoon voert en alle beweren ze als enige het volk te vertegenwoordigen en de samenleving aan het volk te zullen teruggeven. In tegenstelling tot de liberale droom probeert de autoritaire droom een ideaal verleden nieuw leven in te blazen. Socioloog Zygmunt Bauman noemde dat ‘retrotopie’. Die autoritaire droom verbindt elementen van rechts en links, zoals historisch gezien ook het fascisme en nationaalsocialisme hebben gedaan. En dit autoritaire vesting-denken heeft onmiskenbare overeenkomsten met het fascisme waarvoor we niet de ogen mogen sluiten: apocalyptisch denken, de eindstrijd, de leiderscultus, de mobilisering van de massa, het vijanddenken waarbij de gevestigde steevast corrupte elite, de globalisering en de liegende media de nieuwe jood zijn. Uiteindelijk is deze retrotopie te beschouwen als een opstand tegen de moderniteit. Een niet te onderschatten macht en we moeten ons realiseren – aldus Blom – dat de weg naar de mondiale republiek van Weimar loopt via een nieuwe beurskrach. Van de klassieke publieke ruimte – de gedeelde werkelijkheid van alle burgers – is niet veel meer over. Ieder leeft in zijn eigen werkelijkheid, zijn eigen bubble waar feiten vaak volkomen irrelevant zijn geworden, waar ‘alternative facts’ hun intrede hebben gedaan, we zijn een samenleving zonder discussie en zonder tegenspraak geworden waarin de “gesofisticeerde digitale verdomming” de democratie behoorlijk doeltreffend weet uit te hollen.

In het hoofdstuk Geen weg terug getiteld vat Blom zijn pamflet nog eens helder samen in een aantal stellingen, zoals Wie muren bouwt, zal merken dat ze worden ingedrukt en Vooruitgang is omkeerbaar. Maar de essentie is dat een samenleving hoop moet kunnen koesteren, hoop die rationeel en gerechtvaardigd is en dat kan alleen in een samenleving die een toekomst heeft en die in vrede met haar buren en de technologische ontwikkelingen leeft. En dat wij dus geconfronteerd worden met de noodzaak van radicale veranderingen en dat lukt alleen maar als voldoende mensen dat op tijd ook na willen streven. Weinig reden tot optimisme, aldus Philipp Blom.

En vervolgens schetst hij hoe zo’n veranderde samenleving eruit zou kunnen zien, samen te vatten als een combinatie van de donut economy van Kate Raworth en het basisinkomen. Geen utopie, we blijven worstelen met betrokkenheid van burgers en democratie, we blijven worstelen met migratie en vrije pers maar we zouden een eind kunnen maken aan de schaamteloze uitbuiting van de natuurlijke hulpbronnen die nu eenmaal onlosmakelijk is verbonden aan de liberale droom. De vraag is natuurlijk hoe realistisch zo’n droom is. Uiteindelijk is ook die droom van Blom een vorm van wensdenken. Met evenveel kracht van fantasie en argument kan er een globale samenleving ontstaan die definitief wordt gekaapt door sterke mannen en waarin we toekomstloos blijven, ons wanend in een nimmer eindigend heden maar onmiskenbaar als lemmingen de afgrond tegemoet rennend. Zoals Blom zelf al zegt: “domme hoop en naïef optimisme zijn de doodgravers van veel goede ideeën geweest.” Een nieuwe Verlichting is noodzakelijk maar zij is nooit een panacée voor alle onvolkomenheden van een menselijke samenleving. Maar we moeten er wel van doordrongen zijn dat er geen groots plan voor de mensheid bestaat, geen beschermende, onzichtbare hand. Homo sapiens zal het alleen halen als hij zich éénmaal in zijn carrière op deze planeet niet als een gistcultuur gedraagt. Wat op het spel staat? Alles.

Dit boek is even verhelderend als onontkoombaar en verontrustend. Doemdenken? Geenszins, was dat maar zo, dan konden we het met een gerust hart terzijde schuiven. Wij allemaal moeten hier wat mee, ieder binnen onze individuele beperkte mogelijkheden maar vooral collectief, als samenleving op zoek naar hoop en toekomst.

 

Enno Nuy

december 2017